Droogte, verzilting en binnendijkse natuur in de Zuidwestelijke Delta Taak 5, BO-ZWD 21-09-2012, Janien van der Greft, Harry Massop, Ruut Wegman & Maurice Paulissen
Aanleiding Doorwerking van Deltascenario’s: effecten van droogte en verzilting op binnendijkse natuur Waar en wanneer treden knelpunten op als gevolg van Klimaatverandering Autonome ontwikkeling Sociaaleconomische ontwikkeling Centrale vraag: Waar in de ZW Delta bestaan er momenteel knelpunten voor binnendijkse natuur op het gebied van droogte en verzilting en waar en wanneer zullen deze naar verwachting in de toekomst ontstaan, uitgaande van de deltascenario’s? De doorwerking van de Deltascenario’s op binnendijkse natuur vindt plaats via 1) effecten van de klimaatscenario’s en 2) effecten van de sociaaleconomische scenario’s. Klimaatverandering heeft vooral fysische effecten, waarbij droogte en verzilting de meest bepalende factoren zijn. In de klimaatscenario’s wordt ook de autonome ontwikkeling meegenomen. Hierdoor kan worden aangegeven welke knelpunten bij een autonome ontwikkeling optreden en welke hoofdzakelijk door klimaatveranderingen optreden. Sociaaleconomische scenario’s bepalen vooral de beschikbare ruimte die aan natuur wordt gegeven.
Aanpak Klimaateffecten -> modelresultaten & expert judgement Beslisregels NEO-klassen Sociaaleconomisch -> modelresultaten (PBL, Deltares) Nabijheid Ecologisch Omslagpunt voor droogte of interne verzilting = gevoeligheid van natuur voor droogte of interne verzilting intensiteit blootstelling aan droogte of interne verzilting x Aanpak: De doorwerking van klimaateffecten is aangepakt door toepassing van een semi-kwantitatieve benadering waarin de ‘nabijheid ecologisch omslagpunt’ als volgt wordt bepaald: [Nabijheid Ecologisch Omslagpunt] = [intensiteit van blootstelling aan klimaatfactor] x [gevoeligheid van natuurtype] . Bij verzilting lag nadruk op interne verzilting, d.w.z. aanvoer van zout via kwel uit diepere ondergrond. Hoe nabijer het ecologisch omslagpunt, hoe groter het knelpunt voor de desbetreffende factor (droogte of interne verzilting). Voor wat betreft de intensiteit van droogte of verzilting is gebruik gemaakt van modelresultaten (Nationaal Hydrologisch Instrumentarium, Deltares, Alterra). De gevoeligheid van de diverse natuurtypen voor droogte of verzilting is gebaseerd op expertoordeel. De effecten zijn beoordeeld volgens beslisregeltabellen; als voorbeeld de beslisregeltabel voor verzilting, waarin wordt getoond hoe informatie over intensiteit van interne verzilting (uitgedrukt als ‘kwetsbaarheid regenwaterlenzen’ (kaartmateriaal Deltares) is gecombineerd met gevoeligheidsscore van natuur (voor zout) om te komen tot ‘nabijheid ecologisch omslagpunt’. Aanpak is vergelijkbaar met risicobenadering (kans x gevolg). Score 1 = ecologisch omslagpunt niet nabij; 3 is: relatief nabij; 2 zit er tussenin. Kleuren bij score 1 t/m 3 corresponderen met kleuren in resultaatkaarten. Aanvullend: de socio-economische groei- en krimpscenario’s zijn door Deltares en PBL uitgewerkt in veranderingen in oppervlakte per landgebruikstype. Deze effecten hebben we kwalitatief geanalyseerd.
