De mens en zijn milieu ZW4 Hoofdstuk 4
§1 De mens en het milieu Milieu: de omgeving waarin een organisme leeft Mens en milieu: de mens en zijn omgeving
Wij hebben onze omgeving nodig voor: -Voedsel -Water -Zuurstof -Energie -Grondstoffen -Recreatie
Milieuproblemen: 1. Milieuvervuiling: mensen voegen dingen toe Bv. De uitlaatgassen van auto’s of de rook van fabrieken 2.Uitputting: mensen halen te veel weg Bv. We gebruiken te veel brandstoffen voor onze apparaten 3. Aantasting: mensen veranderen het milieu Bv. Bossen verdwijnen omdat er meer grond nodig is voor de mensen
Oorzaken van deze milieuproblemen: 1.Door de bevolkingsgroei: er is meer ruimte nodig voor onze steden, wegen en om ons eten te verbouwen. 2.Door onze manier van leven: we gebruiken steeds meer apparaten en machines.
Gevolgen van de milieuproblemen: 1.Er komt minder natuur 2.Sommige planten en dieren sterven uit 3.De voorraden brandstoffen en grondstoffen raken op 4.Er ontstaat horizonvervuiling
§2 Voedselproductie Landbouw: hier komt ons voedsel vandaan: 1.Akkerbouw: voedingsgewassen 2.Veeteelt: landbouwhuisdieren 3.Tuinbouw: voedingsgewassen
Boeren proberen zo veel mogelijk opbrengst te krijgen door: 1.Bemesting: mineralen toevoegen 2.Bodembewerking: ploegen zodat er meer zuurstof in de grond kan zitten 3.Bescherming tegen ziekten en plagen: slechte diertjes, bacteriën en schimmels doden met bestrijdingsmiddelen
Bestrijdingsmiddelen: 1.Chemische bestrijdingsmiddelen Voordeel: werken vaak goed Nadeel: andere dieren gaan er ook dood van Nadeel: diertjes kunnen resistent worden Nadeel: blijft lang in het milieu 2.Biologische bestrijdingsmiddelen: insectenplagen bestrijden met biologische vijanden Voordeel: beter voor het milieu Nadeel: werkt minder snel
Landbouwhuisdieren Krachtvoer: zit precies in wat de dieren nodig hebben. Hierdoor leveren ze veel melk, vlees of eieren. Veredeling: boeren fokken dieren met goede erfelijke eigenschappen zodat ze zoveel mogelijk melk, vlees of eieren opleveren.
§2 kader DNA: hier liggen alle erfelijke eigenschappen vast: de bouwbeschrijving van een organisme Gen: de informatie over één eigenschap Genetische modificatie: het veranderen van genen van een organisme
§3 Landbouw in Nederland Vroeger veel gemengde bedrijven = akkerbouw en veeteelt Nu specialisatie = akkerbouw of veeteelt
Akkerbouw Monocultuur: 1 gewas op 1 grote akker Voordeel: Goedkoper Je kunt grote machines gebruiken Nadeel: Ziektes en plagen hebben veel invloed Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen De bodem raakt uitgeput: kunstmest
Veeteelt Bio-industrie: veel dieren worden in een kleine ruimte gehouden Voordeel: Goedkoper Grote opbrengst Nadeel: Onprettig leven voor de dieren Vaak een mestoverschot
Tuinbouw In de volle grond: buiten Glastuinbouw: binnen Voordeel Glastuinbouw: De tuinder kan de omstandigheden precies regelen Er kan veel worden geproduceerd Gewassen kunnen het hele jaar door groeien Nadeel Glastuinbouw: Het kost veel energie Er zijn veel afvalstoffen Er worden chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt
Biologische landbouw: de boer houdt rekening met het milieu en met de dieren. Vruchtwisseling: ieder jaar een ander gewas op de akker laten groeien Voordeel biologische landbouw: Geen chemische bestrijdingsmiddelen Geen mestoverschot De dieren hebben beter leven Nadeel biologische landbouw: Duurder
§3 Energie Om auto’s te rijden, ons huis te verwarmen en elektriciteit te maken hebben we energie nodig. Fossiele brandstoffen zijn ontstaan uit resten van planten, bv aardgas, aardolie en steenkool. De energie in deze stoffen komt van de zon. Als je deze stoffen verbrand komt de energie weer vrij. Voordelen: makkelijk en goedkoop Nadelen: luchtverontreiniging, ze raken op, co2
Kernenergie Voordelen: geen luchtverontreiniging, geen co2 Nadelen: radioactief afval, er kan een ongeluk gebeuren
Duurzame energie Zonne-energie Waterkracht Windenergie Biomassa Voordelen: geen milieuvervuiling, geen co2, raakt nooit op Nadelen: zonnepanelen zijn duur, windmolens veroorzaken horizonvervuiling, er is niet altijd zon of wind
Filmpje energie sa01