Begrippen Sociale statica Sociale dynamica

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Massamedia en cultuur Normen Specifieke regels in groep / samenleving
Advertisements

Hoofdstuk 5 Sociale verbanden.
Risico’s en gevaren van techniek
Etnocentrische reacties van Nederlanders op allochtonen longitudinale en cross-nationalevergelijkingen.
Sociale vitaliteit in Noord-Groningen
Motiveren Leidinggeven Blz. 143.
Positieve psychologie
HOOFDSTUK 8 ORGANISATIE ALS FLUX EN TRANSFORMATIE
De dynamische driehoek: ouders - kind - school
Verminderen van vooroordeel en discriminatie
Functionalisme: basiskenmerken
Hoofdstuk 18 Veranderingen in organisaties tot stand brengen
Organisatiestructuur en
Samenvatting: hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 Inleiding op gedrag in organisaties
Kenmerken van de concept contextbenadering
Vervolg 18 de en 19 de eeuw 18 de eeuwse literaire ontwikkelingen Verschillende genres komen in de 18 de eeuw opzetten… Classicistisch toneel Deugdzaamheid.
Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur
Hoofdstuk 9: Tussenmenselijke relaties
Hoofdstuk 6: waarden, normen en instituties
Hoofdstuk 8: Afwijkend gedrag en conflict
Belangrijke begrippen (selectie H3, H4)
Hoofdstuk 10: Positie, status en rollen
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
Echtscheiding en sociaal kapitaal in Vlaanderen Belinda Wijckmans, Maaike Jappens & Jan Van Bavel Interface Demography Vlaanderen Gepeild 2009 Brussel,
SOCIALE STRATIFICATIE
Algemene Sociologie PA – B1
Docent: Anco R.O. Ringeling
Opgroeien in armoede en sociale uitsluiting: literatuurverkenning.
JONGEREN Pagina 24 t/m 50.
Sociologie Cultuur en Context J1.3. Bezetting Maagdenhuis Jeugd en muziek.
Armoede is … Sieg Monten
De domeinen & Niveau bij ABB.
Opvoedstijlen en interculturele communicatie
sociologie en diversiteit
Week 3: Systeemtheorie versus biologische psychologie
Groepsdynamica.
Oic.
Opgroeien in de stad les 3
Stromingen in de psychologie Hoorcollege 1
Klinische les medisch maatschappelijk werk
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 4
Versterking CliëntenPositie (VCP) mei ICF International Classification of Functioning, Disability and Health.
Wat is een Theory of Change? ‘Iedere interventie is gebaseerd op veronderstellingen over wat die interventie teweeg zal brengen’ Het plaatje: welke interventie.
Bedrijfsstijlen in de Multifunctionele Landbouw. Multifunctionele landbouw Afbouwstrategie? Toekomst van de Nederlandse landbouw? Leuk voor erbij? Uitlaatklep.
World Understanding and Peace day
Hoofdstuk 1 Inleiding op gedrag in organisaties
Hoofdstuk 10: Positie, status en rollen
Gedrag in organisaties Hoofdstuk VIII
Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur
Diversiteit & Inclusie
Belangrijke begrippen (selectie H3, H4)
Hoofdstuk 7: Vormen van sociale dwang
Groepsdruk Sarah Benabdallah 2015/2016.
Wiki-opdracht Interculturele Communicatie ICC.
Consumenten-gedrag Sociologische blik
Sociale kaders: Hoofdstuk 16 Cultuur
Hoofdstuk 8: Afwijkend gedrag en conflict
Sociologische paradigma’s
Politieke socialisatie Politieke institutie Sociale institutie
Posters voor in het geschiedenislokaal
MAW §1.3.
Kenmerken van de concept contextbenadering
Basics over communicatie
Uitwerking begrippen burgerschap. Sociaal.
Cultuur en samenleving
Sociale veranderingen in het bindingsvraagstuk
Havo lesboek deel 1 ~ Hoofdstuk 1
In de vuurlinie van een pos
§ 10.1 Industriële revolutie
Transcript van de presentatie:

Deel 4: Samenleving in evenwicht en beweging: Hoofdstuk 18 Stabiliteit en verandering

