Stort je hart uit voor de HEER Stort je hart uit voor de HEER! Je moet klagen (1); je mag vragen (2); je wordt gedragen (3) Zorgen – verdriet – vijanden Wat doe je: óf je wordt een klager (voelt je slachtoffer) Of je compenseert (je zoekt verdoving) David brengt het bij Gód!
Stort je hart uit voor de HEER Stort je hart uit voor de HEER! Je moet klagen (1); je mag vragen (2); je wordt gedragen (3) Het voelt alsof God weg kijkt (“gelaat verbergen”) Geloofsstrijd God is er wel, jij voelt dat niet.
“Niet klagen maar dragen”?? Machteloos Klagen mag vragen worden Stort je hart uit voor de HEER! Je moet klagen (1); je mag vragen (2); je wordt gedragen (3) “Niet klagen maar dragen”?? Machteloos Klagen mag vragen worden
Stort je hart uit voor de HEER Stort je hart uit voor de HEER! Je moet klagen (1); je mag vragen (2); je wordt gedragen (3) Leg je klachten bij God neer. David vindt daar rust in (“ik vertrouw op uw liefde…”). God draagt jou
Stort je hart uit voor de HEER Stort je hart uit voor de HEER! Je moet klagen (1); je mag vragen (2); je wordt gedragen (3) Hij hééft dat gedaan: kijk maar naar Jezus! God verwoordt zelf onze nood. Er is veel te klagen, doe het bij God.