Resultaat - droogte = 10 NEO-kaarten droogte X Gevoeligheid voor droogte: voor de voorkomende beheerstypen is droogtegevoeligheid bepaald obv SNL-beschrijvingen, aangevuld met gegevens uit Verhoeven et al (2011), aquatisch supplement (EC-LNV 2000) en expertoordeel. Meest droogtegevoelig uiteraard de nattere beheertypen, zoals natte duinvalleien en nat schraalland. Kans op voorkomen droogtestress = functie van bodem- en grondwatereigenschappen, met name capillaire opstijging vanuit zoet grondwater. Blijkt in de verschillende klimaatscenario’s niet zoveel te verschillen, ook niet tov huidig. Methode: GLG in relatie tot kritieke-z (= maximale afstand waarover gewas nog voldoende water kan aanzuigen) Grondwaterprofiel: GLG altijd ondieper dan kritieke-z -> geringe kans op droogtestress Contactprofiel: GLG zakt in groeiseizoen onder krit-z -> matige kans op droogtestress Hangwaterprofiel: GLG dieper dan kritieke-z -> grote kans op droogtestress Bepaald: aantal dagen dat GLG dieper is dan krit-z. Klassen: 0 ; 0-150d ; >150d. Op deze wijze zijn gecombineerd: klimaatfactor: 3 klimaatscenario’s: autonoom, gematigd en warm 3 zichtjaren: huidig, 2050 en 2100 2 beheertypen: huidig en ambitie Resultaat van al deze mogelijke combinaties heeft 10 NEO-kaartbeelden voor droogte opgeleverd; nu niet mogelijk daar overal op in te gaan; voor het hele verhaal verwijs ik naar Alterra rapport 2303 dat recent is verschenen. 10 NEO-kaarten droogte
Resultaat - verzilting = X Gevoeligheid voor verzilting: voor de voorkomende beheerstypen is zoutgevoeligheid bepaald obv gegevens uit Paulissen et al (2011), SNL, aquatisch supplement (EC-LNV 2000) en expertoordeel. Enkele beheertypen zijn weinig gevoelig voor verzilting, kustnabije natuurtypen zijn soms zelfs afhankelijk van de invloed van zout voor hun voortbestaan. De meeste typen met bos zijn zeer gevoelig voor zout, evenals enkele uitgesproken zoetwaterafhankelijke beheertypen als nat en droog schraalland. Kans op voorkomen verzilting in de wortelzone = afhankelijk van de hoeveelheid zout in de pleistocene ondergrond en de snelheid waarmee dit door de holocene deklaag naar de wortelzone wordt getransporteerd. Kwestbaarheid van regenwaterlenzen vormt hier een maat voor. Scenariokaarten hiervoor zijn verkregen uit het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium, via Guy Oude Essink (Pauw en Oude Essink, 2011). De kwetsbaarheidkaarten kennen 3 klassen (indeling Oude Essink): gering, matig, zeer kwetsbaar. Methode: kwetsbaarheid regenwaterlenzen * gevoeligheid zout Op deze wijze zijn gecombineerd: klimaatfactor interne verzilting 2 klimaatscenario’s: autonoom en warm 3 zichtjaren: huidig, 2050 en 2100 2 beheertypen: huidig en ambitie Resultaat van al deze mogelijke combinaties heeft 20 NEO-kaartbeelden opgeleverd; nu niet mogelijk daar overal op in te gaan; voor het hele verhaal verwijs ik naar Alterra rapport 2303 dat recent is verschenen. Daarnaast zijn sociaaleconomische kaartbeelden opgeleverd voor 2 scenario’s: groei en krimp, zie ook hiervoor het rapport. 10 NEO-kaarten verzilting Sociaal-economische kaarten Zie Alterra-rapport 2303
Conclusies Samengevat in 1 kaart Effecten Klimaatscenario’s als aangeduid op de kaart: Klimaat – factor droogte: ecol.omslagpunt matig nabij; oorzaak: gevoeligheid beheertypen Klimaat – factor interne verzilting: ecol.omslagpunt zeer nabij; oorzaak: gevoeligheid beheertypen “ “ “ “ : “ “ “ ; oorzaak: kans op blootstelling aan zout Klimaat – factor externe verzilting: hoge kans in Warm scenario Effecten Sociaaleconomische scenario’s: bij groeiscenario in 2100 minder oppervlakte beschikbaar voor natuur; resultaat blijkt echter volledig afhankelijk van beleidskeuzes. Generiek: zowel bij de factor droogte al bij de factor zout (interne verzilting) valt op dat het effect van klimaatscenario’s op de nabijheid van het ecologisch omslagpunt relatief gering is: de kaartbeelden voor de toekomstscenario’s wijken niet sterk af van het huidige beeld.
