De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Markt of overheid.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Markt of overheid."— Transcript van de presentatie:

1 Markt of overheid

2 Markt of overheid Markt: maakt het bedrijfsleven de diensten of producten Overheid: maakt de overheid de diensten of producten Combi: producten worden door overheid en markt gemaakt (denk aan onderwijs, beveiliging, zwembaden)

3 Markt of overheid: vier marktvormen
Monopolie: een bedrijf die alles maakt/aanbiedt: monopolist (De NS op een groot deel van het spoor, het GVB, Holland Casino, Wegenwacht, paspoorten) Oligopolie: een paar bedrijven die met elkaar een groot deel van de markt beheersen: supermarkten, zorgverzekeraars, biermarkt, smartphones, electriciteit Monopolistische concurrentie: er zijn heel veel bedrijven die een bijna gelijk product aanbieden: kledingwinkels, restaurants Volledige concurrentie: er zijn heel veel bedrijven die hetzelfde identieke product aanbieden

4 Volledige mededinging
Homogeen product: alle producten zijn gelijk, maakt niet uit waar ik het koop Transparante markt: iedereen is op de hoogte van de kwaliteit en de prijzen Veel aanbieders: er zijn veel bedrijven op deze markt Vrije toe- en uittreding: ik kan gemakkelijk toetreden of uittreden

5 Volledige mededinging
Aanbieder op de markt van volledige mededinging is een hoeveelheidsaanpasser. Hij heeft individueel geen invloed op de prijs (omdat er heel veel aanbieders zijn) Hij kan alleen de aan te bieden hoeveelheid aanpassen.

6 Volledige mededinging
Bij volledige mededinging is er veel concurrentie De markt is transparant: iedereen kent prijzen en kosten Bedrijven kunnen gemakkelijk toetreden Daarom is de prijs laag.

7 Welke marktvorm Postbezorging Pakketbezorging Bibliotheken Boekhandels
Zorgverzekering Vliegtuigindustrie Huisvuilinzameling Amsterdam Bedrijfsvuilinzameling Amsterdam

8 Welke marktkvorm Pretparken Bloemisten Internetproviders Bioscopen
Schoenenwinkels Warenhuizen Doe het zelf zaken Rechtspraak Bouwvergunningen

9 Marktmechanisme Vraag en aanbod bepalen prijs en aangeboden hoeveelheid Als vraag toeneemt, stijgt de prijs en wordt er meer aangeboden

10 Marktmechanisme Vraag en aanbod bepalen prijs en aangeboden hoeveelheid Als vraag toeneemt, stijgt de prijs en wordt er meer aangeboden Productiefactoren worden zo ingezet dat zij het beste in behoefte voorzien. Dit noemen we optimale allocatie Als vraag toeneemt en de prijs stijgt, gaan ondernemers meer aanbieden. Zij gaan dan extra productiefactoren – arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap - inzetten om aan extra vraag te voldoen

11 Opdrachten 1.6 en 1.7 1.16

12 Hoofdstuk 2: Monopolist
Monopolie: een aanbieder Toetreding op de markt is vaak moeilijk: veel investeringen voordat je kunt starten De klant heeft twee keuzen: Kopen bij de monopolist Niet kopen (als hij product te duur vindt)

13 Taxi: volledige mededinging
Veel aanbieders: Prijs van een ritje is € 10. Bij € 10 is de vraag ritjes Als een taxi chauffeur een extra ritje wil aanbieden, blijft de prijs € 10. Een van de vele aanbieders heeft geen invloed op de marktprijs Een extra ritje levert altijd € 10 op. De marginale opbrengst (extra opbrengst) is gelijk aan de prijs Elke aanbieder biedt aan voor € 10. Voor minder aanbieden, kan niet omdat de prijs bijna gelijk is aan de kosten (er is veel concurrentie, de prijs is dus laag) Voor een hogere prijs aanbieden, kan ook niet want dan heb je geen klanten meer (ze lopen naar de andere aanbieder)

