Overheidsinterventie in het marktgebeuren Hoofdstuk 5 Overheidsinterventie in het marktgebeuren
Inhoud Prijsregulering Quota Indirecte belastingen en subsidies 1.1 Maximumprijs 1.2 Minimumprijs Quota Indirecte belastingen en subsidies 3.1 Btw en accijnzen 3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting 3.3 Verdeling van de belasting over consument en producent 3.4 Een belasting is niet wat ze lijkt 3.5 Belasting op de consument of op de producent? De woonbonus: een subsidie voor de koper?
1. Prijsregulering 1.1 Maximumprijs 1.2 Minimumprijs
1.1 Maximumprijs Soms oordeelt de overheid dat p* sociaal niet verantwoord is Instellen van pmax, bv. maximale huurprijs Slechts zinvol als Vraagoverschot Aanbod neemt af op lange termijn Bij onevenwichtige prijzen wordt de markt bepaald door de ‘korte’ zijde van de markt. Hier dus het aanbod Prijsaanpassing wordt vervangen door andere toewijzingsmechanisme, bv. zwarte markt of rantsoenering
Figuur 5.1: instelling van een maximale huurprijs voor appartementen in Brussel vraagoverschot p* = €2 000 pmax = €1 500 q* q
1. Prijsregulering 1.1 Maximumprijs 1.2 Minimumprijs
1.2 Minimumprijs Bodemprijs Slechts bindend als hij boven p* ligt Aanbodoverschot Bv. markt voor landbouwproducten in EU vroeger Graanbergen, wijnplassen, boterberg Belangrijke herverdelingseffecten Landbouwers wonnen Europese consumenten en belastingbetalers verloren, net als buitenlandse producenten Vandaag meer rechtstreekse inkomenssteun
Figuur 5.2: instelling van een minimumprijs voor graan aanbodoverschot M N pmin p* q* q
2. Quota Restricties op verhandelde hoeveelheid (quotum) Bv. ivoor Aanbodcurve perfect inelastisch bij qmax Oefent opwaartse druk uit op evenwichtsprijs Pervers gevolg: moedigt olifantenjacht dus aan Controles en straffen Zowel prijsreglementering (minimum- of maximumprijzen) als quota verstoren marktevenwicht Leidt tot vraag- of aanbodoverschotten Motieven om te omzeilen Niet-marktconform Betere alternatieven?
Figuur 5.3: instelling van een hoeveelheidbeperking voor ivoor M N p 1 p* K qmax q* q
3. Indirecte belastingen en subsidies 3.1 Btw en accijnzen 3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting 3.3 Verdeling van de belasting over consument en producent 3.4 Een belasting is niet wat ze lijkt 3.5 Belasting op de consument of op de producent?
3.1 Btw en accijnzen Accijnsbelasting: vast bedrag per fysieke eenheid (liter, kilo,…) Waardebelasting: in verhouding tot prijs van goed (btw) Indirecte belastingen drijven wig tussen prijs die kopers betalen en prijs die verkopers ontvangen. Bv. 21 % btw op auto Wagen van 10 000 euro Belasting van 2100 euro Koper betaalt 12 100 euro Verkoper ontvangt slechts 10 000 euro Verschil tussen consumenten- en producentenprijs Belastingwig hangt niet af van feit of een belasting op de producent of de consument wordt gegeven
3.1 Btw en accijnzen Belastingwig hangt niet af van feit of een belasting op de producent of de consument wordt geheven Bv. belasting op consument: Prijs die consument betaalt, is hoger dan prijs die producent ontvangt Wig leidt enkel tot andere interpretatie van marktprijs p
3.1 Btw en accijnzen Bij waardebelasting wordt wig tussen producenten- en consumentenprijs groter naarmate prijs toeneemt: Subsidie is niets anders dan een negatieve belasting
3. Indirecte belastingen en subsidies 3.1 Btw en accijnzen 3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting 3.3 Verdeling van de belasting over consument en producent 3.4 Een belasting is niet wat ze lijkt 3.5 Belasting op de consument of op de producent?
3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting Belasting van 1 euro per geproduceerd broodje. Prijs stijgt niet van 3 naar 4 euro. Hoe verandert het marktevenwicht wel? Consumenten- en producentenprijs Stelsel van vergelijkingen
3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting In functie van de marktprijs p:
Figuur 5.4: effect van een belasting van €1 per broodje op vraag en aanbod K M E1 E0 V0 A0 A1 t = 1 L 6 p V 1 = 3,6 p0 = p V 0 = p A 0 = 3,0 p A 1 = 2,6 2,0 1,0 240 300 600 q q1 q1
3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting In marktevenwicht E0 zijn consumenten- en procentenprijs aan elkaar gelijk: er worden geen belastingen geheven Belasting op de producent heeft geen invloed op vraagcurve: consumentenprijs en marktprijs blijven aan elkaar gelijk leidt tot verschuiving van aanbodcurve: trekken hun reservatieprijs op met bedrag belasting Nieuwe evenwichtsprijs consument neemt niet toe met 1 euro Vraagvermindering Evenwichtsprijs- en hoeveelheid na belasting
3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting Producentenprijs is 2,6 euro: Verkoper ontvangt 3,6 euro Moet 1 euro belasting doorstorten Belasting leidt dus tot Stijging consumentenprijs Daling producentenprijs Kennis van vraag- en aanbodcurven (of prijselasticiteiten) is cruciaal voor raming van overheidsontvangsten
Tabel 5.1: een accijnsbelasting op de producent verandert het intercept van de aanbodfunctie zonder belasting met belasting aanbodcurve qA = –150 + 150 · p qA = –300 + 150 · p inverse aanbodcurve p = 1 + qA ____ p = 2 + qA 150 150
3. Indirecte belastingen en subsidies 3.1 Btw en accijnzen 3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting 3.3 Verdeling van de belasting over consument en producent 3.4 Een belasting is niet wat ze lijkt 3.5 Belasting op de consument of op de producent?