Begrippen Sociale statica Sociale dynamica Theorieen van middelbare reikwijdte Relatieve deprivatie Revolution of the rising expectations Comte, Durkheim, Marx, Ellul’s visie m.b.t. sociale verandering Endogene factoren van sociale verandering Exogene factoren van sociale verandering

Stabiele samenleving: verandering is ‘abnormaal’ Dynamische maatschappij: verandering is normaal

Comte’s benadering van sociale verandering Sociologie in 2-en: Sociale statica – samenleving in rust/ evenwicht Sociale dynamica – samenleving in beweging verandering/wijziging

Sociale statica De statica bestudeert de ‘wetten’ die de regelmaat bij in tijd naast elkaar bestaande sociale verschijnselen veroorzaken. V.b. regelmaat bij rechtsregels, verenigingen, instituties, armoede, de bureaucratie, etc. die naast elkaar bestaan Interdependentie !! Verschijnselen zijn niet afzonderlijk te bestuderen.

Bij statica gaat het om sociale processen (interactie en communicatie) die bijdragen tot het voortbestaan van de maatschappij die zich steeds op ongeveer dezelfde wijze afspelen (kinetische processen).

Sociale dynamica De dynamica bestudeert de wetten die de regelmaat in de opeenvolging (=historische benadering) van sociale verschijnselen veroorzaken. Sprake van veranderingen en wijzigingen. M.a.w. de overgangsverschijnselen van de ene maatschappijvorm naar de anderen.

Veel sociologen na Comte: Een beperking: Van Comte is men overgegaan tot theorieen van middelbare reikwijdte (Theories of the middle range): Slechts onderdelen van een samenleving of verschijnselen binnen de samenleving in beschouwing (als object van studie) Bestudering functioneren samenleving op dit moment (a-historisch)

Stabiliteit ≠ onveranderlijkheid Stabiel = veranderingen komen langzaam op gang

In iedere maatschappij tendenties (=handelende mensen) tot verandering – push factoren, en Tendenties (handelende mensen) die verandering belemmeren/blokkeren – pull factoren

Verandering: resultante van tegenstrijdige krachten m. a. w Verandering: resultante van tegenstrijdige krachten m.a.w. sprake van allerlei spanningen in de samenleving Stabiliteit: bedriegelijke schijn (sprake van tijdelijk ‘machtsevenwicht’)

Spanningen Bron van verandering Spanning: verhouding tussen groeperingen die al bij een geringe aanleiding tot uitbarsting kan leiden t.g.v. gevoelens van wrok en afwijzing van een sociale orde die als onrechtvaardig wordt ervaren door één van de groeperingen (=oorsprong).

Relatieve deprivatie Groepen gaan eigen omstandigheden vgl met die van anderen krijgen dan vaak het gevoel dat hen te kort wordt gedaan. Sprake van relatieve deprivatie.

Benaderingswijze bij verklaren van sociale verandering Historisch zoeken naar oorzaken van hetgeen men bestudeert in het verleden en de ontwikkeling ervan volgen in het heden A-historisch uitgangspunt: te bestuderen samenleving /sociale verschijnselen daarbinnen van dit moment worden als een gegeven gezien. Gekeken naar effecten (functies) in het heden

Durkheim’s onderscheid tussen oorzaken en gevolgen strikt onderscheid tussen ‘oorzaken’ en ‘functies’ Vroegere oorzaken van een verschijnsel: niet automatisch huidige betekenis van het verschijnsel. Vb. oorspronkelijk: immigratie van buitenlanders om werk te doen dat eigen inwoners niet willen doen. Huidige betekenis: integratie/assimilatie, multiculturele samenleving

Indien men zich bij de verklaring van een verschijnsel beperkt tot de oorzaken ervan en de bedoeling ermee mogelijk onbedoelde en/of onvoorziene effecten ervan over het hoofd zien.

Volgens Durkheim: volledige verklaring: afzonderlijk de oorzaken opsporen van een verschijnsel toen, en de effecten die het nu heeft (functies die het thans vervult).

