Het interactioneel model Debby Van Linden Veerle Van Aken
Betekenisverlening Staat centraal in het interactioneel model (two person – psychologie) Dingen krijgen een specifieke betekenis in de context of de relatie waarin ze aanwezig zijn.
Verschillende betekenissen
Algemene vergelijking ONE PERSON Ψ Intrapsychisch beleven van de patiënt Neutraliteit en abstinentie (blank screen) Individu = gesloten systeem TWO PERSON Ψ Interactie tussen patiënt en behandelaar Betrokkenheid (geen blank screen) Individu = open systeem
Therapie Doel Interactie tss. patiënt en behandelaar ontrafelen. Interne werkmodellen achterhalen en zonodig bijsturen. Kenmerken Basale relationele betrokkenheid Therapeut beleeft en observeert tegelijkertijd (derde positie)
Begrippenkader ONE PERSON Ψ TWO PERSON Ψ WEERSTAND = Conflict tss. de wens om te vergeten en te herinneren. OVERDRACHT = creatie van de patiënt (verstoorde perceptie). TEGENOVERDRACHT = behoeftenbevrediging wordt geanalyseerd. TWO PERSON Ψ WEERSTAND = Spanning tss. oude en nieuwe objectrelationele betrokkenheden. OVERDRACHT = creatie van patiënt en behandelaar. TEGENOVERDRACHT = overdracht door de behandelaar als reactie op de overdracht van de patiënt.
Sandor Ferenczi (1873 – 1933) Kernbegrippen: actieve techniek Van Hongaarse afkomst Arts Leerling van Freud Erkende seksueel misbruik ( Freud) Kernbegrippen: actieve techniek overdracht wederzijdse analyse
Vergelijking kernbegrippen FREUD Inzicht in en reconstructie van het trauma (verleden). Neutraliteit en abstinentie. Overdracht = creatie van de patiënt. Duidelijk onderscheid behandelaar – patiënt (analyticus = professioneel) FERENCZI Actieve techniek = emotionele ervaringen te corrigeren in het hier en nu. Creatie van setting: veiligheid, acceptatie en empathie. Overdracht / tegenoverdracht wordt beïnvloed door karakteristieken behandelaar. Wederzijdse analyse (onderscheid vervaagd)