14 Monopolie Van monopolie naar oligopolie: telefoons en elektriciteit
Vroeger een aanbieder (PTT, PNEM, PLEM), tegenwoordig meerdere aanbieders Meerdere aanbieder om klanten meer keuze te geven en kwaliteit en prijs te verbeteren. Risico: aanbieders maken afspraken over prijs en hoeveelheid en gedragen zich weer als monopolist (kartel)

15 Taxi: monopolie Een aanbieder
Prijs van een ritje is € 10. Bij € 10 is de vraag ritjes Als monopolist extra ritjes wil verkopen, moet hij de prijs verlagen naar b.v. € 9,50. Iedereen die € 10 of meer wilde betalen heeft al een ritje gekocht bij hem en stapt niet in de tram of op de fiets De nieuwe prijs geldt dan voor iedereen. Hij kan niet voor een iemand € 9,50 rekenen en voor de rest € 10.

16 Voorbeeld Er is een taxibedrijf in Amsterdam: monopolist
Hij biedt ritten aan voor € 8 en verkoopt 1 rit. De gemiddelde prijs is € 8 en de prijs ook. De totale opbrengst is ook € 8 Hij wil meer ritten verkopen. Dat kan alleen als hij de prijs verlaagt.

17 Voorbeeld Hij verlaagt de prijs naar € 6 en verkoopt dan 2 ritten. De totale opbrengst wordt € 12 en de gemiddelde opbrengst wordt € 6. De marginale opbrengst is echter € 4, dus lager dan de prijs van € 6 Dit komt omdat de monopolist alleen meer kan verkopen door de prijs te verlagen. De nieuwe lagere prijs geldt voor alle ritten.

18 Voorbeeld taxi (monopolie)
prijs aantal omzet mo 10 8 1 6 2 12 4 3 -4 5 --8

19 volledige mededinging
Bij volledige mededinging ligt dit anders. De marktprijs is een gegeven en blijft gelijk als bedrijven meer aanbieden. Aanbieden onder marktprijs is niet slim omdat dit tot verlies gaat leiden. Marktprijs staat onder druk door toetreding. Bedrijven drukken kosten om bij dalende marktprijs nog winst te maken

20 Voorbeeld taxi (vm) prijs aantal to mo 10 1 2 20 3 30 4 40

21 Dus (en dit is belangrijk)
De monopolist kan alleen meer verkopen als hij de prijs verlaagt Die prijs geldt dan voor alle klanten Daarom: de marginale opbrengt is altijd lager dan de prijs Bij volledige mededinging kan meer verkopen tegen de marktprijs Daarom: de extra opbrengst is gelijk aan de marktprijs

22 Hoeveel maakt een producent
Kennen jullie deze nog: mo =mk Mo = extra opbrengst als je een product meer verkoopt Mk = extra kosten als je een product meer verkoopt Zolang mo groter is dan mk blijf je meer produceren, want dan neemt de winst toe Dit geldt zowel voor monopolist als voor volledige mededinger

23 Hoeveel maken we Bij een monopolist neemt mo echter af, naarmate je meer maakt, neemt de extra opbrengst Bij een volledige mededinger blijft mo gelijk Conclusie: een monopolist maakt minder dan een volledige mededinger Kijk naar voorbeeld taxi’s

24 Hoofdstuk 3: oligopolie en monopolistische concurrentie
Beperkt aantal aanbieders hebben een groot deel van de markt Toetreden is vaak moeilijk (hoge aanvangsinvesteringen) Je hebt te maken met verzonken kosten: je investeert een hoog bedrag om een machine te kopen. Als het niet goed gaat, kun je die machine niet meer voor iets anders gebruiken. Je bent deze kosten dan kwijt. Dit is dus een risico als je wilt toetreden (voorbeeld: koop

25 Oligopolie Oligopolie ontstaat vaak door schaalvoordelen.
Alleen als je groot bent en op grote schaal kunt produceren, kun je winstgevend zijn.

