Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.
Advertisements

Hoeveel pensioen krijg ik straks?
Hoofdstuk 2: Geld en ruil
Hoofdstuk 3: Geld over en tekort
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
KRITISCHE KOPER?.
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
Hoofdstuk 3: Wat doe je met je geld?
Hoofdstuk 2.
Regels economie: Geldbedragen ronden wij af op centen. Bijvoorbeeld €2,99 -> dus twee decimalen. Andere aantallen rond je af op één decimaal. Tenzij anders.
Omzet.
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Europese samenwerking
Lesplanning Binnenkomst
Geld tekort en geld over
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Lesplanning Binnenkomst Intro Bespreken proefwerk Uitleg docent 2.3
Internationale welvaartsverschillen
Hoofdstuk 1 Waar blijft je geld?
Samenvatting hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 Geld en Welvaart
Herhaling Hoofdstuk 1.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
§1.2 Waar blijft je geld? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
§1.1 Wat voor een inkomen heb je?
§2.2 Hoe spaar je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Sparen
Thema 2: Hoe geld verdienen?
Exponentiele groei en procenten En weer een opdracht uit het huiswerk.
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
Basisboek Marketing Hoofdstuk 10 Inkomenselasticiteit.
Mijn Inkomsten en uitgaven (1 m.) Klassikale aftrap
Jongeren & geld. Zakgeld Hoeveel zakgeld krijgen jongeren? leeftijdzakgeld (per maand) 12€ 19 13€ 23 14€ 25 15€ 30 16€ 31 17€ 36.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Interest berekeningen
Hoofdstuk 6 Productie.
Aantekeningen hoofdstuk 3. Begroting Als je je uitgaven op orde wilt houden, dan moet je budgetteren. Raadzaam is om een begroting te maken, Dat doe je.
Instructie hfst 1 klas 3tl. Koopkracht Koopkracht= hoeveel kun je kopen met je geld Inflatie= algemene prijsstijging Koopkrachtstijging= loonstijging.
Hoofdstuk 1 en 2. Productiefactoren Dit zijn alle middelen die gebruikt worden om iets te kunnen produceren. Productiefactoren ArbeidKapitaal natuur Ondernemerschap.
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Budg€t Fun.
Exameneenheid: Consumptie
Economie.
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Beste Havo 4..
(Bijna) iedereen doet het
Exponentiele toename en afname
Welkom Havo 5..
Keuzes maken Hoofdstuk 1 H3 & v3.
Verdienen en Uitgeven Hoofdstuk 2.
Schaarste en welvaart Produceren en kiezen.
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Beste Havo 4..
De bank en jouw geld Hoofdstuk 3 Geheel.
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Consumenten/producenten/overheid
Blok 4 Het milieu en ik Deelvraag:
Economische kringloop
Economie Basis Examentraning 2018 Wat kun je allemaal doen:
Inflatie en koopkracht
- Wat heb ik aan geld, ik heb veel meer aan brood -
Transcript van de presentatie:

Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie Hoofdstuk 1 Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie

Par. 1.1 A Inkomensvormen Inkomensverschillen: Inkomen uit arbeid: loon/salaris Inkomen uit bezit: rente en huur Overdrachtsinkomen: (geen tegenprestatie) zakgeld, huursubsidie kinderbijslag Inkomensverschillen: Opleiding Leeftijd Ervaring Functie Onaangenaam/zwaar werk NDJ/hfst. 1 mavo 3

Par. 1.1 B Rekenen: (rekenboek blz. 7-12-13-20-21) Een jaar heeft: 12 maanden, 52 weken, 4 kwartalen Omrekenen: maand  week: maandbedrag x 12 : 52 dus niet : 4!! week maand: weekbedrag x 52 : 12 dus niet x 4!! Bij rente berekening de volgende formule gebruiken (blz. 12 boek) percentage x bedrag= rente 100 NDJ/hfst. 1 mavo 3

Par. 1.1 C Voorbeeld 1: Spaarbedrag € 900, -. Rente 4%. Bereken het rentebedrag. 4 x € 900,- = 100 Voorbeeld 2: Spaarbedrag € 700, -. Rente 4,2% Bereken het rentebedrag 4,2 x € 700,- = 100 € 36,- € 29,40 - NDJ/hfst. 1 mavo 3

Par. 1.2 A Is iets belangrijk dan prioriteiten stellen. Basisbehoeften/primaire behoeften Luxe behoeften/secundaire behoeften NDJ/hfst. 1 mavo 3

Par. 1.2 B Rekenen: (rekenboek blz. 22-23) Percentage = Wat x 100 waarvan of Percentage = deel x 100 geheel Voorbeeld : Bruto loon € 2.400, - Netto loon € 1.800, - Hoeveel procent bedraagt het nettoloon van het bruto loon? 1.800 x 100 = 2.400 75 NDJ/hfst. 1 mavo 3

Par. 1.3 Rekenen: (rekenboek blz. 28-30-31) Begroting: overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven. Gezinsuitgaven: - dagelijkse uitgaven (persoonlijke verzorging, benzine, uitgaan behoren hier ook toe) - vaste lasten (komen regelmatig terug, contract afgesloten) - incidentele uitgaven (grote uitgaven - sparen) Reserveren: geld opzij zetten (sparen) om later grote of onverwachte uitgaven te kunnen doen. Bedrag dat je nodig hebt = reservering tijd Rekenen: (rekenboek blz. 28-30-31) NDJ/hfst. 1 mavo 3

Par. 1.4 Koopkracht: de hoeveelheid goederen en diensten die je van je inkomen kunt kopen. Is afhankelijk van: je inkomen en de prijzen van de goederen en diensten die je koopt. Koopkracht stijgt → welvaart stijgt. Welvaart de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien. Welvaart stijgt niet alleen door koopkracht maar ook door zelfvoorziening. NDJ/hfst. 1 mavo 3