Sociaal Maatschappelijke Dimensie – 1.4 Ik en de ander Burgerschap – H. 1 Sociaal Maatschappelijke Dimensie – 1.4 Ik en de ander
Nederlandse hufterigheid Waar ergert Nederland zich het meest aan? Top 5 grootste ergernissen: Vernieling van openbaar bezit Zwerfafval Geen richting aangeven Hondenpoep Onbeleefd taalgebruik
Wat is normaal? Waar komt het woord normaal vandaan denk je? Is normaal overal en voor iedereen hetzelfde? Lees de theorie op blz. 23 van je werkboek.
Normen en waarden De ergernissen die we kunnen hebben in het verkeer, over onze leefbaarheid, over communicatie met elkaar hebben allemaal te maken met waarden en normen.
Opdracht Maak de opdrachten op blz. 23 van je werkboek. Hoe: zelfstandig Tijd: 5 min
Voorbeelden normen en waarden Norm: Als de trein, tram of bus aankomt, wacht je even tot de mensen uitgestapt zijn, alvorens zelf in te stappen. Waarde: Geduld Norm: Als iemand achter je in de rij voor de kassa maar één artikel wil afrekenen, terwijl jij een hele kar vol hebt, vraag je of die persoon even voor wilt. Waarde: Vriendelijkheid Norm: Je draait midden in de nacht geen harde muziek, terwijl de buren liggen te slapen. Waarde: Respect voor anderen
Opdracht Maak opdracht 7, blz. 24 van je werkboek. Hoe: zelfstandig Tijd: 10 min.
Sociaal versus asociaal gedrag
In de wet? Normen en waarden zijn vaak ‘ongeschreven regels’. Sommige normen zijn bij wet vastgelegd, dan zijn het dus geen ongeschreven regels meer. Houd je je niet aan zo’n wettelijke norm, dan is dit strafbaar. Voorbeeld: Geluidsoverlast kan gezondheid en woonplezier schaden. Daarom zijn er wettelijke normen, bijvoorbeeld voor het geluid dat bedrijven mogen maken.
Opdracht Maak opdracht 8, blz. 25 van je werkboek. Hoe: in een groepje van 3 a 4 studenten Tijd: 10 min.
Opdracht Maak opdracht 9, blz. 26 van je werkboek Hoe: individueel Tijd: 5 min.
Asociaal gedrag Bekijk het filmpje, asociaal gedrag achter de kassa. Wat vind je van het gedrag van de caissière? Hoe zou je zelf aangesproken/behandeld willen worden?
Opdracht Maak opdracht 10, blz. 27 van je werkboek. Hoe: individueel Tijd: 5 min.