26 Oligopolie Hoe gedragen bedrijven zich in een oligopolie:
Twee mogelijkheden Concurreren Samenwerken

27 Concurreren Concurreren op prijs: prijsoorlog (supermarkten)
Concurreren op product: productdifferentiatie (mobiele telefoons)

28 samenwerken Prijsafspraken: kartelvorming. Dit is verboden
Als er sprake is van een kartel gedragen de oligopolisten zich in feite als monopolie Toezichthouders houden toezicht op kartelvorming. In Nederland is dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM)

29 Samenwerking Samenwerken kan ook zonder overleg. Prijsleider verhoogt of verlaagt de prijs. Andere bedrijven volgen. Dit is een soort informele ongeschreven afspraak en werk zolang iedereen zich eraan houdt.

30 Planning Donderdag na vakantie: drie keer op donderdag herhaling Jong en Oud. Voor iedereen: is meteen examenvoorbereiding Onderwerpen: Lorenzcurve, belastingen, winst en toegevoegde waarde, indexcijfers, oude dag SE jong en oud: donderdag in week na SE week (alleen voor degenen die dit nog niet hebben gedaan)

31 Welke marktvorm of marktvormen
Vrije toetreding

32 Welke marktvorm of marktvormen
Veel aanbieders

33 Welke marktvorm of marktvormen
Geen concurrentie

34 Welke marktvorm of marktvormen
Hoog consumentensurplus

35 Welke marktvorm of marktvormen
- Transparante markt

36 Markt Transparante markt: past bij volledige mededinging
Zodra er heterogene producten worden aangeboden, neemt de transparantie af omdat het moeilijk is producten en prijzen te vergelijken Bij homogene producten is vergelijking gemakkelijk. Je kunt op de prijs vergelijken en het goedkoopste product kopen. Op een transparante markt is de laagste prijs de marktprijs Consumentenbond en vergelijkingsites proberen markt transparanter te maken.

37 Welke marktvorm of marktvormen
Moeilijke toetreding

38 Welke marktvorm of marktvormen
Geen invloed op de verkoopprijs

39 Welke marktvorm of martkvormen
Bepalen van de prijs

40 Welke marktvorm of marktvormen
Hoog producentensurplus

41 Welke markt of marktvormen
Homogene producten

42 Opdracht 3.8 Eerste deel: veel concurrentie
Prijs is gelijk aan marginale kosten Prijs is dus laag: € 5 Aanbod is hoog: vul de prijs van € 5 in de vraagfunctie van Qv = -5P Aanbod is 75 Consumentensurplus is hoog Er is geen producentensurplus

43 Opdracht 3.8 Tweede deel: kartel Er wordt aangeboden totdat MO = MK
Dit is bij een hoeveelheid van 37,5 Bi die hoeveelheid hoort een prijs van € 12,5 Prijs is dus hoog Consumentensurplus is lager Er ontstaat ook producentensurplus Totaal surplus neemt af omdat er minder wordt verkocht

44 Welvaart Welvaart: totaal surplus voor consumenten en producenten
Totaal surplus het hoogst bij volledige concurrentie Totaal surplus wordt lager naarmate er minder concurrentie is Bij monopolie is totaal surplus dus het laagst. Zie pagina 35: onderstrepen Opdracht opticiens maken

45 Morgen Opdracht over autoriteit consument en markt
Eerst in lokaal, daarna computerlokaal

46 Opdracht kartelvorming
Ga naar site ACM Wat is een kartel? Over welke zaken kunnen bedrijven afspraken maken in een kartel Waarom zijn kartels verboden? Gebruik in je antwoord het begrip consumentensurplus en totaal surplus Wat is een clementieverzoek? Wat wordt verstaan onder immuniteit? Waarom krijgt alleen de eerste melder immuniteit? Hoe kunnen benadeelde consumenten hun schade verhalen?

