Centraal Examen Nederlands
Leren voor Nederlands? Zorg dat je weet welke vragen er gesteld kunnen worden en dat je alle begrippen kent.
aftrekregeling 1 fout of 2 fouten - 1 3 of 4 fouten - 2 5 of 6 fouten - 3 7 of meer fouten - 4 Bij de beoordeling van de spelling dient uitgegaan te worden van de schrijfwijze volgens de Woordenlijst Nederlandse Taal (het Groene Boekje).
Tip! Schrijf een open vraag (met een maximaal aantal woorden) eerst in het klad!
Tips 1. Leer niet door tot het allerlaatste moment. Kennis stampen is niet meer relevant. Je moet jezelf in staat stellen opgaven op te lossen. Wees dus uitgerust en fris. 2. Heb vertrouwen in jezelf. De examenmakers zijn er niet op uit je beentje te lichten met instinkers of valkuilen.
3. Oefen met oude examens, al is het maar om vertrouwd te raken met tijdsduur, taalgebruik en opbouw van de opgaven. 4. Begin bij een meerkeuzevraag zelf met het bedenken van het antwoord en kijk dan of dat bij de vier keuzemogelijkeden zit.
5. Bij meerkeuzevragen: er is geen systeem aangebracht in de antwoordletterreeksen over vragen heen. Dus ook als je tien keer achter elkaar A invult, kan dat toch juist zijn. 6. Bij open vragen: probeer ordelijk te formuleren. Veel opgaven toetsen denkstapjes of argumentaties die alle punten opleveren.
7. Lees goed wat er staat. Elk woord is bewust gebruikt. Denk niet te snel dat je de vraag snapt. Wat wil de examenmaker weten? 8. De moeilijkste vragen zitten doorgaans in het midden.
9. Kijk naar elke vraag afzonderlijk. De opgaven zijn zo gemaakt dat als je vraag 3 fout hebt, je toch vraag 4, 5 en 6 goed kunt maken. 10. Bij tekstbegrip Nederlands: werk vanuit de tekst naar de vragen in plaats van andersom. Sla dus niet de tekst over om direct met de vragen te beginnen.
Lever je antwoorden in volgorde van de vragen in en probeer netjes te schrijven. Prettig voor de corrector.
Stappenplan Lezen Oriënteer je eerst op de tekst: waar komt de tekst vandaan (krant, opinieblad, wetenschappelijk tijdschrift, etc.) en wat voor soort tekst is het? Welke informatie kan je uit de titel, subtitel, tussenkopjes en afbeeldingen halen? Over welk onderwerp gaat het? Skim even door de tekst heen en markeer de signaalwoorden. Welke verbanden horen hierbij? Lees dan de pas tekst helemaal en markeer de belangrijkste zinnen.
Het is toegestaan om op je examenblad te schrijven, maak hier gebruik van! Onderstreep belangrijke verwijswoorden en noteer in de kantlijn met welk verband je te maken hebt. Woorden opzoeken in je woordenboek kost tijd. Reken op een minuut per woord. Weet je niet wat een woord betekent en heb je geen tijd om het op te zoeken? Kijk naar de zinnen er omheen: de context.Vaak kun je daaruit al een betekenis afleiden.
Voor citeren geldt: als je 1 zin moet citeren, citeer er dan niet nog meer. Als je een zinsgedeelte moet citeren mag je niet een hele zin citeren. Citeren doe je zo: "Eerste twee woorden... laatste twee woorden” (regelnummer). Check hoeveel punten je krijgt voor een vraag. Multiple choice vragen krijgen er vaak 1, open vragen 2 of meer. Je krijg bij open vragen vaak 1 punt voor een volledig goed antwoord dat niet het maximum aantal woorden overschrijdt. Woorden tellen dus! Voor alle open vragen met een maximum aantal woorden geldt: als je de vraag herhaalt in je antwoord, worden de woorden tot aan het eigenlijke antwoord niet meegeteld.
Meerkeuzevragen Door eerst zelf een meerkeuzevraag te beantwoorden, alsof het een open vraag was, kun je de verschillen tussen de vier gegeven antwoorden beter beoordelen. Dus: eerst de meerkeuzevraag zelf beantwoorden en dan pas naar de aangeboden antwoorden kijken! (Overigens worden meerkeuze-antwoorden altijd in alfabetische volgorde aangeboden; uit de volgorde van de antwoorden kun je niks afleiden.)
De hoofdgedachte Waar kun je de hoofdgedachte van een tekst vinden? Soms aan het begin van die tekst, in de eerste of eerste twee alinea’s, en meestal aan het eind van die tekst, in de laatste of laatste twee alinea’s. Vaak wil een schrijver de lezer via zijn tekst een bepaalde boodschap of les meegeven.
Het schrijfdoel Er bestaat vaak een relatie tussen de hoofdgedachte van een tekst en het schrijfdoel van de auteur. Informerende en/of beschouwende teksten hebben vaak een constatering als hoofdgedachte, overtuigende teksten (‘betogen’) een standpunt/mening.
Gouden tip: veel spelfouten zijn te voorkomen door simpelweg zoveel mogelijk woorden te gebruiken die in de eindexamenteksten staan.