Etnische Ongelijkheid Matthijs Kalmijn 2016-2017
Etnische ongelijkheid MERITOCRATISCH NIET MERITOCRATISCH ASCRIBED Intelligentie, Persoonlijkheid Ouderlijk milieu, gender, etniciteit, leeftijd ACHIEVED Opleidingsniveau, ervaring Sociaal kapitaal
Benaderingen van etniciteit 1 General Social Survey (U.S.)
Benaderingen van etniciteit 2 European Social Survey (Europe)
Benaderingen van etniciteit Subjectief Objectief What is your race/ethnicity? USA, UK Ethnic-racial groups Ook 3+ generatie Geboorteland respondent en ouder Europa National origin groups 1-2 generatie
What’s in a name....
De groepen in Nederland Maar: grote regionale verschillen en leeftijdsverschillen....
De groepen in Nederland Percentage van totaal Aantal x 1000 % Tweede generatie Turks 2.4 395 50.4 Marokkaans 2.2 369 54.4 Surinaams 2.1 347 47.6 Antilliaans 0.9 145 43.3 Afghaans 0.3 42 22.5 Iraaks 54 24.6 Iraans 0.2 35 21.6 Somalisch 29.0 Overig niet westers 3.1 545 38.7
Beschrijving ongelijkheid In het onderwijs Op de arbeidsmarkt
Prestaties in het onderwijs 1 1998 2007
Prestaties in het onderwijs 2
Ontwikkelingen na 2007
Behaald onderwijsniveau Van de groep als geheel Alle geboortecohorten Beide generaties Van schoolgaanden Recente cohorten Tweede generatie (en 1½ generatie) Wel of niet controleren voor prestaties Secundaire vs primaire effecten
Leeftijd 15-64 Percentage met alleen lager onderwijs Autochtonen 7% Turken 35% Marokkanen 40% Effecten generatie & gender (zie Gijsberts & Iedema)
Recente cohorten Bron: CBS Statline, eigen analyses (2009/2010) Jaarlijkse aanwas (22 jaar of jonger)
Interactie effect ETNICI-TEIT DROP-OUT Gender ‘modereert’ de invloed van etniciteit op dropout GENDER
Instroom in WO/HBO CBS, Jaarrapport integratie 2012
Arbeidsmarkt Werkloosheid 2012 Autochtonen 5% Marokkanen 20% Turken 15% Surinamers 14% Totaal NW 16% Odds ratio allochtonen / autochtonen = (16 / 84) / (5 / 95) = 3.6
Cyclische effecten
Theorieen over achterstand Migratie-specifieke factoren Klasse of etniciteit? Discriminatie of human capital?
Theorieen over achterstand Migratie-specifieke factoren Klasse of etniciteit? onderwijs Discriminatie of human capital? arbeidsmarkt
I. Migratie-specifieke factoren Economische assimilatie Taalverwerving Generatie effecten
A. Economische assimilatie theorie Referentiepunt: autochtonen SES of loon Migranten groepen jaar verblijfsduur
Opdracht Percentage asielzoekers (of andere recente groep) met betaald werk Uitgesplitst naar verblijfsduur Liefst 2 of meer groepen
B. Taalverwerving Prikkels (incentives) Kansen (opportunities) Terugkeerwens (-) Studie als migratiemotief (+) Werk als migratiemotief (+) Kansen (opportunities) Opleidingsniveau partner (+) Partner Nederlands (+) Compositie beroep (+) Compositie buurt (+) Kinderen thuis (+) Combinatie van incentives & opportunities Leeftijd bij migratie (-) Opleidingsniveau (+) Van Tubergen & Kalmijn ESR, 2009
C. Generatieverschillen Generatie hypothese Tweede generatie is meer economisch geassimileerd dan de eerste generatie 1.5 generatie is meer geassimileerd dan de 1ste generatie 2.5 generatie betere positie dan 2e generatie 3e generatie? Twee benaderingen van generatie Binnen families In de samenleving als geheel Positie van 2e generatie Ten opzichte van autochtonen Ten opzichte van 1e generatie
Opleidingsniveau ouders van TM 15-45 Vader Autochtoon Vader TM Moeder Autochtoon Moeder TM lagere school niet afgemaakt 1.25 34.12 1.68 51.37 lagere school 10.33 26.73 12.28 21.95 lager beroepsonderwijs 21.67 6.48 27.03 3.3 mavo (of vmbo-t) 9.47 3.39 16.28 3.52 middelbaar beroepsonderwijs 19.17 7.13 17.02 4.04 havo, vwo, gymnasium 4.5 2.09 5.24 1.87 hoger beroepsonderwijs 17.37 2.82 10.92 1.17 universiteit 7.2 2.43 2.03 0.74 buitenlandse opleiding 0.63 3.13 0.78 2.69 weet niet 8.41 11.69 6.73 9.34
Conclusie generaties Negatieve kijk: 2e generatie heeft nog steeds economische achterstand op autochtonen Positieve kijk: 2e generatie heeft sterke opwaartse intergenerationele mobiliteit ervaren Migratie als probleem Migratie als succes
II. Klasse of etniciteit? Klasse Milieu van herkomst ETNICITEIT Opleiding kind SES OUDERS
Oude gewichtenregeling Schipperskinderen 1.40 Zigeuner- en woonwagenkinderen 1.90 Arbeiderskind van Nederlandse afkomst 1.45 Arbeiderskind van buitenlandse afkomst
Nieuwe gewichtenregeling (2006)
Hypothetisch voorbeeld (taalscores) Opleiding ouders Allochtoon Autochtoon Verschil Allocht - Autoch LAAG 30 (80%) 40 (20%) + 10 HOOG 50 (20%) 60 (80%) Totaal .8 x 30 + .2 x 50 = 34 .2 x 40 + .8 x 60 = 56 + 22 Ongecorrigeerde of ‘bruto’ verschil = 22 punten Gecorrigeerde of ‘netto’ verschil = gemiddelde verschil BINNEN opleidingsgroepen = 10 punten Correctie levert 12 punten op Dus: 12 / 22 = 55% van het verschil wordt verklaard door opleiding ouders
Empirisch
Kanttekeningen Opleiding ouders bij allochtonen erg scheef verdeeld Opleiding buitenland vergelijkbaar met opleiding Nederland? Meer aspecten van het ouderlijk milieu
Primaire en secundaire effecten ALLOCH-TOON Positief effect (C) NIVEAU DOOR-STROOM Negatief effect (A) Positief effect (B) PRESTA-TIES Primair effect = A x B = negatief Secundair effect = C = positief
Onderwijsaspiraties Research master scriptie van Suzanne de Leeuw (UvA). Data uit het CILS4EU.
