Les 13 voor 26 maart 2016
De laatste hoofdstukken van Openbaring beschrijven de laatste gebeurtenissen van de Grote Strijd: Satan is gebonden (Openbaring 20:1-3) Het Millennium Oordeel (Openbaring 20:4-6) Het Laatste Oordeel (Openbaring 20:7-15) Een Nieuw Begin (Openbaring 21:1-2; 22:1-4) Geen tranen of pijn meer (Openbaring 21:3-4)
En ik zag een engel neerdalen uit de hemel met de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn hand. En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem voor duizend jaar, en wierp hem in de afgrond, en sloot hem daarin op en verzegelde die boven hem, opdat hij de volken niet meer zou misleiden, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen zouden zijn. En daarna moet hij een korte tijd worden losgelaten.” (Openbaring 20:1-3) Zesduizend jaar lang heeft Satan de mensheid in zonden gebonden. Jezus, kwam om de ketenen te verbreken door de bezetenen te bevrijden, de zieken te genezen, en de ketenen van de dood te verbreken (Mattheüs 4:24; Johannes 11:44). Dank aan Hem, nu zijn wij vrij van de ketenen der zonden (Galaten 5:1). Bij Jezus’ wederkomst zullen de goddelozen sterven vanwege Zijn verschijning en zullen de heiligen met Christus ten hemel opvaren. Dan zal Satan op deze wereld gebonden achterblijven. Dat betekent, dat hij niet meer in staat zal zijn om iemand te verleiden (Openbaring 20:7-8).
“En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij werden weer levend en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang.” (Openbaring 20:4) Nadat wij met Christus zijn opgevaren, zal ons worden toegestaan om te oordelen. Tijdens dat oordeel, zal Jezus “wat in de duisternis verborgen is aan het licht brengen, en de voornemens van het hart openbaar maken.” (1 Korinthe 6:2; 4:5). Wij zullen begrijpen, waarom bepaalde mensen niet gered zijn. Wij zullen weten wanneer zij hun Verlosser voorgoed hebben afgewezen, en hoeveel keer zij tot bekering zijn geroepen. Tijdens dat Oordeel zal elke vraag worden beantwoord over de natuur van de zonde en de rechtvaardigheid van God naar elke zondaar toe.
“Nadat de heiligen onsterfelijk gemaakt en tezamen met Jezus opgenomen zijn; nadat zij hun harpen, hun lange klederen en hun kronen ontvangen hebben en de stad zijn binnengegaan, zullen Jezus en de heiligen gericht houden. De boeken worden dan geopend, - het boek des levens en het boek des doods. Het boek des levens bevat de goede daden van de heiligen; en het boek des doods bevat de boze daden van de goddelozen. Deze boeken worden vergeleken met het wetboek, de Bijbel, en volgens dat worden de mensen geoordeeld. De heiligen spreken in overeenstemming met Jezus hun oordeel uit over de goddeloze doden. “Aanschouw”, zei de engel, “hoe de heiligen met Jezus in het gericht zitten en de goddelozen vergelden naar hetgeen zij in het lichaam gedaan hebben; en hetgeen zij bij de uitvoering van het vonnis ontvangen moeten, wordt achter hun naam opgeschreven.” Dit, zag ik, was het werk van de heiligen met Jezus gedurende de duizend jaren in de heilige stad, vóórdat die naar de aarde afdaalt.” E.G. White (Eerste Geschriften, hfdst. 9, “De laatste plagen en het oordeel”)
Johannes zag het laatste oordeel in twee scènes (Openb. 20:7- 10 and 11-15). De doden werden geoordeeld bij de tweede opstanding na de duizend jaar. De kwaaddoeners zullen herrijzen en Satan zal vrij zijn om hen opnieuw te misleiden (Openb. 20:7-8, 12-13). Zij rebelleren voor de laatste maal tegen God, en Hij deelt hen hun straf mee. (Openb. 20:9, 13). Iedereen – zowel slechten als heiligen, beiden: engelen en demonen – zal de knieën buigen voor Jezus. (Filippenzen 2:10). Satan, zijn engelen en al de kwaadaardigen zullen door vuur worden vernietigd (Openb. 20:10, 14-15). “En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was. En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld in overeenstemming met wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken.” (Openbaring 20:11-12)
“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.” (Openbaring 21:1-2)
“En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” (Openbaring 21:4) Het zien van de dood van de boosaardigen, zal ons de laatste tranen doen vloeien; de laatste tranen die God van onze ogen zal afwissen. God heeft altijd onder ons willen wonen, en onze tranen willen afwissen, vanaf de val van Adam en Eva. Hij heeft het in het Heiligdom gedaan; in de Tempel, toen Jezus, Die vlees geworden is, “onder ons gewoond (getabernakeld)” heeft (Johannes 1:14). God zal uiteindelijk Zijn tabernakel onder ons oprichten. En “Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn. God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.” (Openbaring 21:3). De Grote Strijd eindigt; kwaad zal niet langer bestaan; niets zal ons ooit weer scheiden van God.
“De Hemel is een goede plaats. Ik verlang ernaar om daar te zijn en mijn geliefde Jezus te aanschouwen, Die Zijn leven voor mij heeft gegeven. De hemel is een goede plek. Ik verlang ernaar om daar te zijn en mijn geliefde Jezus te zien, Die zijn leven voor mij gaf, en te worden veranderd in Zijn glorieuze beeld. Oh, dat er taal mocht zijn om de glorie van de heldere wereld uit te drukken die zal komen! Ik dorst naar de levende stromen die de stad van onze God blij maken... De volken van de verlosten zullen geen andere wet kennen dan de wet van de hemel. Allen zullen een gelukkige, verenigde familie zijn, gekleed met de gewaden van lof en dankzegging. Over de scène zullen de ochtend sterren samen zingen, en de zonen van God zullen luid roepen van vreugde, terwijl God en Christus verenigd zullen verkondigen, "Er zal geen zonde meer zijn, noch zal er dood meer zijn.’” E.G. White (The Adventist Home, sectie 18, hfdst. 86, (1e paragraaf blz. 543) en sectie 18, hfdst. 86, (2e paragraaf) blz. -544)