47 Vandaag Afronden hoofdstuk 3 Filmpje Maken 3.12 en 3.13
Maken opdracht krant Start hoofdstuk 4 Hoofdstuk 6 en 7 zelf doornemen. Eventuele vragen aan mij stellen. We vragen hier wel over op SE Huiswerk 4.1 t/m 4.7

48 Hoofdstuk 4: marktfalen
Monopolie of kartelvorming: de markt produceert goederen tegen een te hoge prijs (Hoofdstuk 3 en 4) Collectieve goederen: de markt produceert bepaalde goederen niet die we wel willen hebben (Hoofdstuk 5) Externe effecten: de markt produceert teveel of te weinig van bepaalde goederen (Hoofdstuk 5) Asymmetrische informatie: consumenten hebben onvoldoende informatie over de kwaliteit van een product. Tweede handsauto markt (zie volgende sheet)

49 Tweede hands automarkt
Stel er is een markt voor tweede hands auto’s De helft van de auto’s is van goede kwaliteit, de andere helft van slechte kwaliteit. De kopers kennen niet de kwaliteit van de auto’s. De verkopers wel. Er is dus sprake van informatie asymmetrie Wat gebeurt er: de kopers zijn alleen bereid om een lage prijs te betalen voor alle auto’s De verkopers van goede auto’s verkopen hun auto niet voor deze prijs Hierdoor wordt er minder verhandeld en functioneert de markt niet goed.

50 Hoofdstuk 4: markt lever niet juiste prijs
Overheid vindt marktprijs te hoog en stelt maximumprijs Er ontstaat een vraagoverschot en een aanbodtekort Totale surplus daalt Consumentensurplus stijgt

51 Hoofdstuk 4: markt lever niet juiste prijs
Overheid vindt marktprijs te laag en stelt minimumprijs Er ontstaat een vraagtekort en een aanbodoverschot Totale surplus daalt Producentensurplus neemt toe Opdrachten 4.4 t/m 4.6

52 Vandaag Telecommarkt

53 Hoofdstuk 5: collectieve goederen
Er zijn goederen die de markt niet maakt: b.v. defensie en dijken Dit is een vorm van marktfalen: de markt produceert iets niet wat we wel willen. Dit komt omdat degene die de goederen levert, mensen niet kan uitsluiten van consumptie Dus ook al betaal ik niets, ik kan toch consumeren. De neiging zal zijn om niet te betalen Dus om te zorgen dat de dijk er toch komt, verplicht de overheid iedereen om te betalen: belastingen.

54 Opdracht 5.10 t/m 5.15

55 Collectieve goederen Collectieve goederen: goederen waarbij de consument niet uitgesloten kan worden van consumptie Voorbeeld: defensie, dijken, schone lucht, politie Deze goederen worden door de overheid geproduceerd en betaald uit belastingen Voor de productie van deze goederen

56 Quasi collectieve goederen
Individuele goederen: goederen waarbij de consument wel uitgesloten kan worden van consumptie Deze goederen worden door de markt geproduceerd Som produceert de overheid deze goederen ook (b.v. openbaar vervoer, schouwburgen, zwembaden, paspoorten) De overheid produceert ze dan de kwaliteit kan bewaken of het goed voor iedereen toegankelijk wil houden

57 Hoofdstuk 5: externe effecten
Externe effecten: de gevolgen van consumptie en productie die niet in de prijs van het goed zijn opgenomen Door externe effecten consumeren we teveel of te weinig en faalt dus de markt

58 Hoofdstuk 5: externe effecten
Negatieve externe effecten: de negatieve gevolgen van productie en consumptie die niet in de prijs van het goed zijn opgenomen. Als gevolg daarvan produceren en consumeren we teveel. Voorbeeld: de prijs van sigaretten is laag. We consumeren veel sigaretten terwijl dit slecht is voor onze gezondheid en de gezondheidszorg duur maakt (de dure gezondheid is het ongewenste externe effect) De overheid kan ingrijpen door de prijs te verhogen via accijns Als door de accijns de prijs omhoog gaat, dan daalt de productie en consumptie. De externe effecten nemen af.

