Sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Do’s and Don’ts presentaties
Advertisements

de tijd van burgers en stoommachines
Het socialisme Paragraaf 7..
De staatsinrichting van Nederland.
Verlichting (18e eeuw) Tegen Absolutisme en standenmaatschappij.
de tijd van burgers en stoommachines
de tijd van burgers en stoommachines
Ontstaan en ontwikkeling van een politieke stroming
Historisch overzicht Nederland
Verzuiling en ontzuiling in Nederland
Machtige heren, halfvrije boeren
1.
Breuklijn tussen laag- en hooggeschoolden
4.2 de sociale kwestie..
De staatsinrichting van Nederland.
Liberalisme en socialisme
Paragraaf 1.2 Bestuur en cultuur.
Inleiding politieke stromingen
De economische dimensie
SOCIALE STRATIFICATIE
Docent: Anco R.O. Ringeling
Wat moet je weten aan het einde van de les?
M. GIMBRERE Tijd van burgers en stoommachines,
Wat moet je weten aan het eind van de les?
Wat moet je weten aan het eind van de les?
Hoe werkt de maatschappij? Is deze maakbaar? Hoe beïnvloed je de economie?
 Industriële revolutie Uitleg  Periode waarin de landbouw voor de meeste mensen in Europa als belangrijkste middel van bestaan verdrongen werd door.
-Scheiding der machten -Gekozen parlement -Verlichte ideeën
Typen verzorgingsstaten
PTA ED01: Politieke Besluitvorming / weging 40 / H
Wetenschappelijke Revolutie, Verlichting en Franse Revolutie
30De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap 36De opkomst van de politiek-maatschappelijke.
§2: politieke stromingen en partijen:
H10.2 Feminisme en socialisme
Burgers en Stoom- machines H10.1 CONSERVATISME EN LIBERALISME.
Hoofdstuk 5: Wacht op onze daden! Wat hebben de Katholieken, Protestanten, Socialisten en vrouwen bereikt?
Kinderarbeid door de eeuwen heen Tijd van burgers en stoommachines.
Paragraaf 10.2 Emancipatie
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
Burgers en stoommachines 4.2 De sociale kwestie
Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen
Burgers en stoommachines 5.2 De sociale kwestie
Thema 3: De verzorgingsstaat
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen - Ismen
de tijd van burgers en stoommachines
de tijd van burgers en stoommachines
§ 1.1 Identiteit Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt.
1.4 SOCIALISTEN EN FEMINISTEN
Hoofdstuk 2 Nederland als industriële samenleving § 4
Cursus 4.3 Ander soort samenleving Klas 2 KGT Lesweek 2
Sociologische paradigma’s
Politieke socialisatie Politieke institutie Sociale institutie
Cursus 4.2 Hoe ontstond de industrie Klas 2 BK Lesweek 2
Problemen m.b.t. landbouw en water: hoge verdampingsgraad
Cursus 4.3 Ander soort samenleving Klas 2 KGT Lesweek 2
§3.4 Politieke stromingen
Veranderingen in het welvaartsvraagstuk
Politieke veranderingen in het bindingsvraagstuk
Verhoudingsvraagstuk
Sociale veranderingen in het bindingsvraagstuk
Politieke veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
Havo lesboek deel 1 ~ Hoofdstuk 1
Maatschappijwetenschappen
Veranderingen in het vormingsvraagstuk
Vormingsvraagstuk HAVO ~ Deel 2 ~ H12.
§6.3 Cultuur en samenleving
Duurzaamheid C en D Hoofdstuk 2 People.
§ 10.1 Industriële revolutie
Transcript van de presentatie:

Sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk HAVO ~ Deel 1 ~ H9

Paragrafen 9.1 Industriële Revolutie 9.2 Sociale ongelijkheid 9.3 Theorie en ideologie 9.4 Institutionalisering

9.1 Industriële Revolutie > In de 19e eeuw volgden technologische ontwikkelingen zich heel snel op. -> Stijging productiviteit landbouw (door innovatie) -> Meer voedsel waardoor bevolking toenam -> Minder werknemers nodig -> werkloze arbeiders -> Landarbeiders vonden een baan in de industriële sector -> Productie en welvaart namen toe.

9.1 Industriële Revolutie De Industriële Revolutie had grote gevolgen voor de gelijkheid in de samenleven. > Het leidde namelijk tot meer sociale ongelijkheid. Lagerhuis: ‘Kinderen gaan aan het werk of kinderen gaan dood van de honger’.

