ICD ICD = implanteerbare cardioverter defibrillator Een ICD kan nodig zijn bij gevaarlijke hartritmestoornissen, zoals kamertachycardie en kamerfibrilleren
Welke patiënt krijgt een ICD? Een hartpatiënt krijgt een ICD als: er een gevaarlijke hartritmestoornis is vastgesteld of bekend is dat de patiënt een verhoogd risico loopt medicijnen tegen de hartritmestoornis onvoldoende helpen en een operatie niet mogelijk is
Werking van de ICD 1 Bij een snelle kamertachycardie (een zeer snelle prikkeling van de hartkamers) en kamerfibrilleren (een zeer snelle en chaotische prikkeling van de kamers) trekken de kamers niet meer samen. De bloedsomloop ligt dan stil en het lichaam krijgt geen zuurstof meer. De patiënt wordt duizelig en verliest het bewustzijn. Er is sprake van een hartstilstand.
Werking van de ICD 2 Een ICD reageert bij een levensbedreigende ritmestoornis van de kamers vrijwel onmiddellijk als hij een abnormaal snel kamerritme (tachycardie) of een chaotisch ritme van de kamer (fibrilleren) signaleert. Binnen 15 seconden geeft de ICD dan een schok. Indien nodig wordt dit met tussenpozen van 10 tot 15 seconden herhaald. Meestal is het hartritme na 1 of 2 schokken weer normaal.
Anthony van Loo, film beschikbaar op internet
Werking van de ICD 3 Als de ritmestoornis in de kamers niet levensbedreigend is, probeert de ICD het hartritme met kleinere elektrische prikkels te herstellen. De ICD geeft alsnog een schok als de stoornis niet op de prikkels reageert of erger wordt. De ICD treedt ook in werking bij een te trage hartslag (bradycardie). Hij werkt dan als een normale pacemaker.
Wat voelt het slachtoffer van de schok? Vaak voelt de patiënt de schok niet aankomen. Soms zijn er vooraf klachten zoals duizeligheid of hartkloppingen. Hoe veel en hoe vaak iemand een schok krijgt, verschilt per persoon. Sommige ICD-dragers krijgen nooit een schok.
Wat voelt het slachtoffer van de schok? Een ICD-schok wordt door de meeste patiënten gevoeld als een harde slag of stoot midden op de borst en/of tussen de schouderbladen. Soms voelt iemand de schok niet, omdat hij door de ritmestoornis al buiten bewustzijn is geraakt.
Controle van de ICD Een ICD moet regelmatig gecontroleerd worden. Hiervoor heeft de ICD-drager contact met de cardioloog en de ICD-technicus. De patiënt moet meestal 2 keer per jaar naar het ziekenhuis. De ICD-technicus controleert dan of de ICD goed werkt en of de instellingen juist zijn. Ook wordt de batterij van de ICD gecontroleerd. De cardioloog controleert het hart en het hartritme en leest de gegevens uit het geheugen van de ICD uit om te kijken of deze goed heeft gewerkt.
Vervangen van de ICD Als de batterij van een ICD leeg is, dan moet de hele ICD vervangen worden. De levensduur van de ICD's is 5 tot 10 jaar. De levensduur is afhankelijk van de instellingen van de ICD en hoe vaak de ICD een schok moet geven.
Speciale ICD’s CRT-D of biventriculaire ICD: Een ICD voor mensen met hartfalen die niet alleen ingrijpt bij gevaarlijke ritmestoornissen, maar die er ook voor zorgt dat het hart efficiënter pompt. Dit wordt ook wel cardiale resynchronisatie therapie genoemd. S-ICD (subcutane ICD): Bij deze ICD wordt er geen elektrode in of op het hart geplaatst, maar wordt de elektrode onder de huid aan de linkerkant van de borstkas vastgemaakt. Uitwendige draagbare defibrillator: Een soort vest dat men onder de kleding draagt en dat geschikt is voor tijdelijk gebruik. Deze defibrillator wordt ingezet wanneer de ritmestoornis misschien nog weer overgaat, of wanneer er om diverse redenen niet direct een ICD geïmplanteerd kan worden.
Biventriculaire ICD ICD subcutaan (onder de huid) Uitwendige Draagbare defibrillator
Wanneer cardioloog bellen? Bel altijd de cardioloog als: – de ICD een schok heeft afgegeven – de patiënt merkt dat hij of zij een ernstige ritmestoornis heeft – als de patiënt (even) buiten bewustzijn is geraakt – de ICD piept om aan te geven dat de batterijen opraken – er ontstekingsverschijnselen zijn in de borst of buik (rode en opgezwollen huid)