Verklaren van veranderingen binnen de samenleving Benadering Historisch A-historisch Idealistisch Type A: Comte’s dynamica en ook Max Weber. Comte: vooruitgang samenleving a.g.v. de ontwikkeling (=historisch) van het menselijk denken (=idealistisch) m.a.w. de 3 ontwikkelingsstadia van het denken. Deze zorgen voor 3 typen samenlevingen. Theologisch stadium naar metafysisch en positivistisch stadium Type B: oorsprong is Comte’s statica, thans uitgegroeid tot het functionalisme. Verandering in de huidige samenleving [=a-historisch] verklaard vanuit denkbeelden, ideeën, opvattingen (=waarden, normen, rollen) van mensen [=idealistisch] Materialistisch Type C: Marx’ theorie t.w. historisch materialisme (thans ook wel dialectische sociologie). Verandering komt voort uit verandering van het materiele [=materialistisch] bestaan. Maar maatschappijvorm is afhankelijk van ontwikkeling van productiekrachten (door activiteiten van voorgaande generaties [=historisch]) Type D: Komt op zijn tijd ook voor bij materialisten. Bestudering van hetgeen op dit moment [=a-historisch] de effecten zijn van handelingen van mensen. Zie hfdst. 19

Marx’ visie op sociale verandering sociale verandering: proces dat vanuit de samenleving zelf op gang wordt gebracht. veranderingsproces agv de spanning tussen de ‘productiekrachten’ (=de stand van de technologie) en ‘productieverhoudingen’ (=de verhouding tussen de klassen tav het bezit der productiemiddelen: de bezitters en niet-bezitters van grond, fabrieken, machines, enz.) Ideologische bovenbouw (ideeën, opvattingen) past zich aan materiële onderbouw (economische omst.heden) aan

Marx: maatschappij is ‘product van het wederzijdse handelen van mensen’. Mensen echter niet vrij zomaar een maatschappijvorm te kiezen, die is op zijn beurt afhankelijk van bepaald niveau van ontwikkeling van de productiekrachten (stand technologie). Productiekrachten verworven door activiteiten van voorgaande generaties Maatschappij verandert steeds

Ellul’s visie niet economische of politieke machten, maar de techniek stuurt de veranderingen. Willen mensen de greep op hun leven en toekomst (her)krijgen dan de technische ontwikkelingen onder controle krijgen.

vruchtbare wisselwerking tussen mens en techniek kan weer op gang worden gebracht door christelijk geloof; de factor die de mens en de technologie te boven gaat volgens Ellul

Factoren in sociale verandering Endogene factoren (van binnenuit komend) in verandering: Uitbreiding culturele basis Meer beschikbare en combineerbare cultuurelementen geeft kans op sociale verandering.

Vb. kledingvoorschriften Vervolg 2. Uitvindingen en ontdekkingen binnen een samenleving (als ze bijdragen tot verandering) 3. Doordat cultuur niet biologisch (niet onveranderlijk) wordt overgedragen, maar door middel van leerprocessen. (kleine) verschuivingen in interpretatie mogelijk tijdens leerprocessen Vb. kledingvoorschriften

4. Socialisatie Mensen worden nooit voor 100% gesocialiseerd 4. Socialisatie Mensen worden nooit voor 100% gesocialiseerd. Dus bijna niemand houdt zich altijd aan alle regels. M.a.w. verandering mogelijk 5. Bestaande rollenconflicten en inconsistenties binnen een cultuurpatroon. Cultuurpatroon bevat vaak strijdige waarden en normen.

6. Machts- en bezitsverhoudingen. Kunnen destabiliserend werken 6. Machts- en bezitsverhoudingen. Kunnen destabiliserend werken. Kunnen namelijk soms spanningen oproepen kan op gegeven moment op de een of andere wijze tot acties leiden die het begin van sociale verandering inluiden.

7. Relatieve deprivatie en revolution of rising expectations. Door eigen omstandigheden met die van anderen te vergelijken krijgen mensen vaak het gevoel (beleefde werkelijkheid) dat hun tekort wordt gedaan (relatieve deprivatie).

nl: discrepanties tussen bepaalde idealen die in de cultuur besloten liggen (bijv. de wens naar materieel welzijn voor alle leden) en de feitelijke situatie. Dit kan spanningen veroorzaken. En evt uitbarsting als mensen zich tekort gedaan voelen.

Er kan ook sprake zijn van ‘revolution of rising expectations’ Er kan ook sprake zijn van ‘revolution of rising expectations’. Juist groeperingen die het wat beter krijgen (doordat de machthebbers geleidelijk iets toegeven) willen meer, terwijl degenen die er slechter aan toe zijn geen kracht hebben om een revolutie te ontketenen.

