Maatschappijwetenschappen havo 5 Hoofdstuk 11

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Wat denken de mensen over hun medemensen?
Advertisements

Massamedia en cultuur Normen Specifieke regels in groep / samenleving
Staatsinrichting 1 Veranderingen herkennen/ beschrijven die in 1848 werden doorgevoerd in het kiesrecht door de liberalen o.l.v. Thorbecke.
Politieke Besluitvorming
Do’s and Don’ts presentaties
Parlementaire democratie
De staatsinrichting van Nederland.
QUIZ Katern Politiek.
Wie heeft het meeste te zeggen? Nakijken Intro HC Opdracht Opdracht bespreken Huiswerk.
Het Politiek Systeem 2 Beleid Politieke Cultuur
Samenvatting: hoofdstuk 1
1.
De staatsinrichting van Nederland.
Samenvatting in beeld van het werkboek Maatschappijleer
Paragraaf 5.1 Wie heeft het meeste te zeggen in Nederland?
Politieke besluitvorming De toekomst van de Nederlandse politiek
Veranderende samenleving studiewijzer
Politiek.
Ethiek.
Herhaling Staatsinrichting
Wie heeft het meeste te zeggen?
de tijd van burgers en stoommachines
Inleiding politieke stromingen
Schokland 3.0 Politiek-juridische dimensie
Analyse maatschappelijk vraagstuk
Sociologie Cultuur en Context J /3 college 1: vrijheid 18/3 college 2: gemeenschap 25/4 college 3: ‘back to the sixties’? Sociologie.
Par. 5: Politieke opvattingen over de verzorgingsstaat
Onderzoeksvaardigheden 3
1 Sociologie en Diversiteit hoorcollege 3 Harrie Manders
Hoofdstuk 3: Parlementaire democratie
§2: politieke stromingen en partijen:
Grip op Regionale Samenwerking: Rob de Greef en Roeland Stolk.
Opbouw nieuwe programma en mogelijke PTA’s Werkwijze nieuwe methode Doelen : –Leerlingen inleiden in de sociale wetenschappen –Leerlingen onderzoek leren.
Hoofdstuk 5: Wacht op onze daden! Wat hebben de Katholieken, Protestanten, Socialisten en vrouwen bereikt?
Op wie kan jij stemmen? Links: Gelijkheid/ gelijkwaardigheid Actieve overheid/ grote rol voor de staat. komen op voor mensen met een zwakke positie in.
De tijd van burgers en stoommachines H10 Politieke strijd en emancipatie Vroegmoderne tijd 19 e eeuw Paragraaf 10.1 ‘Conservatisme en liberalisme’
Ontzuiling en secularisatie
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
3.1 Kiesrecht 3.2 Soorten partijen
Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen
Maatschappelijk vraagstuk
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de Knelpunten in de politiek.
Wie bestuurt Nederland
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de Politieke besluitvorming.
Socialisme: wij Meer gelijkheid (einde maken aan armoede en ongelijkheid) Meer sociale rechtvaardigheid De zwakkeren in de samenleving moeten beschermd.
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de Nederland; rechts-staat en democratie De powerpoint bevat de basisstof die je moet kennen om het centraal.
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen - Ismen
Les kiezen, politieke stromingen en partijen
H1 Wat is politiek?.
§ 1.1 Identiteit Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt.
Politiek Paragraaf 1-3.
Hoofdstuk 1 Wat is politiek?
Vergadering Personeelsdienst
Politieke socialisatie Politieke institutie Sociale institutie
Pilot maatschappijwetenschappen
Cursus Politiek Actief Bijeenkomst 2: De gemeente
Cursus Politiek Actief Bijeenkomst 5: Beleidsbeïnvloeding
Nieuw examenprogramma maatschappijwetenschap-pen
Democratie en Dictatuur
3.1 Kiesrecht 3.2 Soorten partijen
Veranderingen in het welvaartsvraagstuk
Politieke veranderingen in het bindingsvraagstuk
Sociale veranderingen in het bindingsvraagstuk
Politieke veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
Havo lesboek deel 1 ~ Hoofdstuk 1
Maatschappijwetenschappen
Havo lesboek deel 1 ~ Hoofdstuk 4
§ 10.1 Industriële revolutie
Transcript van de presentatie:

Maatschappijwetenschappen havo 5 Hoofdstuk 11 Politiek Maatschappijwetenschappen havo 5 Hoofdstuk 11

Politiek <3 Jullie weten al heel veel over politiek; je hebt immers maatschappijleer/social studies in havo4 afgerond. + maw ha4 kernconcepten politieke socialisatie en ideologie. In hoofdstuk 11 gaan we uitgebreid in op ideologie Hoe werkt politiek? Wat is het beleid van de overheid? Het maken van keuzes Spelregels Besluitvormingsmodel

Politieke socialisatie Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groep(en) en samenleving waartoe mensen behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen

11.1 Context Prinsjesdag Wanneer is het Prinsjesdag? Wat gebeurt er met Prinsjesdag? Wat heeft Prinsjesdag met het kernconcept politieke institutie te maken? Politieke institutie: complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsoefening en politieke besluitvorming reguleren. Geef extra voorbeelden van politieke instituties rondom Prinsjesdag

Dag na Prinsjesdag ALGEMENE BESCHOUWINGEN Leg uit dat dit een politieke institutie is. Wat gebeurt er tijdens die Algemene beschouwingen? Koppel het begrip ideologie aan de Algemene beschouwingen.

Macht – definitie? Niet alle partijen hebben evenveel macht. Welke hulpbronnen hebben politieke partijen?

Dag na Prinsjesdag ALGEMENE BESCHOUWINGEN Leg uit dat dit een politieke institutie is. Wat gebeurt er tijdens die Algemene beschouwingen? Koppel het begrip ideologie aan de Algemene beschouwingen.

11.2 Ideologie Dimensies waarop standpunten over de samenleving in te delen zijn: Links – rechts Progressief – conservatief Nationalisme – internationalisme Materialisme - postmaterialisme

Ideologie: Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen Even opfrissen: welke ideologieën ken je nog van vorig jaar?

De beginselen van ideologieen gaan over drie onderwerpen in de samenleving: Politiek, economie en cultuur Hoe moet de macht verdeeld worden? Hoe moeten goederen geproduceerd en gedistribueerd (verdeeld) worden? Hoeveel vrijheid ten opzichte van de overheid mogen mensen hebben?

Ideologieën op een links-rechtsverdeling Dit is anders dan in deel 1 (vorig jaar) want deze indeling is meer geschikt om wereldwijd naar de ideologieën te kijken. 2 extreme ideologieën  fascisme en communisme. Waarom ‘extreem?’ communisme socialisme liberalisme conservatisme fascisme links midden rechts

De 3 ideologieën in het Nederlandse politieke landschap Belangrijkste uitganspunten van de ideologieën Socialisme/sociaaldemocratie: Liberalisme: Confessionalisme: Socialisme/sociaaldemocratie liberalisme confessionalisme links midden rechts

Ideologieën over politiek Socialisten willen meer inspraak voor burgers Linkse liberalen willen meer invloed voor burger maar rechtse liberalen niet Confessionelen willen dat burgers politici kunnen kiezen maar zijn zijn geen voorstander van het invoeren van het referendum

Ideologieën over economie Socialisten/sociaaldemocraten willen een belangrijke rol voor de overheid in de economie om te zorgen voor meer gelijkheid Liberalen zijn voorstander van economische vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. Voor confessionelen is dit een dilemma; enerzijds naastenliefde belangrijk, anderzijds zijn ze voorstander van eigen verantwoordelijkheid