9.2 Sociale ongelijkheid Sociale ongelijkheid Een standenmaatschappij veranderde naar een klassenmaatschappij Het bezit van productiemiddelen werd allesbepalend 1. Verschillen tussen mensen kunnen aangeboren en niet-aangeboren zijn 2. Verschillen hebben consequenties voor iemands maatschappelijke positie 3. Verschillen leiden tot - Ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken - Ongelijke waardering - Ongelijke behandeling

9.2 Sociale ongelijkheid 1. Verschillen tussen mensen kunnen aangeboren en niet-aangeboren zijn - Voorbeelden aangeboren verschillen: geslacht, huidskleur en handicap - Voorbeelden niet-aangeboren verschillen: werk, plaats waar je woont.  Vraag: Waar valt intelligentie onder? Als het om intelligentie gaat dan komt het nature-nurture-debat om de hoek kijken. Zo wordt er veel over intelligentie gedacht dat een bepaald gedeelte van onze intelligentie is aangeboren (nature), maar er moet ook ruimte zijn om te ontwikkelen(nurture) tot een bepaalde intelligentie. Hier is nog wel veel discussie over.

9.2 Sociale ongelijkheid 2. Verschillen hebben consequenties voor iemand maatschappelijke positie Voorbeelden: - Mannen krijgen over het algemeen meer betaald dan vrouwen - Voor ouderen is het vaak moeilijker om een baan te vinden dan voor jongeren -> Actueel

9.2 Sociale ongelijkheid 3. Verschillen leiden tot: ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, ongelijke waardering of ongelijke behandeling Voorbeelden: Ongelijke machtsverdeling: mensen met meer macht hebben meer hulpbronnen zoals geld en connecties. Ongelijke verdeling van bezit (schaarse en hooggewaardeerde zaken): verschillen in kennis en vermogen (geld) Mensen met een hogere status worden anders behandeld dan mensen met een lagere status (minder luxe)

9.2 Sociale ongelijkheid Maatschappelijke ladder Sociale stratificatie; de verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid bestaat. > Sociale lagen Wanneer de sociale lagen boven elkaar worden geplaatst ontstaat de maatschappelijke ladder (mensen met meer bezit, status, of macht staan hoger dan anderen) > ‘Beroepsprestigeladder’

9.2 Sociale ongelijkheid Maatschappelijke ladder Sociale mobiliteit: iemands maatschappelijke positie kan veranderen * Positietoewijzing; verwijst naar maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op een bepaalde positie terechtkomt - mannen worden bevooroordeeld ten opzichte van vrouwen * Positiewerving; mensen verkrijgen een maatschappelijke positie door hun eigen bijdrage of de bijdrage van een groep waar ze bij horen. - mensen die een hogere functie krijgen omdat ze meer cursussen hebben gevolgd

9.2 Sociale ongelijkheid Maatschappelijke ladder Gesloten samenlevingen Nauwelijks sprake van mobiliteit Open samenlevingen Mensen hebben meer kansen om sociaal mobiel te zijn -

9.3 Theorie en ideologie Theorie Referentiekader van een onderzoeker is belangrijk Onderzoeken naar conflicten in de samenleving Benaderingen Karl Marx & Huntington

9.3 Theorie en ideologie Theorieën over conflicten in de samenleving: Benadering Karl Marx Sociale ongelijkheid staat centraal Verschil tussen mensen met bezit en zonder is oorzaak van conflicten Arbeiders moeten een revolutie beginnen tegen de bezitters van kapitaalgoederen Benadering Samuel Huntington Sociale en culturele verschillen kunnen ook de oorzaak zijn van maatschappelijke conflicten Hypothese: Verschillen tussen westerse en Russische cultuur leiden tot conflicten tussen landen

9.3 Theorie en ideologie Ideologieën over ongelijkheid in de samenleving Socialisme-sociaaldemocratie - Sociale ongelijkheid verminderen is taak van de overheid - Regels voor een minder ‘vrije markt’ - Overheid moet zorgen voor meer werk en voor een betaalbare verzorgingsstaat Confessionalisme- christendemocratie - Overheid moet alleen zorgen voor mensen die dit zelf niet kunnen - Staatsvrije ruimte: overheid moet samenwerken met maatschappelijk middenveld Liberalisme - Eigen verantwoordelijkheid is belangrijk - Weinig bemoeienis van overheid met vrije markt - Lage belastingen heffen -> leidt tot meer werk

