1. Oefening niveau van voorschriften ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 4 1. Oefening niveau van voorschriften Antwoord: JA Artikel 2.73 is NIET van toepassing is. Dit betekent dat op de verbouwactiviteiten de nieuwbouwvoorschriften van toepassing zijn Dit betekent dat het nieuwe rieten dak niet-brandgevaarlijk moet zijn. Ja In tabel 2.66 van Bouwbesluit 2012 is te zien dat bij een verbouwing artikel 2.73 van toepassing is. In dit artikel is het volgende te lezen: Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.69, 2.70, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 2.71 en 2.73 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. Het bestaande pannendak bestaat uit steenachtig materiaal en is een niet-brandgevaarlijk dak. Dit is tevens het rechtens verkregen niveau. Dit betekent dat het nieuwe rieten dak eveneens niet-brandgevaarlijk moet zijn. Aandachtspunt Het niet-brandgevaarlijk mogen zijn van een dak betekent niet dat een rieten dak verboden is. Wél zullen dan doeltreffende maatregelen moeten worden genomen om te bewerkstelligen dat het rieten dak als nietbrandgevaarlijk kan worden aangemerkt.
2. Oefening niveau van voorschriften ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 5 2. Oefening niveau van voorschriften Antwoord: DIT IS TOEGESTAAN In artikel 4.33 en artikel 4.36 is voor een buitenberging, respectievelijk een buitenruimte aangegeven, dat van het rechtens verkregen niveau moet worden uitgegaan. Er is geen buitenruimte of buitenberging aanwezig. Het rechtens verkregen niveau is daardoor dat ten minste aan de voorschriften voor bestaande bouw moet worden voldaan. Bouwbesluit 2012 schrijft voor een bestaande woonfunctie geen buitenberging of buitenruimte voor. Dit is toegestaan. In artikel 4.33 en artikel 4.36 is voor een buitenberging, respectievelijk een buitenruimte aangegeven, dat van het rechtens verkregen niveau moet worden uitgegaan. Er is geen buitenruimte of buitenberging aanwezig. Het rechtens verkregen niveau is daardoor dat ten minste aan de voorschriften voor bestaande bouw moet worden voldaan. Bouwbesluit 2012 schrijft voor een bestaande woonfunctie geen buitenberging of buitenruimte voor.
3. Oefening niveau van voorschriften ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 3 3. Oefening niveau van voorschriften Antwoord: JA Een leslokaal is een onderwijsfunctie (vereiste binnenwaarde van ten hoogste 33 dB(A)). Er is sprake van tijdelijke bouw In afdeling 3.1 is een specifieke eis opgenomen (artikel 3.6). Dit artikel schrijft voor dat aan een 10 dB(A) lagere eis moet worden voldaan dan voor nieuwbouw geldt. Dit betekent dat een binnenniveau ≤ 43 dB(A) nog aanvaardbaar is. Voor daglichttoetreding is in § 3.11.1 voor tijdelijke bouw geen specifieke eis voor tijdelijke bouw opgenomen. Ja. Een leslokaal is een onderwijsfunctie dat uitgaande van de aanwezige geluidsbelasting vanwege weglawaai bij nieuwbouw een binnenwaarde moet hebben van ten hoogste 33 dB(A). Voor geluidwering van buiten is in afdeling 3 voor tijdelijke bouw een specifieke eis opgenomen (artikel 3.6). Dit artikel schrijft voor dat aan een 10 dB(A) lagere eis moet worden voldaan dan voor nieuwbouw geldt. Dit betekent dat een binnenniveau ≤ 43 dB(A) nog aanvaardbaar is. Hieraan is met een binnenniveau van 40 dB(A) voldaan. Voor daglichttoetreding is in § 3.11.1 voor tijdelijke bouw geen specifieke eis voor tijdelijke bouw opgenomen. Dit betekent dat voor wat betreft daglichttoetreding mag worden volstaan met het voldoen aan de voorschriften voor bestaande bouw. Hieraan voldoen de units.