Ideologieën over cultuur Socialisten/sociaaldemocraten: eigen cultuur naleven, alle culturen zijn gelijkwaardig maar mag emancipatie niet in de weg staan Liberalen: individuele vrijheid is belangrijk, mensen mogen dus zelf weten welke cultuur zij naleven Confessionelen vinden harmonie belangrijk, mensen mogen eigen cultuur naleven maar met niet ten koste gaan van NL cultuur of Bijbelse principes en normen

Ideologieën en politieke partijen SP GL PvdD PvdA 50plus Denk D66 VVD CDA ChristenUnie SGP

11.3 Systeem In deze paragraaf bespreken we het ‘systeem van de politiek’ en welke actoren er bij betrokken zijn. Politiek: de gezaghebbende toedeling van waarden en belangen. Oftewel ‘de politiek’ heeft het gezag van de bevolking. Gezag kan stijgen en dalen. Definitie van gezag?

6 verschillende actoren met macht in de Nederlandse parlementaire democratie 6 machten, uitbreiding van de 3 machten van Montesqieu EERSTE MACHT PARLEMENT TWEEDE MACHT KABINET DERDE MACHT RECHTERS VIERDE MACHT AMBTENAREN VIJFDE MACHT MASSAMEDIA ZESDE MACHT EXTERNE ADVISEURS Trias politica

Verschillen tussen politieke partijen en pressiegroepen Wel kandidaten bij verkiezingen Geen kandidaten bij verkiezingen Gericht op de inrichting van de hele samenleving Gericht op een specifiek terrein van de samenleving Zelf voorbeelden bedenken Soms wordt een pressiegroep in de loop van haar bestaan een politieke partij. Hoe noem je dit dan?

Is de PVV een single-issuepartij? Bedenk een argument voor en een argument tegen.

En is de Partij voor de Dieren een single- issuepartij En is de Partij voor de Dieren een single- issuepartij? Kun je iets vertellen over representativiteit en single-issuepartijen?

Systeemmodel Eisen en wensen worden in de politiek omgezet in wetten. Fasen: Invoer (input), omzetting (conversie), uitvoer (output), terugkoppeling (feedback.) Input WENSEN EN STEUN Omzetting/conversie Output WAARDEN EN BELANGEN FEEDBACK

Systeemmodel - INVOER Eisen en steun (verkiezingen, maar ook daarbuiten) Situatie is onwenselijk en moet veranderd worden Gaat er in de politiek over dit probleem gesproken worden?  POORTWACHTERS spelen hierbij een rol

Systeemmodel - OMZETTING 3 (sub) fasen in proces van omzetting: Politieke agendavorming In deze fase wordt bepaald of een maatschappelijk probleem ook door de politiek wordt aangepakt of niet. In hoeverre wordt de ongewenste situatie door veel actoren als ongewenst ervaren? In hoeverre komt de ongewenste situatie vaak voor of roept het heftige emoties op? In hoeverre is de ongewenste situatie te veranderen en het probleem dus mogelijk oplosbaar? In hoeverre laten poortwachters het probleem toe? In hoeverre is er ruimte op de politieke agenda?

2. Beleidsvoorbereiding: Adviezen geven en alternatieven opstellen 3 2. Beleidsvoorbereiding: Adviezen geven en alternatieven opstellen 3. Beleidsbepaling: Beslissingen nemen over uitvoeren van beleid. Welke doelen worden gesteld, welke middelen toegekend en in welke tijd moet het worden aangepakt?

Systeemmodel - UITVOER Eis (invoer) wordt in de omzetting veranderd in een politiek besluit (uitvoer) Bijvoorbeeld een wet, maatregel, handeling. Of er wordt besloten dat er iets juist niet wordt uitgevoerd. 

