Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Algemene Weetjes Over Tekst verklaren en het CSE.
HET CSE NEDERLANDS. Je spreekt toch al jaren
Schema en synthese van een zakelijke tekst
naamwoordelijk gezegde
Leesvaardigheid (ook te vinden op LaPlaza)
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
THEORIE LEESVAARDIGHEID IN BEELD
KOMMAGEBRUIK.
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Sectorwerkstuk 4 mavo Handelingsdeel examenjaar
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Schrijven met een strategie
OFC28 mediawijsheid les 7 leren door te maken
Stappenplan Samenvatten
Brugklas Werkwoordspelling.
De dag van het solliciteren Blok 1
Vandaag gaan we werken aan spelling.
Beschouwing – De Laatste Tips
Uitleg persoonsvorm (pv)
Samenvatting Havo 5.
Samenvatten.
Samenvatten Klas 4A de Foorakker.
Overige spellingsregels
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Leesvaardigheid Hoofdstuk 1 t/m 3
Teksten schrijven. Teksten schrijven Teksten schrijven – Waar gaat het over Onderwerp Titel Lead Tussenkopjes Illustraties Woorden vet/cursief.
Hoe gebruik je een woordenboek?
Tekstverklaring Hoe doe je dat?.
Is ‘t kofschip gezonken…?
Hoe maak ik een PowerPoint presentatie?
 Bepaald?  Bepaald:De het  Bepaald: de het  Onbepaald?
Woordjes leren.
Werkwoordspelling -d of –t?
Hoe maak je een werkstuk? Begin op tijd!!. Kies een leuk onderwerp  Denk aan een hobby, sport, beroep, stad of onderwerp uit een van de lesboeken van.
Leesvaardig Examentraining.
Het schrijven van een betoog
TAAL BIJ TOETSEN Extra uitleg bij een aantal lastige kwesties.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Quiz tops en tips groep 5 en 6. Tops en tips In deze les maakte je maatje een gedicht over de nacht. Dit stond in ‘Zo zit het!’: ZO ZIT HET! Hier let.
Centraal Examen Nederlands
Examenvoorbereiding schrijfexamen.
STAPPENPLAN VOOR HET MAKEN VAN EEN LEESTOETS LEESRONDE 1 - ORIENTEREND: -Lees titel, tussenkopjes etc. -Lees eerste en laatste alinea -Formuleer hoofdgedachte.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Leesvaardigheid Lezen en leestoetsen. ▪ 1. Gouden tip voor leestoetsen ▪ 2. Hoe pak je leestoetsen aan? ▪ 3. Wat doe je bij onbekende woorden? ▪ 4. Hoe.
Werkwoordspelling.
De vraag is je beste vriend
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Woordbenoemen Groep 6 en 7.
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Werkwoorden Hele werkwoord: wij-vorm tegenwoordige tijd Stam: ik-vorm tegenwoordige tijd Persoonsvorm: Belangrijkste werkwoord in de zin.
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Lezen H1 t/m H3 In deze PowerPoint: Op onderwerp: Op leesstrategie:
Overtuigende tekst/betoog
Aantekeningen maken en navertellen
Deel 6: Lezen Hoofdstuk 2 Notulen 1.
H1, H2, H3 Nieuw nederlands Klas 3
Lezen samenvatten.
Een instructie schrijven
Hoe schrijf je een recensie?
Hoofdstuk 3 Grammatica en spelling
Recensie schrijven Klas 1e , RSFN.
Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3
Schrijven 1.3 en 1.4 Spreken en gesprekken 1.3 en 2.1 Grammatica 3.2
Welkom bij het leernetwerk Ouderen in het Vizier!
Inleiding, middenstuk, slot
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Een (informatief) Artikel schrijven
Hoofdstuk 5 Taalverzorging
Transcript van de presentatie:

Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3 VMBO GT klas 2

Spellen volgens de regels Hoofdletters: Aan het begin van een zin. Bij namen Woorden die zijn afgeleid van namen

Leestekens Punt aan het eind van een zin Vraagteken aan het eind van een zin Uitroepteken aan het eind van een zin

Komma: Tussen 2 pv’s Tussen de delen van een opsomming (behalve bij en) Na een naam of een uitroep aan het begin van een zin. Gepke, ga eens zitten! He, hou daar eens mee op! Voor het woord maar als het een tegenstelling aangeeft. Voor doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

Dubbele punt Als je iets aankondigt Opsomming

-d of -t Verlengproef Dit kan alleen als het woord niet de pv is. voorbeeld: fout – fouten geschilderde - geschilderd

Meervoud op -en Zelfstandig naamwoord met een meervoud op -en moet je soms ook: Een letter verdubbelen: rok – rokken Een a,e,o,u weglaten: raam – ramen Een f in een v of een s in een z veranderen Raaf – raven Roos - rozen