8. Botsing tussen productiekrachten en productieverhoudingen Engels: techniek is afhankelijk is van de stand en de behoeften van de techniek. Maar of uitvinding/ontdekking voorziet in een maatschappelijke behoefte hangt mede af van de culturele basis van de samenleving.

Veel endogene factoren staan niet helemaal op zichzelf!

Exogene factoren (van buitenaf komend): 1. Cultuuroverdracht in de geografische ruimte Cultuuroverdracht als gevolg van contacten tussen verschillende samenlevingen.

Dynamiserende en stabiliserende krachten Tendenties tot verandering (dynamiserende krachten) en Tendenties die verandering belemmeren (stabiliserende krachten)

In schema: Stabiliserend Endogeen Cultuuroverdracht in tijd (socialisatie), sociale controle, macht Exogeen Dwang van bezetters en kolonisatoren; Economisch imperialisme Dynamiserend Uitvindingen, ontdekkingen; Spanningen door rollenconflicten, strijdige waarden en normen, grote verschillen tussen idealen en feitelijke situatie Cultuuroverdracht in de ruimte, rampen, oorlogen

Innovatie, diffusie en adoptie Innovatie: iets nieuws. Innovatie kan uit de samenleving zelf voortkomen of van elders worden overgenomen. Vb. Nieuwe ideeën, onderwijs-methoden, geneeswijzen,voedingsgewoonten.

De innovatie wordt verbreid (=diffusie) en eventueel aanvaard (adoptie) door individuen. Verbreiding van innovatie (= diffusie) is een belangrijk mechanisme van sociale verandering

Diffusie en adoptie 1. Niet alle cultuurelementen waarmee mensen in aanraking komen worden ook door hen aanvaard (adoptie). Geen overname: Als ze in strijd zijn met de waarden en de normen van de mensen (V.b. Abortus evt in strijd met geloofsovertuiging of opvoeding)

Vervolg: geen overname Wanneer economische en/of psychische kosten in relatie tot baten te hoog zijn (V.b. overstap van typemachine op computers in een bedrijf waar veel ouderen werken. Nl: oude gewoonten afleren en mensen overtuigen van voordeel) Igv negatieve referentiegroepering

Wel overname: Als mensen zich graag identificeren met degenen van wie ze afkomstig zijn.

2. Als cultuurelementen wel worden overgenomen: vaak sprake van bepaalde veranderingen. Dit ivm aanpassing aan het eigen cultuurpatroon. Referentiekader van mensen speelt hier belangrijke rol.

3. Niet iedereen even toegankelijk voor vernieuwingen 3. Niet iedereen even toegankelijk voor vernieuwingen. Soms zijn de kernleden, soms de nominale en randleden eerder toegankelijk. Afhankelijk van de omstandigheden. V.b. vernieuwing in de kerk

Niet iedereen heeft evenveel toegang tot informatie over nieuwe dingen Enerzijds communicatie vlotter tussen relatief ‘gesloten’ netwerken met vooral ‘sterke’ bindingen. Anderzijds juist minder informatie over nieuwe dingen. Via ‘zwakke’ bindingen: meer informatie over nieuwe dingen, maar communicatie stroever tgv verschillen in referentiekader en minder persoonlijke relaties tussen ‘zender’ en ‘ontvanger’ van die informatie

In schema: Gesloten Open Geestelijke instelling Minimale kans op diffusie en adoptie Doortobben in isolement tov omgeving (Kans op) conflicten Maximale kans op diffusie en adoptie

Aspecten van verandering in een samenleving Tijdseenheid steeds aangeven v.b. eeuwen, jaren, maanden, enz. Beginpunt aangeven (vrij arbitrair) t.a.v. bestudering van verandering en ter vergelijking van uiteindelijke situatie. Vb Beginpunt is spectaculaire gebeurtenis. Let op: dikwijls slechts aanleiding tot verandering geweest en geen oorzaak.

Vervolg: aspecten van verandering sociale eenheid aangeven V.b. gaat het om de samenleving als geheel, om een bepaalde groepering daarbinnen of over sociale posities.