4. Oefening gebruiksfuncties ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 12 4. Oefening gebruiksfuncties
5. Oefening gebruiksfuncties ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 6 5. Oefening gebruiksfuncties WOONFUNCTIE Bijvoorbeeld: een uitbouw aan de keuken NEVENFUNCTIE VAN EEN WOONFUNCTIE Betreft veelal een overige gebruiksfunctie, zoals een berging of garage bij de woning. Kan ook gaan om een kantoor aan huis ANDERE GEBRUIKSFUNCTIE (niet zijnde een overige gebruiksfunctie) Een ruimte voor het uitoefenen van een beroep aan huis. Bijvoorbeeld een gezondheidszorgfunctie (huisarts), een kantoorfunctie (adviesbureau) of een industriefunctie (ambachtelijk beroep) De aangebouwde ruimte kan een woonfunctie, een nevenfunctie van een woonfunctie of een andere gebruiksfunctie zijn. Bij een woonfunctie kan het bijvoorbeeld gaan om een uitbouw aan de keuken. Een nevenfunctie van de woonfunctie betreft veelal een overige gebruiksfunctie, zoals een berging of garage bij de woning. Volgens de Nota van Toelichting kan het daarbij ook gaan om een kantoor aan huis. Bij een andere gebruiksfunctie (niet zijnde een overige gebruiksfunctie) kan het gaan om een ruimte voor het uitoefenen van een beroep aan huis. De ruimte kan dan een gezondheidszorgfunctie (voor bijvoorbeeld een huisarts) zijn of een kantoorfunctie (voor bijvoorbeeld een adviesbureau). Eventueel kan zelfs worden gedacht aan een industriefunctie als het gaat om het kunnen uitoefenen van een ambachtelijk beroep. Aandachtspunt Als de aangebouwde ruimte niet is aangemerkt als ‘nevenfunctie’, moet rekening worden gehouden met brandveiligheidseisen en geluidweringseisen die bij een nevenfunctie buiten beschouwing mogen blijven.
6.Oefening ruimten ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 8 Antwoord: NEE Een garage is een ‘overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen’. Deze ruimte is niet bestemd voor het verblijven van personen. Bij een garage is het parkeren de kenmerkende activiteit. Een parkeerplaats moet dus in een functieruimte liggen en ligt ook in een functiegebied. Nee. Een garage is een ‘overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen’. Deze ruimte is niet bestemd voor het verblijven van personen. Daarom zijn in tabel 4.1 voor een overige gebruiksfunctie geen voorschriften aangewezen. Deze gebruiksfunctie hoeft dan ook geen verblijfsgebied te hebben. Bij een garage is het parkeren de kenmerkende activiteit. Een parkeerplaats moet dus in een functieruimte liggen en ligt ook in een functiegebied. De garage van de woning dient vrijwel geheel als functiegebied te worden aangemerkt. In de parkeergarage van bouwplan 2 dienen de parkeerplaatsen in het functiegebied te liggen. Worden de ruimten daartussen niet als functiegebied aangemerkt dan zijn het verkeersruimten.
7. Oefening ruimten ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 9 Antwoord: JA Het verblijfsgebied is tevens gebruiksgebied. In een dergelijk gebied mogen aan elkaar grenzende ruimten die door verplaatsbare scheidingswanden zijn gescheiden als één gebruiksgebied, dus ook als één verblijfsgebied worden aangemerkt. Deze ruimten hoeven geen verblijfsruimten te zijn, maar mogen onder andere geen verkeersruimte zijn. Dit betekent dat de gang, mits deze niet wordt aangemerkt als verkeersruimte, in het verblijfsgebied mag liggen. Ja. Het verblijfsgebied is tevens gebruiksgebied. In een dergelijk gebied mogen aan elkaar grenzende ruimten die door verplaatsbare scheidingswanden zijn gescheiden als één gebruiksgebied, dus ook als één verblijfsgebied worden aangemerkt. Deze ruimten hoeven geen verblijfsruimten te zijn, maar mogen onder andere geen verkeersruimte zijn. Dit betekent dat de gang, mits deze niet wordt aangemerkt als verkeersruimte, in het verblijfsgebied mag liggen. De vloeroppervlakte die wordt ingenomen door verplaatsbare scheidingsconstructies, die binnen een verblijfsgebied liggen, maken eveneens deel uit van het verblijfsgebied (maar niet van een verblijfsruimte). Aandachtspunt De vloeroppervlakte die wordt ingenomen door een verplaatsbare scheidingswand die de begrenzing vormt van een verblijfsgebied, maakt geen deel uit van dat gebied.
