Economische groei Hfst 20 Hfst 26.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Advertisements

VWO 4: Markten-1 Hoofdstuk 4: De Werkloosheid
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
Overheid beleid.
stijging van het algemeen prijspeil
In de vaart der volkeren
Productiefactor Arbeid
Inkomen les 10 Zelftest Inzichtvragen
gespannen arbeidsmarkt
Inleiding arbeidsmarkt
Hoofdstuk 14 § 1 en 2, 3. Natuurlijke hulpbronnen Steenkool.
Voorbereiding H14 Klas 4G.
Management & Organisatie Lesbrief: Welvaart VWO 4 Les 11 – Indexcijfers deel 2 Datum: 23 september 2010 Docent: Henk Douna.
Modellen VWO 6.
Markten 1 H3.
Jullie hebben lef... .
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
HAVO 5 Inkomen en groei Hoofdstuk 4: Inkomensverdelingen
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Stimulerende monetaire politiek
Goede tijden, slechte tijden
Begrippen kennen Collectieve sector = publieke sector
Nominaal versus reëel inkomen
Herhaling Hoofdstuk 1.
5.2 Hoe kom je aan die broek? Voordat een product in de winkel ligt gaat er veel werk aan vooraf. © Noordhoff Uitgevers
Overzicht Inflatie Twee soorten: Deflatie Daling algemeen prijsniveau
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Basisboek Marketing Hoofdstuk 10 Inkomenselasticiteit.
Aantekeningen hfst 6.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Marktaandeel Ex-BTW en In-BTW Arbeidsproductiviteit Belangrijk PROGRAMMA:
De economische kringloop
 Hier worden leningen of kredieten verstrekt 2 deelmarkten: Geldmarkt: Kortlopende kredieten (1 a 2 jr) Kapitaalmarkt: Langlopende kredieten (langer.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
Welkom havo 4..
Welkom havo 4..
Welkom Havo 5..
Verdienen en Uitgeven Hoofdstuk 3.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Welkom Havo 5..
Voorbeeld Weging Indexcijfers 2011 Weging x indexcijfer Voeding
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom 4 Havo..
Welkom Havo 5..
Welkom 4 Havo..
Economisch bekeken Mavo 4
Schommelingen in de economie
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Werk, Hoofdstuk 1 en 2: Het aanbod van arbeid
Economische kringloop
Maatschappelijke geldhoeveelheid
Centrale bank (ecb / dnb)
Nederland en de rest van de wereld
Inflatie en koopkracht
Ec groei Hfst 20 Hfst 25.
Maatschappelijke geldhoeveelheid
- Wat heb ik aan geld, ik heb veel meer aan brood -
Transcript van de presentatie:

Economische groei Hfst 20 Hfst 26

Ec groei Groei van de productie Wie heeft het grootste BBP? Op basis van deze gegevens zou Amerika het rijkste land ter wereld zijn!

Kanttekening Geen rekening gehouden met: Productie is geen welvaart ! Inflatie Bevolking Productie is geen welvaart ! Nominale groei is nog geen reële groei

Stijging van het algemeen prijspeil Inflatie Stijging van het algemeen prijspeil

Oorzaken inflatie Overbesteding Bestedingsinflatie Kostenstijging Kosteninflatie Toename van de geldhoeveelheid Monetaire inflatie

Oplossingen Overheid Banken Belastingen omhoog, zodat bestedingen afnemen Bezuinigingen Banken Rente omhoog Geld opkopen van banken, zodat de geldhoeveelheid afneemt

Loon-prijs spiraal Loonkosteninflatie Bedrijven doen de lonen omhoog om zo personeel weg te kopen. Lonen stijgen harder dan de arbeidsproductiviteit. Loonkosten per product gaan omhoog, zodat bedrijven prijzen laten stijgen om die kosten weer terug te verdienen.

Gevolgen inflatie Inflatie leidt tot vermindering van de koopkracht van geld: geldontwaarding Stel de inflatie is in een bepaald jaar 100%. Hoe hoog is dan de geldontwaarding? Antwoord: 100 / 200 x 100% = 50%. Dus de geldontwaarding is 50% Stel de inflatie in een bepaald jaar is 5%. Hoe hoog is dan de geldontwaarding? Antwoord: 100 / 105 x 100% = 95,24%. Dus de geldontwaarding is 100% - 95,24% = 4,76%

Consumentenprijsindex (CPI) Het cpi is een belangrijke maatstaf voor het meten van de gemiddelde prijsontwikkeling Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert maandelijks informatie over de CPI. INDEX NOMINAAL / CPI * 100 = INDEX reëel

Gevolgen inflatie Dus van dezelfde hoeveelheid geld kan minder gekocht worden. Bij inflatie zal het reële inkomen (= koopkracht) dalen

Voorbeelden Stel het nominale inkomen stijgt met 5% en de inflatie is 4%. Met hoeveel procent stijgt/daalt het reële inkomen? Antwoord: 105 / 104 x 100% = 100,96. Dus het reële inkomen stijgt met 100,96 – 100 = 0,96% Stel het nominale inkomen stijgt met 4,5% en de inflatie is 7%. Met hoeveel procent stijgt/daalt het reële inkomen? Antwoord: 104,5 / 107 x 100% = 97,66. Dus het reële inkomen daalt met 100 – 97,66 = 2,34%

Rekenvoorbeeld Inkomen stijgt van € 25.000,- naar € 28.000,- per jaar. Inflatie van 2% Bereken de koopkracht!

Rekenvoorbeeld Inkomen daalt van € 35.000,- naar € 34.000,- Mijn koopkracht stijgt met 1,2% Hoe kan dit?

Rente Je ziet bij een bank staan: rente 4,6% Dit is de nominale rente Nominale rente bestaat uit: Vergoeding uitstel consumptie Vergoeding risico dat gelopen wordt Vergoeding voor inflatie De eerste twee punten vormen de reële rente.

Voorbeeld rente Nominale rente 4,5% Inflatie 2,5% De reëele rente is 104,5 / 102,5 *100 = 101,95 1,95%

Bereken de reële groei per hoofd van de bevolking in 2016! 2015 2016 BBP (mljd) 780 795 Inflatie (%) 1,5% Bevolking (mljn) 16,8 16,9 Bereken de reële groei per hoofd van de bevolking in 2016!