Pathologie en ziektebeelden Chronische ziektebeelden deel 2
Terugblik op de vorige les Wat is een Stoornis? Waarmee wordt een allergische reactie behandeld? 3. Wat is het verschil tussen hersenbloeding en een herseninfarct? 1. Een stoornis: Duidt op een afwijking in je lichaam of geest of het functioneren ervan 2. Allergische reacties worden behandeld met Antihistamine 3. Bloeding: Er stroomt bloed uit het geknapte bloedvat wat op hersencellen drukt. Achterliggend weefsel wordt niet meer van bloed= zuurstof + voeding voorzien en sterft af. Herseninfarct: Beroerte door een afgesloten bloedvat in de hersenen. Dat kan komen door een vernauwd bloedvat, bloedpropje (bloedstolsel) door hartritmestoornissen, of gebreken aan de hartklep die stolsels laat vormen.
Chronische ziektebeelden Motorische aandoeningen Zintuigelijke aandoeningen Neurologische aandoeningen Verstandelijke beperkingen Aangeboren & niet- aangeborenhersenletsel Aandoeningen van de luchtwegen
3.3.1 Motorische aandoeningen Aandoening aan het bewegingsapparaat. Spelen zenuwen ook vaak een rol bij = neuromusculaire aandoening. Reuma: aandoening aan de gewrichten. Zijn pijnlijk en gezwollen. Bij jongeren vaak plotseling= Acute artritis Artrose: minder kraakbeen in gewrichten. Behandeling: pijnmedicatie Osteoporose: Botontkalking grotere kans op breken Spieratrofie: Afname van spieren door bijv. langdurige inactiviteit. Spasme: Ongecontroleerd samentrekken vd spieren. Amputatie: Operatief verwijderen van ledematen Vraag steeds bij elke aandoening of er studenten zijn die iemand kennen met deze aandoening. Wat zijn de verschijnselen en ervaring over die ziekte? Gewrichten zijn pijnlijke en stijf. Vingers trekken soms ook helemaal scheef. Vaak richting de pink. Gewrichten kraken ook. Door minder kraakbeen in de gewrichten raken die geïrriteerd Komt mn bij ouderen voor. Botten worden broos. Moeten soms maatregelen getroffen worden om breken te voorkomen, bijv. bedrust. Na een periode van inactiviteit kan bij weer bewegen wel herstel vd spieren optreden. Denk aan een arm of een been in het gips. Spasmen ontstaan door het ontbreken van remmingen op spieren vanuit de hersenen. Is dus een hersenafwijking en geen spier afwijking. Kan aangeboren of verworven zijn. Komt vaak voor bij diabeten. Onzorgvuldig naleven van de gedragsregels ve diabeet (> suiker en/ of alcohol gedurende een langere periode) vergroot de kans op amputaties. Vaak eerst een teen, dan het onderbeen, dan boven de knie. Die diabeten hebben dan bijna letterlijk hun ledematen opgegeten…..
3.3.2 Zintuigelijke aandoeningen Blindheid: Kan aangeboren zijn (vaak erfelijk) of verworven. Je wordt “blind” genoemd als je < dan 30% ziet. Oorzaken bij niet aangeboren blinden verschillend. Doofheid: Aangeboren of verworven. Aangeboren doof kunnen nooit goed praten. Slechthorenden: horen nog iets m.b.v. hoorapparaat of implantaat neemt de werking beschadigde delen vh binnenoor over Oorzaken verworven blindheid; aandoening in de hersenen (tumoren, bloedingen etc) ouderdom, maar ook ongevallen; vuurwerkongevallen etc. Er zijn hulpmiddelen (stok, blindengeleide hond) voor blinden waardoor ze kunnen functioneren. Statistisch gezien hebben doven op de langere duur vaak problemen op de arbeidsmarkt. Worden sneller buitengesloten tijdens sociale momenten. Op termijn daardoor arbeidsongeschikt. Doven werken > maar tot ong. 55jaar Blinden en doven kunnen wel weer een eigen zintuigensysteem ontwikkelen. Bij het ontbreken van 1 zintuig ontwikkelt een ander zintuig zich vaak beter.
