1 van 10 Hoofdstuk 4 Woordenschatonderwijs
2 van 10 Woordenschat Vormaspecten o enkelvoudige woorden o samenstellingen o afleidingen o uitgangen (vervoegingen en verbuigingen) Idiomatisch taalgebruik
3 van 10 Woordenschat Betekenisaspecten Woord is een label (etiket) voor een betekenis Indelingen: o concreet versus abstract o letterlijk versus figuurlijk o inhoudswoorden versus functiewoorden o dagelijkse woorden versus schooltaalwoorden en vaktaalwoorden
4 van 10 Mentale lexicon Eigenschappen van een woord: o semantische informatie o akoestische informatie o morfologische informatie o syntactische informatie o pragmatische informatie o orthografische informatie
5 van 10 Wettelijk kader Kerndoelen (aanbod) Kerndoel 12: De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Referentieniveaus (niveau) o niet apart opgenomen maar geïntegreerd in de domeinen
6 van 10 Uitbreiding woordenschat Intentioneel onderwijs o via de taalvakken o via andere vakken Incidenteel onderwijs o in of buiten de lessituatie Impliciet woordenschatonderwijs Expliciet woordenschatonderwijs Balans tussen impliciet en expliciet woordenschatonderwijs
7 van 10 Didactiek van woordenschat Het leren van woorden o Selectie frequentie nuttige woorden duidelijk in de context o Aanbieden en semantiseren voorbewerken semantiseren (uitbeelden, uitleggen, uitbreiden) consolideren controleren
8 van 10 Didactiek van woordenschat Het leren over woorden o woordkennis Het leren leren van woorden: woordleerstrategieën o achterhalen van woordbetekenissen o woorden onthouden
9 van 10 Didactiek van woordenschat: rijke leeromgeving Interactief voorlezen in kleine kring Context Veel interactie Gevarieerde werkvormen Methodes en materialen
10 van 10 Evalueren Toetsen o methodegebonden/methodeafhankelijk o niet methodegebonden/methodeonafhankelijk Observaties