9.4 Institutionalisering Creëren van verzorgingsstaat Institutionalisering Wens voor politiek ingrijpen Sociale ongelijkheid

9.4 Institutionalisering Verzorgingsstaat Sociale ongelijkheid was ontstaan door de Industriële Revolutie Arbeiders wilden veranderingen Het debat leidde tot het begin van de verzorgingsstaat Verzorgingsstaat: een systeem waarbij de overheid zorgt voor het welzijn van de inwoners - Ontstaan van sociale wetten - 1e Nederlandse sociale wet: Kinderwetje van Van Houten - Nederland veranderde van een gesloten in een open samenleving

9.4 Institutionalisering Institutionalisering: het proces waarbij sociale en politieke instituties worden vastgelegd in standaardgedragspatronen. Voorbeeld van een formele institutie: Het Kinderwetje zorgde ervoor dat kinderen niet meer op jonge leeftijd in de fabriek werken Voorbeeld van een informele institutie: De manier waarop een huwelijk of overlijden wordt geregeld Voorbeeld van een actuele bron: regeldruk GGZ Gaat het om formele of informele institutionalisering?

9.4 Institutionalisering Instituties -> uitingen van waarden die belangrijk zijn in een cultuur Vakbonden werden opgericht Mensen weten hoe ze zich moeten gedragen en wat er van hen wordt verwacht in bepaalde situaties Instellingen die belangrijke waarden beschermen: Vakbonden Politieke partijen De Kiesraad College voor de Rechten van de Mens Raad voor de Journalistiek

Tot slot een samenvatting.. 9.1 De Industriële Revolutie zorgde voor een stijging van de productiviteit in de landbouw. Door innovatie waren er steeds minder werknemers nodig in de landbouw. Arbeiders vertrokken naar de stad om daar te werken in de industriële sector. De Industriële Revolutie zorgde voor sociale ongelijkheid in de samenleving. Arbeiders werden uitgebuit door fabriekseigenaren en maakten lange dagen. Kinderen moesten ook aan het werk om genoeg geld te verdienen om rond te kunnen komen. 9.2 De Industriële Revolutie zorgde ervoor dat de standenmaatschappij veranderde in een klassenmaatschappij. Het bezit van productiemiddelen werd hierdoor allesbepalend. Dit leidde tot een verschil tussen de vorst en het volk, sociale ongelijkheid. De verschillen in sociale ongelijkheid komen naar voren in de ongelijke verdeling in macht, bezit en status. De maatschappij bestaat uit verschillende sociale lagen waar tussen sociale ongelijkheid plaats vindt, ook wel sociale stratificatie genoemd. Wanneer de sociale lagen boven elkaar worden geplaatst, is er sprake van een maatschappelijke ladder. De plaats die iemand inneemt op de maatschappelijke ladder staat niet voor altijd vast (sociale mobiliteit). Bij het stijgen of dalen op deze ladder spelen de processen positietoewijzing en positieverwerving een grote rol. Dat er sprake is van sociale mobiliteit geldt niet voor alle samenlevingen, zo is er in gesloten samenlevingen niet tot nauwelijks sprake van sociale mobiliteit.

Samenvatting… 9.3 Volgens sommige benaderingen kan sociale ongelijkheid leiden tot conflicten. Marx was het hier niet mee eens en vond dat arbeiders een revolutie moesten beginnen tegen de bezitters van kapitaalgoederen. Huntington was het er ook niet mee eens dat sociale ongelijkheid aan de basis lag van conflicten, maar zag wel dat sociale en culturele verschillen ook de oorzaak kunnen zijn van maatschappelijke conflicten. Ook de verschillende ideologieën hebben een eigen visie op sociale ongelijkheid. 9.4 De sociale ongelijkheid in de samenleving heeft geleidt tot de wens voor politiek ingrijpen. Dit leidde tot het creëren van een verzorgingsstaat wat uiteindelijk heeft geleid tot institutionalisering. Als het gaat om institutionalisering dan gaat het om het proces waarbij sociale en politieke instituties worden vastgelegd in standaardgedragspatronen. Voorbeelden hier van zijn: het Kinderwetje of de Ongevallenwet. Hierbij gaat het om formele instituties, maar er bestaan ook informele instituties. Daarbij kan gedacht worden aan de regels en gewoontes bij een huwelijk of een overlijden. Instituties kunnen veranderen en zijn vaak uitingen van waarden die belangrijk zijn in een cultuur.