3.3.3 neurologische aandoeningen = Aandoening aan zenuwstelsel hersenen en ruggenmerg. Meest uiteenlopende stoornissen tot gevolg. Spina bifida= open rug. Ontstaat in de 1e 4 wkn vd zwangerschap doordat wervels niet goed ontwikkelen verlammingen. Ook vaak een waterhoofd. Mutiple sclerose (MS)= Ontsteking in het omhulsel van zenuwen in centraal zenuwstelsel die daardoor verminderd functioneren. Behandeling met medicatie. Ziekte progressief. Parkinson= Afsterven van hersencellen. Behandeling medicatie. Progressief Epilepsie= storing in elektrische prikkeloverdracht in hersenen. Mate verschilt Filmpje epilepsie aanval 5. Dwarslaesie= breuk of beschadiging in wervelkolom. (trauma of bijv. kanker). Verlamming. Nagenoeg geen behandeling mogelijk Om een open ruggetje te voorkomen slikken vrouwen voordat ze zwanger worden en aan het begin van de zwangerschap foliumzuur. Dat bevorderd de ontwikkeling van de wervels. Verloop van MS vaak golvend. Soms zijn de klachten erger en daarna weer een periode beter. Klachten: moe, slecht zien, krachtsverlies in de ledematen, gevoelsstoornis en problemen met incontinentie blaas. Behandeling met medicatie. Ziekte is progressief. Symptomen verschillend: trillen v. ledematen, tong en kin, < controle over bewegingen, stijver worden van spieren (freeze momenten = niet van de plek kunnen komen. Na even wachten lukt het dan vaak wel weer) en verstoring van houding en evenwicht. Patiënten krijgen vaak uitdrukkingsloos -zonder emotie- gezicht (prins Bernard, vorige paus, Mohamed Ali) Verliest tijdelijk controle over spieren. Na krampende schokken vaak moment van totale vermoeidheid. Soms ook incontinentie. Aanval kan ook zonder schokken = absence. Dan verkeerd patiënt tijdelijk in een “slaaptoestand” Schuimen in de mond zie je vaak bij neurologische aandoeningen. Met medicatie kunnen de mate van aanvallen SOMS verminderd worden.
Opdracht Thuis zelfstudie § 3.3.4 verstandelijke beperkingen t/m § 3.3.9 (blz. 74 t/m 81) In groepjes minimaal 6 multiple choice toetsvragen maken uit Hoofdstuk 2 en 3 van het boek Gebruik hiervoor de bijlage van docent De laatste 3 kwartier vd les wordt gebruikt om door de studenten zelf toets vragen te maken. Hiervoor wordt de bijlage bij les 5 gebruikt. De docent stuurt in de les deze bijlage via de mail naar de klas toe. Verdeel de klas in groepjes van 4 of 5 personen. Elk groepje maakt minimaal 3 vragen van H 2 en minimaal 3 vragen van H3. Er moeten ook vragen komen van de onderdelen die nog behandeld moeten worden! Meer vragen maken mag! De vragen worden ingevuld in de bijlage die de docent heeft toegestuurd. Die bijlage stuurt elk groepje aan het eind van de les weer terug naar de docent.
Toets maken Alle vragen zijn multiple choice. Er kan worden gekozen uit verschillende vraag systemen: Een vraag met daarbij 4 antwoorden waarvan 1 antwoord goed is. Een vraag met daarbij 4 antwoorden waarvan 1 antwoord fout is. Een vraag met daarbij meerdere goede of foute antwoordmogelijkheden. Een vraag in de vorm van een stelling met een juist of onjuist mogelijkheid of beide juist of onjuist variatie. Terwijl de studenten bezig zijn blijft deze dia in beeld.