Deelvraag: Waar hoor ik bij?

Presentatie over: "Deelvraag: Waar hoor ik bij?"— Transcript van de presentatie:

1 Deelvraag: Waar hoor ik bij?
Blok 4 Ik Deelvraag: Waar hoor ik bij?

2 Leerdoelen Aan het einde van de les kun je:
Een voorbeeld geven van normen en waarden vroeger. Een voorbeeld geven van normen en waarden in een ander land.

3 Uniek, of toch niet? Wat je denkt en vindt hangt af van:
Tijd waarin je leeft Omgeving waarin je leeft Waarden zijn afhankelijk van tijd en plaats. Waarde = opvatting over wat je belangrijk vind in je leven Vb: eerlijkheid, veiligheid, vriendschap Norm = regel hoe je je hoort te gedragen. Vb: ‘een echte vriend steun je door dik en dun’

4 Uniek, of toch niet? Waarde = opvatting over wat je belangrijk vind in je leven Vb: eerlijkheid, veiligheid, vriendschap Norm = regel hoe je je hoort te gedragen. Vb: ‘een echte vriend steun je door dik en dun’ In Azië is respect voor ouderen een belangrijke waarde.

5 Even oefenen Waarde: geduld Norm:
je wacht netjes op je beurt en schiet niet voor.

6 Even oefenen Waarde: Veiligheid Norm: Ik rijd hier maximaal 30 km/u

7 Even oefenen Waarde: Eerlijkheid Norm:
Ik geef spullen netjes terug aan de eigenaar

8 Even oefenen Waarde: Gezondheid/hygiëne Norm:
Ik was altijd mijn handen voor ik eten klaar maak.

9 Even oefenen Waarde: Respect (ouderen) Norm:
Ik sta op voor oudere mensen

10

11 Lees Tekstboek blz. 26 Uniek, of toch niet?

12 Lees Tekstboek blz. 26 Uniek, of toch niet. Maken werkboek blz
Lees Tekstboek blz. 26 Uniek, of toch niet? Maken werkboek blz t/m 4 (4d niet)

13 Leerdoelen Aan het einde van de les kun je:
Een voorbeeld geven van de invloed die jouw ouders/verzorgers en vrienden op jou hebben. Drie groepen noemen die belangrijk zijn voor jouw identiteit. Één ding noemen dat jij belangrijk vind in het leven en uitleggen hoe jij daar voor wilt inzetten. Uitleggen waarom economie gaat over het maken van keuzes.

14 Cultuur In een cultuur gelden regels hoe mensen met elkaar omgaan.
Die regels leer je van je ouders..

15 Imago en identiteit Imago = beeld dat anderen van jou hebben.
Identiteit = wie jij bent en waar je trots op bent. Voel jij je Nederlander? Wat is het imago van Nederlanders in het buitenland?

16 Schaarste Budget = de hoeveelheid geld die je tot je beschikking hebt.
Schaarste = er zijn niet eindeloos veel grondstoffen, werknemers en machines. Je moet kiezen waarvoor je ze gebruikt. Mijn wekelijkse budget is € 5,-. Als ik vaak een ijsje koop, kan ik geen geld opzijzetten voor een nieuwe Iphone.

17

18 Lees Tekstboek blz. 27 Ouders en vrienden
Imago

19 Lees Tekstboek blz. 27 Ouders en vrienden
Imago Maken werkboek blz t/m 14 (7, 10, 12 niet)