III. Discriminatie of human capital Ongelijke behandeling op grond van ras/etniciteit Ceteris paribus clausule Observeerbare kenmerken (human capital) Positieve en negatieve discriminatie
Twee soorten theorieen Non-prejudice based theorieen Prejudice based theorieen
A. Theorie van statistische discriminatie O.a. Becker, Phelps, Arrow (economen) Informatie onzekerheid Gebruik proxies voor inschatting productiviteit Gemiddelde van etnische groep = proxy
frequentie B taalvaardigheid A C
Theorie van statistische discriminatie Assumptie van ‘correcte stereotypen’ Kan gemiddelde achterstand na controle voor human capital niet goed verklaren Wel verklaring met bijkomende assumpties Self-fulfilling prophecy
B. Prejudice based theorieen Proces van categorisering Stereotypen Prejudice (Allport) Negatieve houding t.o.v. een individu op grond van zijn lidmaatschap van een groep Racisme Een ‘theorie’ over een groep waarin negatieve kenmerken van de groep worden verondersteld en waarin (in)formele rechten van die groep worden beperkt ?
Gedrag: geen discriminatie Gedrag: wel discriminatie Denken en doen Mentale aspecten Gedrag: geen discriminatie Gedrag: wel discriminatie Geen prejudice 1 2 Wel prejudice 3 4
Hoe toon je discriminatie aan? Indirecte methode (statistisch) Direct vragen naar discriminatie Observatie in veldexperimenten Impliciete attituden meten
A. Indirecte methode Wat zou het verschil zijn tussen allochtonen en autochtonen in beroepsprestige als ze hetzelfde human capital hadden? Regressie met etniciteit Na statistische controle voor human capital factoren Wat is human capital?
NELLS 18-45 jaar
Nadelen indirecte methode Te weinig human capital gemeten Ondercontrole Gemeten human capital ook gevolg van (eerdere) discriminatie Overcontrole Residuele aanpak Verschil = discriminatie + human capital + niks anders
Procesmatige benadering Ouderlijk milieu Human capital Beroeps-positie Beloning Discri- minatie Discri- minatie Discri- minatie
B. Opvattingen meten 1 (Bogardus items) Als iemand van … afkomst uw baas zou worden. Zou u daar wel of geen problemen mee hebben? Helemaal geen probleem Geen probleem Wel een probleem % wel een probleem Marokkaanse afkomst Turkse afkomst Surinaamse+ afkomst HBO/WO 7% 5% 4% Lagere opleiding 17% 11% Bron: NELLS, 25-45, autochtonen
B. Opvattingen meten 2 Perceived discrimination Heeft u wel eens ervaren dat u gediscrimineerd werd op basis van uw etnische herkomst? Marokkaans Turks Een enkele keer Redelijk vaak Bij solliciteren 28% 8% 26% 6% Op het werk 22% 5% 23% Op school 18% 3% 24% 4% Openbaar leven 42% 33% Bron: NELLS, 18-45 jaar, allochtonen
C. Observatie in veldexperimenten Reacties op vacatures Human capital constant Paarsgewijze aanbieding Amsterdam, 1976
Bevindingen Discriminatie afwezig bij kantoorpersoneel Discriminatie iets zwakker bij krappe arbeidsmarkt
D. Impliciete houdingen meten https://implicit.harvard.edu/implicit/demo/
Implicit Association Test (Greenwald)
Twee associatie situaties
IAT score (zie Greenwald) Situatie 1: Links ingroup + positief woord Rechts outgroup + negatief woord Situatie 2: Links ingroup + negatief woord Rechts outgroup + positief woord IAT = log van snelheid waarmee je outgroup plaatst in situatie 2 – log van snelheid waarmee je ingroup plaatst in situatie 1
De methoden op een rij Methode Nadelen A. Indirecte methode Residuele benadering Over- of onderschatting B. Direct meten Sociale wenselijkheid Misattributie C. Veldexperimenten Weinig informatie over respondenten Vooral bij werving/selectie gedaan D. Impliciete houdingen Hebben deze wel enig effect Vooral ingroup effect?