Stellingen Interne verzilting dringt aan in gebieden rond Oosterschelde en Grevelingen Versterking zilte natuurwaarden binnendijks biedt kansen voor versterking economie en kustveiligheid Nog veel winst mogelijk in verweving ‘binnendijkse’ ecologie en economie/kustveiligheid Duinen: ook kansen, maar aandacht nodig voor vraag hoe vegetatie zal reageren op langdurige droogte Meer dynamiek kan bijdragen aan kustveiligheid Controleerbare dynamiek? Interne verzilting dringt aan in gebieden rond Oosterschelde en Grevelingen -Versterking zilte natuurwaarden binnendijks biedt kansen voor versterking economie en kustveiligheid [noemen: er gebeurt natuurlijk al van alles op gebied van zilte teelten; bijv. Zeeuwse Tong op Noord-Beveland en nu Kustlaboratorium op Schouwen-Duiveland, maar:] -Nog veel winst mogelijk in verweving ‘binnendijkse’ ecologie en economie/kustveiligheid [binnendijks tussen aanhalingstekens, omdat het kan gaan om bijv. nieuwe zilte, productieve inlagen die door dubbele dijkensysteem bijdragen aan kustveiligheid] [noemen: je ziet bij Zeeuwse Tong en ook wel bij Kustlab dat economische optimalisatie nog erg leidend is en ecologie wat secundair. Winst zou kunnen zijn, om veel meer gebruik te maken van potentie natuurlijke processen voor teeltfacilitatie, bijv. door zilte waterzuivering en robuuste kustverdediging.] Duinen: ook kansen, maar aandacht nodig voor vraag hoe vegetatie zal reageren op langdurige droogte Meer dynamiek kan bijdragen aan kustveiligheid [noemen: letterlijk bredere (achter zeereep opgehoogde) duinbasis]
Beheertypen Zuidwestelijke Delta Natuurgebieden
Beheertypen - natuur
Sociaal-economische scenario’s Laag scenario = krimp Lagere bevolkingsdruk; minder welvaart; minder grond voor econ.doelen Hoog scenario = groei Hogere bevolkingsdruk, meer welvaart; meer grond voor econ.doelen Natuureffecten Krimp meer grond voor natuur; veelal op natte plekken, econ.restplekken; robuuster, want minder geld voor intensief beheer Groei minder grond voor natuur, meer geld voor intensief beheerde natuur Scenario’s Bron: PBL en Deltares Aannames: 2050 Ruimtescanner, aanname EHS wordt volledig gerealiseerd 2100 watervraag en landbouwontwikk leidend principe; natuur als restfactor Beleidskeuzen enorm bepalend in uitkomsten sccenario’s!
Sociaal-economische scenario’s Resultaten Krimp aandeel natuur neemt toe in alle deelgebieden, in 2050 en 2100 in zuiden geringer, nabij Randstad groter (in samenhang met sterkere afname verstedelijking) Groei aandeel natuur neemt toe in 2050 (zie aannames!); en af in 2100 afname nabij Randstad en in Zeeuws-Vlaanderen groter dan in andere gebieden (idem verstedelijking, en landbouw)
Externe verzilting Deelgebied Actueel Autonoom/Rust 2050 W+ 2050 W+ 2100 Zeeuws-Vlaanderen Walcheren Zuid-Beveland Noord-Beveland Schouwen-Duiveland Tholen Sint -Philipsland Brabantse Zeeklei Eiland van Dordrecht Hoekse Waard Goeree-Overflakkee IJsselmonde Voorne-Putten Externe verzilting treedt op op de plekken waar zoetwater van buitenaf wordt ingelaten. Als dit ingelaten water verzilt, krijg je daar op het land ook de verziltingsefecten van. Dit speelt op Voorne-Putten, IJsselmonde, Hoekse Waard en Goeree-Overflakkee met inlaatwater uit het Spui en Hollands Diep/Haringvliet, vanwege achterwaartse verzilting vanuit de Rijnmond. Zuid-Bev = zoetwareleiding landbouw Tholen e.o. zoetwater uit Volkerak-Zoommeer, verondersteld zoet te blijven Invloed van zoute kwel is nu niet onderzocht, dat vraagt meer info over locatie van optreden, wegmalen naar opp.water en verdere beweging opp.water.