Aangeven welke aspecten van de samenleving veranderen, t.w. : 1. De kenmerken van een samenleving of groepering (aantal leden, samenstelling naar geslacht, leeftijd, beroep, .., geboorte- en sterftecijfers, verdeling bezit en inkomen, verhouding tussen aantallen werkenden en niet-werkenden/ stads- en dorpsbewoners, ..)

2. Gedragingen van individuele mensen V. b 2. Gedragingen van individuele mensen V.b.Meer/minder huwelijken/concubinaat, kindertal etc. 3. Structuur verschuivingen in onderlinge (machts)-verhoudingen en relaties tussen mensen en groeperingen.

4. De cultuur Verandering van waarden, normen, rollen en andere opvattingen, die het (inter)menselijk gedrag mede beïnvloeden V.b. veranderde vrijetijdsbesteding, veranderde omgangsvormen tussen de geslachten

Verklaren van sociale verandering: 2 opvattingen Causaliteit (deterministische, verouderde opvatting) causaliteit als oorzaak van veranderingen. M.a.w. verandering als één kracht van buitenaf die overal en altijd tot hetzelfde gevolg leidt.

2. Interdependentie Meer zoeken naar samenhangen en wisselwerkingen tussen verschijnselen, zowel onderling als met hun maatschappelijke context. Alle variabelen en factoren erbij betrekken.

Vraagstelling = onder welke omstandigheden veranderingen in: de kenmerken van een samenleving gedragingen van individuen relaties en verhoudingen tussen mensen (structuur) of gemeenschappelijke opvattingen (cultuur). Hoe meer mensen erbij betrokken (=sociale eenheid), hoe langer de bestudeerde periode (tijdseenheid), hoe moeilijker de verklaring,

Definitie sociale verandering Socio-culturele verandering bestaat uit belangrijke en in de tijd optredende partiële wijzigingen in de bestaande structuur en cultuur.

Igv onderscheid cultuur en structuur: culturele verandering: belangrijke wijzigingen in waarden, normen, rollen, instituties, kennis, taal, vaardigheden, kunststijlen, enz. structurele verandering: wijzigingen in posities, groeperingen en verhoudingen daartussen binnen de maatschappij.

2 problemen bij bestudering socio-culturele verandering: 1. Welke aspecten van de samenleving zijn voor ons zo essentieel dat, wanneer ze veranderen, we kunnen spreken van socio-culturele verandering?

2. In welke mate moeten afwijkingen/ verschui-vingen zich voordoen alvorens we van sociale verandering kunnen spreken? Onderscheid: verandering binnen de samenleving (zekere mate van migratie, sociale stijging/daling, werkloosheid, deviantie etc. in elke samenleving en geldt daar als normaal) en verandering van de samenleving (dat maatschappij duidelijk van karakter is veranderd?).

Samenlevingen steeds meer op elkaar betrokken geraakt en invloed van exogene factoren bij sociale verandering neemt toe. Zeggenschap van nationale parlementen en overheden over tal van zaken vermindert. Grotere rol van wereldwijde aandelenmarkten en mondiaal kapitaal etc (Globalisering).

Deel 4: Samenleving in evenwicht en beweging: Hoofdstuk 19 Functie analyse

Begrippen Functionalisme Functies/effecten Taken Eufuncties – dysfuncties Manifeste – latente functies Externe – interne functies Functie analyse

Functionalisme (benaderingswijze) Het ‘functioneren’ van de bestaande maatschappij Diverse varianten: Parsons (meest omvattende) Merton (belangwekkendste)

Parsons’ variant (a-historisch & idealistisch) Vraag: hoe is de samenleving mogelijk? Uitgangspunt: elke samenleving stelt aantal minimumeisen om te kunnen voortbestaan. En in elke samenleving sprake van consensus Nagaan of, en in welke mate aan die eisen wordt voldaan en wat bijdraagt tot het voortbestaan van de maatschappij. Hij kijkt dus naar socialisatie van waarden en normen en de sociale controle op het gedrag van mensen.

Merton’s functionalistische benadering Uitgangspunt: de functies van verschijnselen binnen de maatschappij. Hij neemt onderdelen of enkele verschijnselen van de samenleving (zoals zij zich binnen die samenleving voordoen) als object van studie. Beperking: theorieën van middelbare reikwijdte (niet gehele samenleving)

Sociologische definitie van functie elk objectief waarneembaar gevolg of effect van menselijk handelen voor de samenleving of groep(ering) waarbinnen dit handelen zich voordoet.

