Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv H 8 observatie en registratie
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv H8 A2 De student kan de voor- en nadelen van observatieonderzoek benoemen binnen een gegeven context. A2 De student kan de volgende vormen van observatie bij consumenten herkennen; tracking through Portal, Provisiekastonderzoek, Kijkonderzoek, dustbincheck. NB RFID-chips en participatieve observatie etnografie hoef je niet te kennen. A2 De student kan de volgende vormen van observatie van producenten herkennen; werken met een detaillisenpanel, mysteryshopping, loopgedrag en aandacht van het publiek, inzet van een testwinkel, verpakkingsonderzoek. NB Computersimulaties hoef je niet te kennen A2 De student kan onderscheid maken tussen kijkdichtheid, marktaandeel en bereik, surfgedrag. B4 De student kan analyseren binnen welke context je het beste observatieonderzoek kunt inzetten en kan dit motiveren. B4 De student kan manieren van observeren adviseren die het beste passen b ij een bepaalde context (casus). Onderstaande doelstelling is mogelijk een doelstelling die je nodig hebt in je afstudeeronderzoek.
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv 8.1 observatie en registratie Manieren: Mens vs automatisch Natuur vs kunstmatig (omgeving) Open vs verborgen Gestructureerd vs ongestructureerd Direct vs indirect (pantry/ wat hebben mensen in huis) Met of zonder medewerking
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv 8.2 vormen van observatie bij consument: o.a. webmeter, provisiekastonderzoek, kijkonderzoek, dustbincheck, verkoopplaats: detaillistenpanel, mystery-shopping, winkelgedrag testcentrum: attentiewaarde, verpakkingsonderzoek
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv 8.3 observatiehulpmiddelen Tachistoscoop (apparaat dat een zeer korte presentatie van een boodschap mogelijk maakt. pupilometrische camera psychogalvanometer eyemovementmeter facereader
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv Leuke sites die horen bij de theorie 1 observatie bij de consument zelf port/visitors- overview/a w p /
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv H10 A2 De student kan de kenmerken van verschillende vormen van de vragenlijsten afnemen herkennen. Het betreft het face to face ondervragen, het telefonisch interviewen, het zelf invullen van papieren vragenlijsten en het uitzetten van elektronische vragenlijsten. A2 De student begrijpt wat er verstaan wordt onder de computer assisted Telephone interviewing, computer assisted personal interviewing en computer assisted web interviewing (CATI, CAPI, CAWI), mall intercept, de papieren vragenlijst per post (PAPI) en de Pop-up uitnodiging. A2 De student weet waar en wanneer een internetaccesspool ontstaat en kan de voordelen van een internetpanel voor de respons en de representativiteit benoemen. A4De student kan voor- en nadelen opnoemen van de verschillende vormen van vragenlijstonderzoek en herkennen in een gegeven context. A4 De student kan van de verschillende enquêtevormen inzake kosten, respons, verwerking, informatie, betrouwbaarheid en validiteit de voor- en nadelen benoemen en herkennen in een gegeven context. A2 De student kan verklaren per enquêtevormen wat de problemen zijn om mensen te bereiken. A4 De student kan binnen een gegeven context adviseren op welke manieren en onder welke condities de respons positief beïnvloed kan worden. A2 De student weet waarvoor een vooraankondiging, een begeleidende brief en een follow –upcampagne of reminder wordt ingezet. C3 De student is in staat een vooraankondiging, een begeleidende brief en een follow-upcampagne of reminder toe te passen in zijn eigen onderzoek. B4 C3 De student is instaat om op basis van een casus en in zijn methode van onderzoek verantwoord een afweging te maken bij het stellen van een (gevoelige) vraag of die leidt tot een hoge respons en correcte beantwoording. A2 De student weet wat er onder mail intercept wordt verstaan en kan van de straatenquête (een face-to-face-enquête) het nadeel noemen voor de respons van de te onderzoeken doelgroep. A2 De student kan van de straatenquête, de huisenquête en de enquête via het internet en op een website het probleem van non-respons en het representativiteitsprobleem toelichten. C3 De student weet hoe je de respons kunt verhogen va neen straatenquête, een huisenquête, een enquête via internet. B2 De student kan de kenmerken van een selectieve respons en een zelf-selecterende steekproef herkennen. B4De student kan op basis van een casus waarbij sprake is van selectieve respons of van een zelf selecterende steekproef analyseren waardoor het komt dat de validiteit in het geding komt. De student kan aangeven welke gevolgen dit heeft voor de interpretatie van de uitkomsten. A3 en A4 De student kan aangeven welke factoren welke invloed hebben op de kwaliteit van internetpanels en hier rekening mee houden in zijn eigen onderzoek. A3 De student kan aan de hand van een casus het onderzoeksproces bij een vragenlijstonderzoek beschrijven. A2 De student weet wat bedoeld wordt met de goudenstandaard en hoe deze ingezet wordt bij een representativiteitscorrectie. A3 De student kan zelf een doorloopschema opstellen op basis van een casus of van zijn eigen onderzoekscontext. A4 De student kan op basis van een context een overweging maken welke enquêtevorm het beste past bij de doorlooptijd, de complexiteit van vragen. A2 De student kan aangeven welke twee belangen er zijn bij een proefonderzoek als een vragenlijst eenmaal is opgesteld. A3 De student kan op basis van de resultaten van een proefonderzoek hieraan conclusies verbinden voor de uitzetting van de vragenlijst voor wat betreft de verdeling van de respons over doelgroepen, de vorm van de vraagstelling en de antwoorden en de enquêteurinstructie. A3 De student weet welke controles uitgevoerd kunnen worden op het veldwerk om fouten (tijdig) te constateren die van invloed zijn op de validiteit van het onderzoek. Hij past deze controles ook toe op zijn eigen onderzoek. A4 Op basis van een bestaande vragenlijst en gegeven antwoorden kan een student analyseren welke fouten een respondent en een enquêteur gemaakt hebben.