Meervoud op -s Zelfstandig naamwoord met een meervoud op –s Je zet er ‘s achter als het woord eindigt op –a, -o, -u, -i of –y en als het een afkorting is. Tosti- tosti’s Piano – piano’s Tv – tv’s In de andere gevallen de –s er meteen achter tip - tips

Bijvoeglijke naamwoorden Als je de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord spelt moet je soms: De laatste letter verdubbelen: gek- gekke Een a, e, o of u weglaten: zuur – zure Een f in een v of een s in een z veranderen: lief – lieve; boos-boze

‘t x kofschip Als de laatste letter van de stam in ‘t x kofschip staat, dan gebruik je TE of TEN In alle andere gevallen gebruik je DE of DEN

Voorbeeld Hele werkwoord gooien Stam gooi ‘t x kofschip? Ja/nee Uitgang –te of –de? Verleden tijd gooide/gooite gooiden/gooiten

Hele werkwoord werken Stam werk ‘t x kofschip? Ja/nee Uitgang –te of –de? Verleden tijd ?

Hele werkwoord werken Stam werk ‘t x kofschip? Ja/nee Uitgang –te of –de? Verleden tijd ?

Hoofdstuk 2 Samenstelling In de slaapkamer is het ‘s zomers erg warm. Wat is de samenstelling? In de slaap+kamer is het ‘s zomers erg warm.

Samenstelling Een samenstelling bestaat uit twee of meer woorden. Deze woorden kunnen ook zelfstandig voorkomen en samen één nieuw woord vormen. In het Nederlands kun je op deze manier heel veel nieuwe woorden maken.

Samenstellingen staan als één woord in het woordenboek. Samenstellingen schrijf je aan elkaar. Splitsbare werkwoorden, zoals plaatsnemen De gasten nemen aan de tafel plaats. De gasten hadden aan de tafel plaatsgenomen.

Schrijven en formuleren hoofdstuk 1 Interview uitwerken Maak tijdens een interview aantekeningen of neem het op. Noem in de eerste alinea het onderwerp. Schrijf in de volgende alinea wat er over het onderwerp gezegd is.

De manieren: Directe rede – je citeert dan letterlijk wat er is gezegd Je gebruikt bij een citaat altijd aanhalingstekens. Voorbeeld: ‘Toen het onweer zo erg was, was ik wel heel erg bang.’

Indirecte rede – je schrijft in je eigen woorden op wat het antwoord is. Bij indirecte rede gebruik je géén aanhalingstekens. Voorbeeld: Ze was bij het erge onweer heel erg bang. In het antwoord kun je de vraag laten terugkomen. Je schrijft de vraag dan niet nog eens op.

Bewaar de belangrijkste vraag tot het laatst. Zet een passende titel boven je tekst.

TIP! Werk je aantekening snel uit na het interview, je schrijft niet altijd alles op. Laat je uitwerking zien en lezen aan de persoon die je hebt geïnterviewd.

Spreken en gesprekken hoofdstuk 2 Navertellen van een gebeurtenis. Vertel welke gebeurtenis je navertelt Wees volledig, maar hou je aan de hoofdzaken Vertel je verhaal in chronologische volgorde (dat is de volgorde waarin het gebeurd is) Spreek rustig en verstaanbaar Sta rustig en kijk de klas in.

Schrijven en formuleren hoofdstuk 2 Een schrijfplan maken Je hebt een verhaal of tekst niet in een keer goed op papier. Maak daarom een schrijfplan. Denk na over de inhoud van je tekst. Wat wil je vertellen Maak een woordveld of schrijf steekwoorden op. Kijk wat je bij elkaar kunt zetten in een alinea Bedenk een goede volgorde van je verhaal.

Schrijfplan schrijven Noteer : Het onderwerp Inleiding Middenstuk slot

Een enthousiaste tekst schrijven Gebruik positieve woorden Vertel zo kort mogelijk de feiten, maar schrijf ze wel op. Let op dat je niet te kort op schrijft vb Het was gezellig Het was een gezellige avond waar we lekker met elkaar hebben gekletst.

Schrijven en formuleren hoofdstuk 3 Instructie schrijven Maak direct duidelijk waar de instructie over gaat Geef de informatie stap voor stap Zet de aanwijzingen in de goede volgorde Gebruik in elke zin een doe-woord (werkwoord) vb: pak, doe, neem enz. Voeg eventueel een afbeelding toe om het duidelijker te maken.

Signaalwoorden Signaalwoorden zijn woorden die aangeven op welke manier: De woorden Zinnen Alinea’s In de tekst met elkaar samenhangen. Voorbeelden van signaalwoorden zijn: Later, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch etc.

Wat zijn signaalwoorden? Signaalwoorden zijn woorden die aangeven op welke manier: De woorden Zinnen Alinea’s In de tekst met elkaar samenhangen. Voorbeelden van signaalwoorden zijn: Later, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch etc.