Taken Al die activiteiten die binnen een samenleving aan het gezin, de school enz. zijn toebedeeld of opgedragen, vaak met de overtuiging dat zo’n instantie die taken ook (grotendeels) behoort te doen. Taken dus wel gericht op doel, vaak normatief V.b. taken van het gezin

Soorten functies: Eufuncties en dysfuncties Manifeste functies en latente functies Externe functies en interne functies Let wel het gaat om objectief waarneembare gevolgen

Eufuncties en dysfuncties Eufuncties Leveren een bijdrage tot instandhouding, integratie, stabilisatie van een groep(ering) (let wel: niet perse positieve gevolgen) v.b. inburgeringsactiviteiten ter integratie van allochtonen

Dysfuncties Doet afbreuk aan instandhouding, integratie, stabilisatie van een groep(ering) (let wel: niet perse negatieve gevolgen) V.b. staking die leidt tot splitsing in 2 kampen

Manifeste en latente functies Manifeste functies: voorziene en algemeen herkende gevolgen (als mensen zich bewust zijn van de gevolgen van hun handelen). V.b. een algemene staking in het land (=activiteit) om een regering omver te werpen (=bewust) en men slaagt in zijn opzet.

Latente functies: onvoorziene en niet nagestreefde gevolgen van het menselijk handelen. (als mensen zich niet bewust zijn van de gevolgen van hun handelen) V.b. een onderwijsstaking (=activiteit) om loonsverhoging maar die erin resulteert dat de regering omver wordt geworpen (=onvoorzien)

Externe en interne functies Externe functies dragen bij tot (=eufuncties) /doen afbreuk aan (=dysfuncties) het voortbestaan van een stabiele en geïntegreerde samenleving v.b. gevolgen van handelingen van het gezin op de samenleving

Interne functies dragen bij tot (=eufuncties) /doen afbreuk aan (=dysfuncties) het bestaan van een bepaalde groepering binnen de samenleving v.b. gevolgen voor een vakbond, politieke partij, religieuze groepering, sportclub, school

Externe en interne functies: zowel eufuncties als dysfuncties Vb. een staking (=handeling) die leidt tot saamhorigheid (=eufunctie) onder de leden van de vakbond (=intern omdat het betrekking heeft op een groepering binnen de samenleving). Dus: interne eufunctie

Vervolg: Externe en interne functies: zowel eufuncties als dysfuncties Vb. een nationale staking (=extern, heeft betrekking op de hele samenleving) die leidt tot terugtrekking van multinationals uit ontwikkelingsprojecten (=dysfunctie) Dus: externe dysfunctie.

Opmerkingen mbt functies Eenzelfde verschijnsel/activiteit kan eufunctie hebben voor de ene groepering/samenleving als geheel en dysfunctie voor een andere of omgekeerd. V.b. bedrijfsstaking: dysfunctioneel voor bedrijf (daling omzet, niet productief) maar eufunctioneel voor vakbond (eenheid onder leden, bereiken van doelen)

Eenzelfde verschijnsel/activiteit kan zowel eufunctie als dysfunctie hebben voor dezelfde groepering/maatschappij. V.b. aanwezigheidsverplichting tijdens colleges: eufunctioneel voor administratie en docenten zodat ze weten wie er wel/niet is; dysfunctie: houding van de studenten dysfunctioneel voor bedrijf (daling omzet, niet productief) maar eufunctioneel voor vakbond (eenheid onder leden, bereiken van doelen)

Soorten functies in schema: Extern: mbt andere groeperingen of de samenleving als geheel Intern: mbt de groepering zelf Dysfuncties Manifest Latent Eufuncties Manifest Latent

Functie analyse: een voorbeeld Vb. Reclame gevolgen voor wie? Eufunctie handel (omzetvergroting) Dysfunctie gezin (onenigheid over verdeling schaarse middelen) Latente functie handel: schaarste door stormloop Manifeste functie gezin/samenleving: meer aankopen Externe functie samenleving: verandering leefpatroon/cultuur Interne functie: gezin: idem