De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Vandaag.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Vandaag."— Transcript van de presentatie:

1 vandaag

2 Vraagfunctie Verband tussen prijs en vraag
Als prijs daalt, stijgt vraag (meestal)

3 vraagcurve

4 Vraagfunctie Bij een prijs van € 15 kopen nog mensen een pakje sigaretten. Zij zijn bereid om € 15 te betalen: zij hebben een betalingsbereidheid van € 15 Bij een prijs van € 10 kopen nog mensen een pakje. Zij hebben een betalingsbereidheid van € 10

5 Vraagfunctie Bij een prijs van € 5 kopen nog mensen een pakje. Zij hebben een betalingsbereidheid van € 5

6 Consumentensurplus Consumentensurplus: verschil tussen marktprijs en prijs die je bereid bent te betalen Stel je bent bereid € 15 voor een pakje sigaretten te betalen en de marktprijs is € 6,80 Het consumentensurplus is dan € 8,20

7 Vraagfunctie Qv = -2p + 60 Bij een prijs van 10 wordt 40 gevraagd.
Let op: er staat altijd een – teken in de vraagcurve

8 Vraagcurve Lijn kan ook verschuiven naar rechts
Als vraaglijn verschuift naar rechts, betekent dit dat bij elke prijs er meer wordt gevraagd Dit kan door: meer consumenten meer inkomen van consumenten andere producten worden duurder

9 Voorbeeld In Nederland wonen mensen die mountainbikes van het merk Koga hebben Dit is een exclusief merk dat € kost Op een gegeven moment – gebeurt het volgende: er komen meer Nederlanders bij door immigratie Nederlanders gaan meer verdienen het concurrerende merk Giant wordt veel duurder Dit betekent dat er bij een prijs van € meer Koga’s worden gevraagd; de vraaglijn verschuift naar rechts

10 Verschoven vraagfunctie
Qv = -2p + 80 Bij een prijs van 10 wordt 60 gevraagd. Bij een prijs van 20 wordt 40 gevraagd

11 Huiswerk t/m 4.8

12 Aanbodfunctie Als prijs hoger wordt, neemt aanbod toe.
Voorbeeld: Qa = P -100 Bij een prijs van 90 wordt niets aangeboden 100 zijn de kosten. P moet hoger zijn dan 100 om uit de kosten te komen.

13 Producentensurplus Verschil tussen marktprijs en de prijs waarvoor je wil aanbieden. Als de marktprijs 150 is en je wilt een product aanbieden voor € 130, dan is je producentensurplus € 20.

14 Verschuiven van de aanbodlijn
De aanbodlijn kan verschuiven naar rechts Qa = p – 50 in plaats van Qa = p -100 Producentensurplus neemt toe als marktprijs gelijk blijft (meer winst) Bij dezelfde prijs meer aanbod door: Meer aanbieders Lagere kosten: € 50 in plaats van € 100. Bij een prijs van 100 bied ik eerst niets aan, maar nu wel omdat ik al winst maak.

15 Verschuiven van de aanbodlijn
De aanbodlijn kan verschuiven naar links Qa = p - 140 Bij dezelfde prijs minder aanbod door: Minder aanbieders Hogere kosten: € 150 in plaats van € 100 (ik bied pas aan bij een prijs van € 151)

16 Marktevenwicht Vraag- en aanbodlijn kruisen elkaar
Daar is de vraag gelijk aan het aanbod en daar is de marktprijs. Je kunt dan zowel producenten- als consumentensurplus tekenen.

17 Voorbeeld Qa = p -100 Qv = -p + 400 P – 100 = - p +100 2p = 500
P = 250 (marktprijs)

18 Marktprijs Marktprijs verandert als vraag en/of aanbod verandert.

19 Huiswerk t/m 4.15 En 4.16

20 Som Vraag en aanbod van vliegreizen Qa = p - 25 Qv = - 2p + 50
Qa is aanbod x Qv is vraag x Teken grafiek en bereken evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid Arceer het producentensurplus Is de vraag elastisch of inelastisch (kijk of de vraaglijn vlak of stijl loopt)

21 Som Schiphol verhoogt prijs voor luchtvaart maatschappijen om te mogen landen Wat gebeurt er met de aanbodlijn van vliegreizen? Naar rechts of naar links? Motiveer je antwoord Aanbodlijn wordt na prijsverhoging van Schiphol: Qa = p - 40 Bereken nieuwe evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid Teken nieuwe aanbodlijn Waarom verandert de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid? Wat gebeurt er met het producentensurplus?

22 Som Surplus neemt af Prijs voor consumenten neemt toe
Producenten kunnen hun extra kosten niet volledig doorrekenen in prijs

23 Elasticiteit Prijselasticiteit van de vraag: hoe reageert

24 Crisis Wat gebeurt er in Griekenland: crisis 25% werkeloos
30 procent leeft onder armoedegrens Lonen worden verlaagd met 15 tot 20% Pensioenen verlaagd met 10% Prijzen gaan omhoog (btw en accijns), dus koopkracht daalt Grieken gaan: protesteren, ruilen, naar het buitenland en bomen kappen.

25 Emigreren Griekenland zakt steeds verder weg in de economische crisis. De overheid kampt met een bijna ondraaglijke schuldenlast. Daardoor moet er keihard bezuinigd worden. Onder invloed van de moeilijke omstandigheden pakken vooral jongeren hun koffers.


Download ppt "Vandaag."

Verwante presentaties


Ads door Google