De Veilig in elke Vezel campagne is een initiatief van VERAS en VVTB ter bevordering van de veilige verwijdering van asbest in Nederland. Deze campagne is mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. COMMUNICATIE ONDERDEEL 4
© mei 2013 – versie 00 Technieken 1: de juiste maat Je kunt een boodschap overdrijven, te hoog van de toren blazen, doorschieten in een gevoel. Je kunt ook tekortschieten, een kwestie te veel wegcijferen of je eigen gevoel te klein maken. Wat is het juiste midden?
© mei 2013 – versie 00 Bedenk een werksituatie waarin je je tot iemand wil richten met een (moeilijke) boodschap. Schrijf de boodschap op. •herschrijf de tekst als ‘te fors’ en draag deze aan elkaar voor •herschrijf de tekst als ‘te zwak’ en draag deze aan elkaar voor •herschrijf de tekst als ‘precies goed’ en draag deze aan elkaar voor Technieken 1: de juiste maat
© mei 2013 – versie 00 Technieken 1: de juiste maat •wat zijn de kenmerken van de te forse, te zwakke en de precies goed geformuleerde boodschap? •hoe beleef je ‘het juiste midden’? •moet de woordkeus aangepast worden als je de boodschap uitspreekt?
© mei 2013 – versie 00 Technieken 2: goed opdrachten geven •wees specifiek (wat, hoe, wanneer,...) •ga er niet zomaar vanuit dat een ander begrijpt wat je wil! •check dus of iemand het begrepen heeft, met een ‘open’ vraag •observeer vervolgens of iemand het ook echt doet wat je wil
© mei 2013 – versie 00 Technieken 2: goed opdrachten geven Opdracht Medewerker: wat er in zijn hoofd gebeurt kan niemand zien Gedrag Kennis / kunde voldoende? check: boodschap begrepen? observeer!
© mei 2013 – versie 00 Technieken 2: goed opdrachten geven •oefen het opdrachten geven met elkaar: –de opdrachtgever geeft de opdracht zo duidelijk mogelijk –de opdrachtgever checkt ‘overdreven’ goed of de ander zijn vraag begrepen heeft –oefen ook met het geven van lastige opdrachten •wat leer je hiervan?
© mei 2013 – versie 00 Technieken 3: de-escaleren Wanneer iemand agressief tegen je is, kan dat ook bij jou boosheid, spanning en onrust geven. Probeer de signalen van je lichaam te herkennen en probeer je eigen gevoel en fysieke reacties onder controle te houden.
© mei 2013 – versie 00 Technieken 3: de-escaleren Kies in de situatie de beste aanpak: •laten gaan. Negeer het gedrag •agressiehantering (de-escaleren) en spreek de persoon in kwestie aan •hulp inschakelen: als je inschat dat de-escaleren geen zin heeft
© mei 2013 – versie 00 •Fase 1: kalmeren –negeer de strijd, maak contact en luister actief. Toon respect. •Fase 2: grens stellen. –als de agressie toch doorgaat, begint fase twee. Vraag de persoon naar je te luisteren en te stoppen met zijn gedrag. •Fase 3: consequenties aangeven. –als de persoon nog steeds doorgaat met zijn agressieve gedrag, geef dan aan dat de persoon kan kiezen tussen een oplossing zoeken of het gesprek staken. Geef duidelijk aan welk gedrag je wel en welk gedrag je niet accepteert. •Fase 4: alarm slaan. –als deze drie stappen geen zichtbaar effect hebben, dan moet je voor jouw eigen veiligheid gaan zorgen. Jij bepaalt zelf op welk moment je het contact verbreekt, het gesprek beëindigt, weggaat of alarm slaat en neemt geen onnodige risico’s. Als grens geldt: Als iemand je persoonlijk bedreigt, beëindig je het gesprek onmiddellijk. Technieken 3: de-escaleren
© mei 2013 – versie 00 Technieken 3: de-escaleren •Deelnemer A speelt een agressieve burger die absoluut zijn huis in wil, maar niet kan, omdat het huis is afgezet vanwege de verwijderingswerkzaamheden •Deelnemer B speelt de DTA’er die probeert de agressie van de burger te de-escaleren. Hij gebruikt daarvoor de technieken van de vorige pagina •Evalueer en draai de rollen om
© mei 2013 – versie 00 Lichaamstaal is een belangrijke manier van communiceren. Het is dus handig om te letten op de lichaamstaal van de ander. Let ook op je eigen lichaamstaal! Deelnemer A stelt deelnemer B een aantal vragen (maakt niet uit wat). Deelnemer A wisselt iedere minuut van lichaamstaal. De observeerders raden na de minuut welke lichaamstaal deelnemer A toepast. Deelnemer B let op het effect van de lichaamstaal van deelnemer A op zichzelf. boos – wantrouwend – verbaasd – verdrietig – blij – verveeld - twijfelend Technieken 4: lichaamstaal