3.3 Verdeling van de belasting over consument en producent Wie draait op voor belasting? ‘Incidentie’ van een belasting Verdeling hangt af van helling vraag en aanbod Perfect inelastische vraag Verhoging consumentenprijs van 3 naar 4 euro Producentenprijs ongewijzigd Verkoper kan belasting volledig afwentelen op koper Perfect elastische vraag Consumentenprijs blijft gelijk Producentenprijs daalt tot 2 euro Verkopers betalen belasting volledig Hoe inelastischer de vraag, hoe kwetsbaarder de consumenten voor een afwenteling van belasting op producent via hogere consumentenprijs Analyse subsidie is analoog
Tabel 5.2: aandeel van consument en producent in de belasting van €1 per broodje zonder belasting met belasting verlies aandeel in de belasting consument (pV) producent (pA) €3 €3,60 €0,60 60% €3 €2,60 €0,40 40%
Figuur 5.5: verdeling van een belasting op de producent bij perfect inelastische en perfect elastische vraag p p V E1 E0 A0 A1 t = 1 V N E1 E0 A0 A1 t = 1 p V 1 = 4 p0 = p A 1 = 3 p0 = p V 1 = 3 2 p A 1 = 2 1 1 q0 = q1 = 300 q q1 = 150 q0 = 300 q
3. Indirecte belastingen en subsidies 3.1 Btw en accijnzen 3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting 3.3 Verdeling van de belasting over consument en producent 3.4 Een belasting is niet wat ze lijkt 3.5 Belasting op de consument of op de producent?
3.4 Een belasting is niet wat ze lijkt Beleidsimplicaties ‘Vervuiler betaalt’ is slogan Perfect inelastische vraag naar en perfect elastisch aanbod hollen slogan uit Effecten op hoeveelheid ook van belang Bv. hongersnood en voedselsubsidies Voedselsubsidies kunnen hongersnood niet verhelpen Consumentenprijs blijft dezelfde Marktprijs is dubbele van oude Er wordt exact evenveel verhandeld Subsidie gaat naar graanverkopers Enige manier is om aanbodcurve naar rechts te verschuiven
Figuur: een hongersnood wordt niet verzacht door voedselsubsidies graanprijs V1 A subsidie van 50% E1 E0 p1 = p A 1 p0 = p A 0 = p V 0 = p V 1 G hoeveelheid graan
3. Indirecte belastingen en subsidies 3.1 Btw en accijnzen 3.2 Verandering in het marktevenwicht als gevolg van de belasting 3.3 Verdeling van de belasting over consument en producent 3.4 Een belasting is niet wat ze lijkt 3.5 Belasting op de consument of op de producent?
3.5 Belasting op de consument of op de producent? Analyse voor belasting op consument is analoog Marktprijs is producentenprijs Vraagcurve schuift naar beneden met bedrag van belasting Vanuit standpunt van marktevenwicht heeft onderscheid tussen belasting op consument of producent geen zin Voor elke verschuiving aanbod kunnen we verschuiving vraag tekenen Ook verdeling last heeft niets te maken met verschoven curve Equivalentie geldt enkel in perfect competitieve markt
Figuur 5.6: de equivalentie tussen een belasting op consument en producent belasting op producent A1 belasting op consument A0 A0 E1 p1 = p V 1 p V 1 E0 E0 p0 = p V 0 = p A 0 p A 1 p1 = p V 1 E1 V0 V0 V1 q1 q0 q q1 q0 q
4. De woonbonus: een subsidie voor de koper? Effecten woonbonus Voordeel voor koper? Voordeel voor verkoper? Ontleningscapaciteit is belangrijkste determinant voor prijs Woonbonus wordt bijna volledig ‘gekapitaliseerd’ Verkopers kunnen prijs opdrijven Kopers kunnen die prijs ook betalen
Figuur 5.7: verklaring van de Belgische woningprijsevolutie, 1973-2013 € 250 000 woningprijs ontleningscapaciteit inclusief effect woonbonus en verlenging looptijd 200 000 ontleningscapaciteit zonder effect woonbonus 150 000 evolutie gemiddeld beschikbaar inkomen 100 000 per capita 50 000 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008 2013 Bron: Damen, S., Vastmans, F., Buyst, E. (2014). Kunnen we de prijsevolutie van woningen verklaren? (Leuvense Economische Standpunten n° 142).
Figuur 5.8: het effect van het afschaffen van de woonbonus p A0 V0 (met woonbonus) V1 (zonder woonbonus) A B woonbonus E0 E1 p0 = p A 0 = p V 0 p1 = p A 1 p A 1 q1 q0 q