8. Oefening aantal personen ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 13 8. Oefening aantal personen Antwoord: 19 PERSONEN In artikel 1.2, lid 2 staat dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen in een verblijfsgebied van een bijeenkomstfunctie (die niet is bestemd voor het aanschouwen van sport) ten minste moet worden uitgegaan van 0,125 personen per m² vloeroppervlakte. 152 m2 x 0,125 personen/m2= 19 personen 19 personen. De kantine is een bijeenkomstfunctie. Een gebruiksgebied van een bijeenkomstfunctie valt samen met het verblijfsgebied, omdat deze gebruiksfunctie is bestemd voor het verblijven van personen. In artikel 1.2, lid 2 staat dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen in een verblijfsgebied van een bijeenkomstfunctie (die niet is bestemd voor het aanschouwen van sport) ten minste moet worden uitgegaan van 0,125 personen per m² vloeroppervlakte. Dit wordt dan 152 x 0,125 = 19.
9. Oefening aantal personen ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 14 9. Oefening aantal personen Antwoord: 580 PERSONEN Op grond van artikel 7.13, lid 1, onder a, moet in een ruimte zonder zitplaatsen per persoon 0,25 m² aan vloeroppervlakte beschikbaar zijn. In deze kantine mag dus maximaal aanwezig zijn: (152 - 7) m2 / 0,25 personen/m2 = 580 personen 580 personen. Toelichting Op grond van artikel 7.13, lid 1, onder a, moet in een ruimte zonder zitplaatsen per persoon 0,25 m² aan vloeroppervlakte beschikbaar zijn. In deze kantine mag dus maximaal (152 - 7) / 0,25 = 580 personen aanwezig zijn. Aandachtspunten Volgens zowel artikel 2.108 als artikel 2.118, beide lid 1, onder c moet bij een bezetting van 580 personen een totale vrije breedte aan deurdoorgang van de dubbele deur van ten minste 580/90 = 6,45 m aanwezig zijn. Los van het feit dat dit geen realistische breedte is voor een dubbele deur, betekent dit dat het bouwplan fors zal moeten worden aangepast. Volgens artikel 3.29, lid 3 moet bij een bezetting van 580 personen in een bijeenkomstfunctie bij nieuwbouw ten minste een ventilatiecapaciteit 580 x 4 = 2320 dm³/s (ventilatievoud 18,5) aanwezig zijn en bij bestaande bouw 580 x 2,12 = 1230 dm³/s (ventilatievoud 9.8). Bouwbesluit 2003: Het aantal van 580 personen dat zich tegelijk op een vloeroppervlakte aan verblijfsgebied van 151 m2 kon bevinden, viel buiten de bezettingsgraadklassen van Bouwbesluit 2003 (hoger dan B1). In dat geval moest ten genoege van het bevoegd gezag worden aangetoond dat er sprake is van een gelijkwaardige mate van veiligheid.
10. Oefening begrippen ANTWOORD Praktijkboek Voorbeeld 10 Ruimten Benaming volgens Bouwbesluit 2012 Keuken Verblijfsruimte (opstelplaatsen voor aanrecht en kooktoestel) Kast Onbenoemde ruimte WC Toiletruimte Hal Verkeersruimte of onbenoemde ruimte Meterkast Technische ruimte (meterruimte) Woonkamer Verblijfsruimte Garage Functieruimte (stallingsruimte voor motorvoertuig/ bergruimte) Tuin Buitenruimte Badkamer Badruimte Slaapkamer 1 t/m 4 Verblijfsruimte/bedruimte Overloop op verdiepingen Terras op garagedak