59 Hoofdstuk 5: externe effecten
Externe effecten: de gevolgen van consumptie en productie die niet in de prijs van het goed zijn opgenomen Positieve externe effecten: de positieve gevolgen van productie en consumptie die niet in de prijs van het goed zijn opgenomen. Als gevolg daarvan produceren en consumeren we te weinig. Voorbeeld: de prijs van een onderwijs is hoog. We consumeren te weinig onderwijs terwijl meer consumptie goed is voor de economie (dat is dus het positieve externe effect) De overheid grijpt in door de prijs te verlagen via een subsidie

60 Zwembaden Collectief of individueel goed?
Levert zwemmen een positief extern effect op? Levert zwemmen een negatief extern effect op? Wie produceert de dienst zwembaden?

61 Zwembaden Collectief of individueel goed: individueel
Levert zwemmen een positief extern effect op: positief, zwemmen is gezond en beperkt kosten gezondheidszorg. Levert zwemmen een negateif extern effect op: ? Wie produceert de dienst zwembaden: De gemeente: Zuiderbad. Gemeente bepaalt zelf de prijs Stichtingen: Sloterparkbad. Gemeente geeft subsidie om de prijs laag te houden en maakt afspraken over prijs en toegankelijkheid voor doelgroepen Vrije markt: Tikibad. Bepaalt zelf de prijs

62 Vergelijken Vergelijk de doelgroepen in de drie baden: welk bad maakt onderscheid in doelgroepen Vergelijk de prijzen van Losse entree volwassene Kinderen tot en met 2 jaar 12 badenkaart Entree 65 plus Inschrijfkosten zwemles kind

63 Uberpop:

64 Opdracht Lees het artikel over Uberpop goed door en beantwoord dan de volgende vragen. De eerste drie vragen zijn een In de laatste vraag wordt naar je eigen mening gevraagd

65 Vragen In de lesbrief worden vier marktvormen omschreven. Welke marktvormen zijn dit? In de lesbrief wordt ook een aantal criteria genoemd op basis waarvan we de vier marktvormen verdelen. Welke criteria zijn dat? Omschrijf in je eigen woorden de verschillende criteria Omschrijf nu de vier genoemde marktvormen en gebruik daarbij de criteria genoemd bij vraag 2.

66 Vragen Van welke marktvorm of marktvormen is volgens jou sprake in de Amsterdamse taximarkt voordat Uberpop toetrad? Motiveer je antwoord en gebruik de criteria die je genoemd hebt bij vraag. Je mag bij deze vraag ook internet raadplegen ( Wat gebeurt er volgens jou met de gemiddelde marktprijs als gevolg van de toetreding van Uberpop. Citeer daarbij de relevante zinnen uit het artikel. Leg ook uit waarom de prijs verandert.

67 Vragen Wat gebeurt er volgens jou met het consumentensurplus als gevolg van de toetreding van Uberpop. Motiveer je antwoord? Wat gebeurt er volgens met het producentensurplus als gevolg van de toetreding van Uberpop. Wat gebeurt er volgens jou met het totale surplus in de taximarkt. Motiveer je antwoord.

68 Vragen Zal volgens jou de huidige marktvorm veranderen dankzij de komst van uberpop? Als volgens jou de marktvorm verandert, in welke richting zal de marktvorm dan veranderen? Motiveer je antwoord met gebruik van de criteria en gebruik van de antwoorden op vraag Geef nu gemotiveerd aan of je de komst van Uberpop een positieve of negatieve ontwikkeling. Maak daarbij onderscheid tussen de consument en de producent. Citeer daarbij ook relevante stukken tekst uit het artikel.


Download ppt "Markt of overheid."

Verwante presentaties


Ads door Google