Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Advertisements

Rekenwerk Alle mogelijkheden die je tegenkomt.
Hoofdstuk 2: Geld en ruil
VWO 4: Markten-1 Hoofdstuk 4: De Werkloosheid
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
stijging van het algemeen prijspeil
Vraag en aanbod H1. Vraag van de consument Over het algemeen geldt dat consumenten minder gaan kopen van een product als de prijs hoger wordt. Er bestaat.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
Lesbrief Arbeidsmarkt
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Inkomen les 10 Zelftest Inzichtvragen
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 3: Welvaart
Hoofdstuk 2: § 2.1: Procenten
gespannen arbeidsmarkt
Inkomen verdienen.
REKENEN.
Management & Organisatie Lesbrief: Welvaart VWO 4 Les 11 – Indexcijfers deel 2 Datum: 23 september 2010 Docent: Henk Douna.
Een overzicht van de mogelijkheden
 (het is niet zo moeilijk…)
Jullie hebben lef... .
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Inkomen les t/m Begrippen Welvaart de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Boek 2: Kopen & Werken Hoofdstuk 7: Markten
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Prijsindexcijfer Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Goede tijden, slechte tijden
Nominaal versus reëel inkomen
Hoofdstuk 1 Waar blijft je geld?
Conjunctuur.
Investeringen Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
Herhaling Hoofdstuk 1.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
Inflatie en deflatie Door Jochem Jansen.
Overzicht Inflatie Twee soorten: Deflatie Daling algemeen prijsniveau
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Basisboek Marketing Hoofdstuk 10 Inkomenselasticiteit.
WAT IS HET BBP (3/3)? Les 3 1. WAT IS HET BBP? inflatie = stijging van het algemeen prijspeil >>> impact op berekening bbp 2.
Indexcijfers Meervoudig indexcijfer Gewogen indexcijfer.
Uitwerkingen hoofdstuk 1. Antwoorden Jaar inkomen Hugo € 2600 x 12 = € Jaar inkomen Alice € 2053 x 12 = € Vakantiegeld € Spaargeld.
De economische kringloop
Presenteren van gegevens Retailmarketing hoofdstuk 3, paragraaf nominaal of reëel.
 Hier worden leningen of kredieten verstrekt 2 deelmarkten: Geldmarkt: Kortlopende kredieten (1 a 2 jr) Kapitaalmarkt: Langlopende kredieten (langer.
Antwoorden oefenvragen stencil 2 2 Brutoloon € 2600 Inkomensafhankelijke bijdrage zvw€ 100 – Loonheffing€ 500 – Werknemersdeel werknemersverzekeringen.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Welkom havo 4..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Welkom 4 Havo..
Welkom 4 Havo..
Economisch bekeken Mavo 4
Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie
Nederland en de rest van de wereld
Inflatie en koopkracht
Indexcijfers en omzetprognose
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie Lesbrief Inkomen en groei Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie

Nominaal inkomen = inkomen gemeten in geld. 2.1 Nominaal en reëel inkomen Nominaal inkomen = inkomen gemeten in geld. Reëel inkomen = inkomen gemeten in goederen, dus hoeveel producten je met je geldinkomen kunt kopen. Een verandering van de koopkracht wordt gemeten met een verandering van het reële inkomen. Bij deze berekeningen wordt altijd gebruik gemaakt van indexcijfers!!! H2 Inkomen en inflatie

Opdracht 16 (blz. 18): jaar zakgeld in € index zakgeld (2005=100) 2.1 Nominaal en reëel inkomen Opdracht 16 (blz. 18):  jaar zakgeld in € index zakgeld (2005=100) prijs in € prijsindex (2005=100) 2005 40 100 2,5 2006 45 = 45/40 × 100 = 112,5 3 =3/2,5 × 100 = 120 H2 Inkomen en inflatie

Met hoeveel procent verandert nu haar koopkracht? 2.1 Nominaal en reëel inkomen Met hoeveel procent verandert nu haar koopkracht? IC reëel = IC nominaal / prijsindex × 100 Ingevuld: 112,5 / 120 × 100 = 93,75 Haar koopkracht is dus gedaald met 6,25%. Maken: opdrachten 17 t/m 22 H2 Inkomen en inflatie

Inflatie is een procentuele toename van het algemeen prijspeil. 2.2 De consumentenprijsindex Inflatie is een procentuele toename van het algemeen prijspeil. Dit algemeen prijspeil wordt gemeten door de consumentenprijsindex (CPI). Bij de berekening ervan wordt gekeken naar de prijzen van alle goederen en diensten die door gezinnen worden gekocht (zie blz. 22). H2 Inkomen en inflatie

De CPI is een samengesteld gewogen prijsindexcijfer. 2.2 De consumentenprijsindex De CPI is een samengesteld gewogen prijsindexcijfer. Samengesteld: er wordt naar meerdere artikelgroepen gekeken. Gewogen: er wordt gebruik gemaakt van wegingsfactoren (inkomensaandelen). Srk: De berekening van de CPI is gelijk aan die van je rapportcijfers!!! H2 Inkomen en inflatie

Laat met een berekening zien dat de CPI 102,9 bedraagt. 2.2 De consumentenprijsindex Voorbeeld: artikelgroep inkomensaandeel partiële prijsindex voeding 10% 102 huisvesting 35% 114 overig ………. 96 Laat met een berekening zien dat de CPI 102,9 bedraagt. H2 Inkomen en inflatie

2.2 De consumentenprijsindex De inkomensaandelen voor de artikelen/artikel-groepen komen uit een budgetonderzoek. Een inflatie van 2,9% betekent dat goederen en diensten gemiddeld met 2,9% in prijs zijn gestegen . H2 Inkomen en inflatie

Belangrijkste vormen van inflatie: 2.3 Inflatie: oorzaken en gevolgen Belangrijkste vormen van inflatie: 1. bestedingsinflatie: bestedingen overtreffen productiecapaciteit 2. kosteninflatie: bedrijven berekenen hogere productiekosten door in verkoopprijs (lonen/grondstoffen/heffingen e.d.) H2 Inkomen en inflatie

Belangrijkste gevolgen van inflatie: 2.3 Inflatie: oorzaken en gevolgen Belangrijkste gevolgen van inflatie: 1. koopkracht kan afnemen 2. concurrentiepositie kan verslechteren 3. centrale banken verhogen hun rentetarieven H2 Inkomen en inflatie

Hyperinflatie (=enorme hoge inflatie): 2.3 Inflatie: oorzaken en gevolgen Hyperinflatie (=enorme hoge inflatie): H2 Inkomen en inflatie