Verder kijken dan de Costa’s PAR. 2 Het Middellandse Zeegebied
Straat van Gibraltar
Door de relatief nauwe verbinding tussen de Atlantische oceaan en de Middellandse Zee zijn er twee stromingen: • een oppervlakkige stroming met oppervlaktewater van de oceaan die een relatief laag zoutgehalte (ca. 18 ‰) heeft . ( oa. vanwege de grote diepte en de overvloedige wateraanvoer door de grote rivieren ) • een dieptestroming met veel zouter water (ca. 40 ‰) uit de Middellandse Zee.
Ook de doorgang tussen de Zwarte Zee en de Middellandse Zee is maar smal en is er ook sprake van een zoetere oppervlakte stroming en een zoutere diepte stroming
Delta’s van de Ebro , Rhone , Nijl en Po.
Par. 2.1 Middellandse zee : · Grootste binnenzee, omgeven door 20 landen met 400 miljoen inw. · Alleen smalle opening naar oceaan bij Straat van Gibaltar. · Doordoor vrijwel geen eb en vloed. · Het zeewater is warmer en zouter dan dat van de oceaan. Door de zonnewarmte is de verdamping groter dan de aanvoer van zoet water uit de rivieren !
Olijfbomen
Kurkeik
dadelpalm
Mediterrane vegetatie is aangepast aan het klimaat: - hete droge zomer => planten zijn dor om verdamping te beperken - zachte winters met neerslag => planten bloeien in het voorjaar. - geen bladverlies in winter , leerachtige bladeren - lange wortels bijv. olijfboom, kurkeik , cipres en palm.
Mediterrane landbouw : 1. Droge akkerbouw : vooral tarwe . Na de oogst ligt de akker een periode braak om vochtigheid van de bodem te laten herstellen. 2. Boom- en struikcultuur : ( soms gemengd bedrijf → vee onder de bomen ) - olijf = > olijfolie - druiven ( voor wijn, consumptiedruiven of rozijnen ) - dadelpalm ( vooral Noord-Afrika ) - citrus ( sinaasappels , citroenen enz. ) - ander fruit : vijgen, noten, appels in koelere bergen.
Irrigatielandbouw : voorbeeld Egypte
3. Irrigatie-landbouw ( in kustvlakten en rivierdalen ) arbeids- en kapitaalsintensief. meerdere oogsten per jaar, soms mbv van (plastic) kassen . Groente en fruit ( bijv. aardbeien en tomaten ) 4. Veeteelt : marginaal ( brengt weinig op ) en is extensief ( slechts herder + kudde ) schapen en geiten in droge, bergachtige gebieden → brengen vaak schade toe aan vegetatie
Nomadische veeteelt ( steppe en woestijn ) : herders trekken altijd rond ! Transhumance : dieren in de hete zomer op de bergweiden , in de winter in de dalen . Deze levenswijze is op zijn retour, omdat de grenzen en prive-grondbezit de bewegingsvrijheid beperken en de overheid tegen het vernieling van de vegetatie is ! Weinig moderne (intensieve) veeteelt : Minder prominent aanwezig in vergelijking met Nederland, maar zeker aanwezig en in opkomst.
Klimaten rondom de Middellandse zee BS BW Cs EH
Par. 2.2. Welke klimaten vind je rondom de M.Z. ? - Zuid-oost Spanje : BS = steppeklimaat ( 250-500 mm. regen per jaar ) - Noord - Afrika : BW = woestijnklimaat ( < 250 mm per jaar ) - Berggebieden : EH = hooggebergte klimaat - Kustgebieden : Cs = mediterraan klimaat of Middellandse Zeeklimaat Kenmerken Cs: hete droge zomers , zachte neerslagrijke winters .
Windsysteem
ITC
Tekening. | lucht bij evenaar stijgt | lucht daalt in subtropen gevolg : lage drukgebied ( - ) | hoge drukgebied ( + ) en en regen | droog . = Inter-tropische convergentie- | zone ( ITC ) |
Deze ITC verschuift met de seizoenen, het sub-tropisch hoge drukgebied schuift mee. In de zomer ligt dit subtropisch hogedrukgebied boven de Middellandse Zee dalende lucht, geen wolken , droog en zonnig. In de winter is het subtropisch hogedrukgebied naar het zuiden geschoven , boven de Sahara. Het Middellands Zeegebied ligt dan in de zone van de Westenwinden. Wind vanaf de Atlantische oceaan matige temperaturen + neerslag
ITC- zone
mistral
Bora
Sirocco
Lokale winden : de Mistral in Zuid-Frankrijk : vanuit de bergen “valt “deze wind via het Rhonedal naar de Middellandse Zee . de Bora : “Valwind” vanuit de bergen van Kroatië naar zee. ( boek : fig. 2.6 ) de Sirocco : hete, droge woestijnwind vanuit de Sahara naar de Middellandse Zee zandstormen, stof soms tot in Nederland .
Gevolgen Waterproblemen: Bosbranden in Griekenland
Opraken van watervoorraden bijv. stuwmeer van Sau ( Spanje )
Droge rivierbeddingen in zuid-oost Spanje
Modderlawines en watersnood in Alpengebied en Zuid-Italië
Par. 2.3 : Waterproblemen. In de zomer grote tekorten risico bosbranden , verdroging van vegetatie , opraken van water- voorraden ( stuwmeren ). In de winter water-overlast na stortbuien bodem kan waterniet verwerken stroomt over oppervlak weg overstromingen en bodemerosie ( = grond spoelt weg ) Oorzaak : sterke schommelingen in - Neerslag-intensiteit = hoeveelheid neerslag per uur of per dag - Neerslag-variabiliteit = variatie in neerslag over een lange periode Gevolg : verstoring van de waterbalans ( = verhouding tussen de binnenkomende en uitgaande hoeveelheden water in een gebied.)
Neerslagintensiteit
Neerslag-variabiliteit
De waterproblemen zijn het grootst in Noord-Afrika : Minste neerslag, meeste verdamping Snelste toename bevolking Vegetatie vernield door overbegrazing Toename watergebruik voor bevolking , toerisme en irrigatielandbouw. Oplossingen : - Stuwmeren ( water aftappen van rivieren ) - Water oppompen uit diepe waterhoudende lagen ( = “ fossiel grondwater “ ) nadeel : deze voorraden raken op en worden niet aangevuld . - Ontzilting : zeewater distilleren zoet drinkwater nadeel : installaties zijn duur en kosten veel energie
Antropogene ( = menselijke ) invloeden : Ontbossing : bos gekapt voor brandhout , bouwmateriaal en landbouwgrond . Bosbranden door de mens veroorzaakt . Overbeweiding : schapen en geiten vernielen de vegetatie.