Antwoorden oefenvragen stencil 2 2 Brutoloon € 2600 Inkomensafhankelijke bijdrage zvw€ 100 – Loonheffing€ 500 – Werknemersdeel werknemersverzekeringen.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Rekenwerk Alle mogelijkheden die je tegenkomt.
Advertisements

Hoe is het opgebouwd Een eenvoudige uitleg
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Welvaart.
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
 (het wordt niet makkelijk…)
Netto en bruto inkomen, of belasting en sociale premies.
stijging van het algemeen prijspeil
Inkomen les 10 Zelftest Inzichtvragen
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 3: Welvaart
Inkomen verdienen.
Management & Organisatie Lesbrief: Welvaart VWO 4 Les 11 – Indexcijfers deel 2 Datum: 23 september 2010 Docent: Henk Douna.
Een overzicht van de mogelijkheden
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Prijsindexcijfer Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
Lesplanning 6.7 Deze les oefenen met moeilijke opgaven met behulp van 6.7 Volgende les samenvatting 24 april proefwerk hoofdstuk 6.
Samenvatting Intro Samenvatting:
Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.
Zorgverzekering.
Uitleg paragraaf 4.4 Klas: 2M5.
Nominaal versus reëel inkomen
Herhaling Hoofdstuk 1.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
Inkomen verdienen.
Inflatie en deflatie Door Jochem Jansen.
Overzicht Inflatie Twee soorten: Deflatie Daling algemeen prijsniveau
Verkoopcijfers H3 Indexcijfers Eerste verkoper. Indexcijfers zijn verhoudingscijfers die een bepaalde daling of stijging laten zien ten opzichte van een.
Rekenen.
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Basisboek Marketing Hoofdstuk 10 Inkomenselasticiteit.
WAT IS HET BBP (3/3)? Les 3 1. WAT IS HET BBP? inflatie = stijging van het algemeen prijspeil >>> impact op berekening bbp 2.
Indexcijfers Meervoudig indexcijfer Gewogen indexcijfer.
Uitwerkingen Hoofdstuk 2
Uitwerkingen hoofdstuk 1. Antwoorden Jaar inkomen Hugo € 2600 x 12 = € Jaar inkomen Alice € 2053 x 12 = € Vakantiegeld € Spaargeld.
Presenteren van gegevens Retailmarketing hoofdstuk 3, paragraaf nominaal of reëel.
 Hier worden leningen of kredieten verstrekt 2 deelmarkten: Geldmarkt: Kortlopende kredieten (1 a 2 jr) Kapitaalmarkt: Langlopende kredieten (langer.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Koopkrachtberekeningen voor 100 huishoudens Nibud 12 november
Uw salarisstrook Voorbeeld salarisstrook Gegevens werknemer Gegevens van de werknemer. Verlaagt de in te houden loonheffing: Slechts bij één werkgever.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-4.
Hoofdstuk 1.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
presentaties bij lessenserie Grolleman, G. (2013)
Welkom Havo 5..
Controle 1 t/m 60 Opdracht 59 nakijken
Welkom Havo 5..
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Toegepast rekenen HEO Kengetallen.
Welkom 4 Havo..
Welkom Havo 5..
Welkom 4 Havo..
Economisch bekeken Mavo 4
Oefenopdrachten met uitleg
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
5 weken les van mevrouw stals
Levensloop.
Inflatie en koopkracht
Indexcijfers en omzetprognose
Thema 8 Blok 3 Aantekening van: Wie betaalt dat allemaal (blz. 43)
Levensloop.
Hoofdstuk 8 Onderhandelen
Transcript van de presentatie:

Antwoorden oefenvragen stencil 2 2 Brutoloon € 2600 Inkomensafhankelijke bijdrage zvw€ 100 – Loonheffing€ 500 – Werknemersdeel werknemersverzekeringen € 50 – Pensioenpremie€ 60 – Vergoeding Z.V.W€ Nettoloon€ a € € 3500 / € 3500 x 100 = 7,9% stijging (afgerond 1 decimaal) Dus nominaal indexcijfer is b (nic) / 103,75 (pic) x 100 = 104 Dus het reëel inkomen is gestegen met 4%. cOp vooruit gegaan, haar nominaal inkomen steeg meer dan de prijzen.

4a € 2875 – 2750 / 2750 x 100 = 4,5% stijging (afgerond op 1 decimaal) Het nominaal indexcijfer is dus 104,5. b € 26 – € 22 / € 22 x 100 = 18,2% stijging Het prijsindexcijfer is dus 118,2 c104,5 / 118,2 x 100 = 88.4 dDe koopkracht is er met 100 – 88.4 = 11,6% op achteruit gegaan / x 100 = 70, / x 100 = 78, / x 100 = (basisjaar) / x 100 = 109, – 93,6 / 93.6 x 100 = 15,81% stijging van 2009 t.o.v 2005

Antwoorden oefenstencil ,2 / 102,3 x 100 = 105,77. Dus de reële rente is gestegen met 5,77% / 98 x 100 = 106,12 Het reële bbp is gestegen met 6,12% 4103 / 101,2 x 100 = 101,78 De reëele rente is 1,78% 6 RIC= NIC / PIC x 100 Nominaal indexcijfer = – / x 100 = 12,5 stijging dus het indexcijfer wordt 112,5. Prijsindexcijfer = ,7% = Reëel indexcijfer = / x 100 = Dus de reële rente stijgt met – 100 = 2,55%

8a2100 – 1800 / 1800 x 100= 16,67% b115 – 109 / 109 x 100 = 5,5% c 116,67 / 105,5 x 100 = 110,59. Dus een stijging van 10,59%

Opdracht 2 aNieuw – oud / oud x 100 dus (108,2 – 103,5) / 103,5 *100% = 4,5%. bNieuw – oud / oud x 100 dus (€ – € ) / € *100% = 0%. c Ric=Nic/ Pic x 100 dus 100/104,5 * 100 = 95,7 dus 4,3%. Prijsindexcijfer: Nieuw – oud / oud x 100 dus – 102 / 102 x 100 = 4% Nominaal indexcijfer: nieuw – oud / oud x 100 dus € € / € = 7,1%. Reële indexcijfer: RIC=NIC/PIC x100 DUS / 104 X 100 = 103. d