Systeemmodel - FEEDBACK Beleidsvorming is nooit af. Het stopt niet. Soms wordt er nieuw beleid ontwikkeld. FEEDBACK is dus heel belangrijk

Systeemmodel - OMGEVING Het proces van besluitvorming wordt beïnvloed door de omgeving (veranderingen van de samenleving) We onderscheiden de volgende aspecten en ontwikkelingen: Demografische Ecologische Culturele Economische Technologische Sociale + bindingen die NL heeft met andere landen hebben invloed op het politieke systeem

Barrièremodel Het barrièremodel lijkt op het systeemmodel, maar nadruk ligt op omzetting. Black Box? Verschillende fasen barrières nemen om tot nieuw beleid te komen. Macht

Barrièremodel

11.4 Overheidsbeleid

Herhalen Wat geeft het systeemmodel weer? Hoe werkt het barrièremiddel en wat is het verschil met het systeemmodel?

In deze paragraaf bestuderen we hoe overheidsbeleid wordt uitgevoerd Beleid. Wat is dat? Beleid= het streven naar het bereiken van bepaalde doelen met bepaalde middelen op bepaalde tijdstippen Bij doelen kun je denken aan waarden die actoren hebben, deze hangen samen met ideologieen De middelen hebben vooral te maken met hoe een doel bereikt kan worden De tijdstippen verwijzen naar de momenten in de planning van beleidsplannen wanneer iets af moet zijn Beleid is vaak een compromis. Leg dit uit.

Herhalen van vorig jaar: Causaliteit: relatie tussen oorzaak en gevolg Oftewel variabele A leidt tot variabele B NIEUW: finaliteit: relatie tussen doel en middel Oftewel bij het maken van beleid worden er verbanden gelegd en dat noemen we finale relaties

Finale relaties Finaliteit: relatie tussen doel en middel Bijvoorbeeld: Het antidiscriminatiebeleid in Nederland: het doel hierachter is de waarde gelijkheid bevorderen en uiteindelijk realiseren. Een middel om dat te bereiken: Een wet Een instelling die klachten behandelt als mensen zich ongelijk behandeld voelen

Causaliteit en causaal model Bij causaliteit gaat het om verbanden van het tot stand komen van een maatschappelijk probleem. Een causaal model geeft die relaties weer

Milieuvervuiling in een causaal model Verschillende oorzaken milieuvervuiling: Mensen hebben meer geld en vrije tijd dan vroeger Door meer welvaart, wordt er meer geconsumeerd en geproduceerd en het productieproces zorgt voor meer vervuiling Voor dat productieproces zijn steeds meer grondstoffen nodig en zo wordt het milieu uitgebuit Mensen maken meer eigen keuzes, ook ten aanzien van consumptie. (bijv eigen auto willen, terwijl je ook kan carpoolen of met het openbaar vervoer kan gaan) Er zijn wel meer oorzaken maar let op het causaal model 

Causaal model milieuvervuiling

Ander voorbeeld causaal model (gemeente Hoogeveen, causaal model over brandveiligheid) Bij het maken van overheidsbeleid wordt vaak eerst onderzoek gedaan. Dan probeert men een ‘causaal veldmodel’ te maken (wij zeggen: causaal model). Dit brengt de oorzaken in kaart. 

Finaal model Wil de overheid de milieuvervuiling oplossen?  beleid maken. Finale relaties leggen tussen doelen en middelen. Dus in een finaal model worden relaties tussen doelen en middelen geschetst. Oftewel, om een maatschappelijk probleem aan te pakken, kunnen er oplossingen worden bedacht Oplossingen moeten omgezet worden in beleidsmaatregelen die onderdeel zijn van overheidsbeleid Deze maatregelen kunnen nieuwe ontwikkelingen stimuleren (die vervolgens weer nieuwe maatschappelijke problemen creëren)

Finaal model en milieuvervuiling

Zandlopermodel –je zet 2 modellen onder elkaar

Zandlopermodel over milieuvervuiling

Maakbaarheid In hoeverre kunnen we door beleid de samenleving veranderen zoals we zouden willen? Geef voorbeelden hoe ingrijpen door de overheid succes heeft opgeleverd Maakbaarheid van de samenleving: het geloof dat het maatschappelijk geluk in een samenleving verbetert door het ingrijpen van mensen