Download de presentatie
GepubliceerdVera Pieters Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Studietrajectbegeleiding : theorieën – modellen – perspectieven ter inspiratie
Vormingssessie
2
Definitie Studietrajectbegeleiding
Het informeren en begeleiden van studenten bij het maken van keuzes tijdens hun ganse studietraject: van bij de instroom over de tussenliggende keuzemomenten tot bij de uitstroom
3
Definitie Studietrajectbegeleiding*
Instroom: de student maakt een goede, weloverwogen studiekeuze die past bij zijn interesses en mogelijkheden op basis van correcte informatie Doorstroom: stimuleren van de juiste studievoortgang stimuleren van de juist optie-keuzes student wordt geadviseerd bij specifieke situaties ivm OER (her)oriëntering: de student maakt een nieuwe studiekeuze die beter past bij zijn interesses en mogelijkheden Uitstroom: de afstuderende wordt voorbereid op verder studeren of op overstap naar de arbeidsmarkt * Uit werkdocument, vaste werkgroep studie- en studentenbegeleiding
4
STB: studie- en studentenbegeleiding
STB aan KU Leuven : tussen schoolloopbaanbegeleiding en arbeidstraject(begeleiding) STB naast maar niet los van leerprocesbegeleiding en psycho-sociale begeleiding
5
Gestructureerde, persoonlijke en collectieve studietrajectbegeleiding als belangrijke hulpmiddelen ter ondersteuning van het flexibel studeren Wie na het lezen van dit alles panikeert: geen nood. Tijdens je opleiding word je niet aan je lot overgelaten. Studietrajectbegeleiding wordt zo veel mogelijk structureel ondersteund via speciaal daartoe ontwikkelde informatica- hulpmiddelen. Zo krijg je bijvoorbeeld na elke examenperiode duidelijke informatie over je resultaten en over mogelijke toleranties. Je krijgt de mogelijkheid om, zoals nu, je resultaat, studievoortgang en keuzes wat het programma aangaat, te bespreken met studietrajectbegeleiders en advies in te winnen. Behaalde je minder dan 50% cumulatieve studie-efficiëntie, dan word je uitgenodigd voor een gesprek. Verder zijn er zowel toelichtingen voor specifieke studentengroepen als individuele begeleiding voor studenten in bijzondere situaties
8
Opdracht (in groepen van 3 of 4): Welke STB-taken neem je op
Opdracht (in groepen van 3 of 4): Welke STB-taken neem je op ? Geef enkele concrete voorbeelden. Wat zijn de leuke aspecten van die taak; wat vind je moeilijk of frustrerend ?
9
benaderingen - modellen
Matching Interesse/persoonlijkheid, waarden, capaciteiten, voorkennis… - studie/beroep talent Besliskundig Studiekeuzetaken Normatief vs ‘bounded rationality’ Ontwikkelingspsychologisch Identiteitsontwikkeling Brein-onderzoek Sociologisch thema’s als democratisering, meritocratie, gender, status, … Life design/ narratief
10
Opdracht: Hoe heb je zelf als 17-18 jarige je studiekeuze gemaakt
Opdracht: Hoe heb je zelf als jarige je studiekeuze gemaakt ? Herinner je bepaalde activiteiten/ gesprekken die je studiekeuze hebben beïnvloed?
11
Matching Succes en tevredenheid in studieloopbaan en job hangt samen met een goede afstemming tussen kenmerken van de persoon (vaardigheden, interesses, waarden) en de kenmerken van de studie/job (eisen, mogelijkheden) Oudste benadering (Frank Parsons – 1909 ) Voorwaarden voor goede keuze: Juist beeld van eigen kenmerken Kennis van studie-eisen/beroep Logisch nadenken over de samenhang
12
John HOLLAND (RIASOC-model, 1970)
Persoonlijkheid beroepskeuze Zelfde beroep gelijke persoonlijkheidstrekken Congruentie persoonlijkheid - omgeving (beroep) tevredenheid, stabiliteit, succes 6 typen: - Realistisch - Intellectueel - Artistiek - Sociaal - Ondernemend - Conventioneel Beroepskeuze Zelfonderzoek of BZO (R.P. Hogerheijde, B. van Amstel, F. de Fruyt, & I. Merwiele, 1995)
13
hexagonaal verband: DATA Ondernemend Conventioneel Sociaal Realistisch
Artistiek Intellectueel IDEEEN MENSEN DINGEN
14
Het realistische menstype
houdt van activiteiten waarin hij/zij heel direct en manipulatief om kan gaan met bijvoorbeeld gereedschap, machines, materialen, planten of dieren. Heeft een goed technisch inzicht, werkt graag met zijn handen en gebruikt graag zijn lichaamskracht. Kenmerken: bescheiden, gewoon, materialistisch, meegaand, praktisch, stabiel, verlegen en weinig zichzelf kennend. Het intellectuele menstype Is er op uit de hem omringende, natuurkundige, biologische en culturele verschijnselen via observatie en onderzoek te doorgronden en te beheersen. Bezit wetenschappelijke en mathematische vaardigheden. Kenmerken: analytisch, kritisch, methodisch, nauwkeurig, nieuwsgierig, terughoudend. Het artistieke menstype heeft een voorkeur voor vrije, ongestructureerde activiteiten, waarbij hij zich op kunstzinnige wijze kan uiten. Kenmerken: emotioneel, fantasierijk, gecompliceerd, gevoelsmatig, impulsief, onafhankelijk, niet meegaand, origineel
15
Het sociale menstype houdt van werkzaamheden waarin hij/zij met andere mensen kan omgaan, met het doel deze te informeren, onderwijzen, ontwikkelen, verzorgen of amuseren. Kenmerken: behulpzaam, begripvol, gezellig, coöperatief, overheersend, overtuigend, tactvol, verantwoordelijk, vriendschappelijk en zichzelf goed kennend. Het ondernemende menstype streeft organisatorische, politieke of economische doelen na. Hij/zij geeft goed leiding en weet anderen van iets te overtuigen. Kenmerken: ambitieus, dominerend, energiek, gezellig, impulsief, optimistisch, praatgraag en veel zelfvertrouwen bezittend. Het conventionele menstype heeft een voorkeur voor duidelijke, geordende werkzaamheden, die een precieze en systematische aanpak vergen. Dit menstype bezit dan ook administratieve vaardigheden. Kenmerken: doelmatig, gehoorzaam, geremd, gewetensvol, ordelijk, praktisch, volgzaam, volhardend en zichzelf beheersend.
16
matching
17
matching IRS orthopedisch chirurg ISO bedrijfsarts ISR dermatoloog
RSI tandarts SIC huisarts SIC kinderarts ISA psychiater
18
Matching tussen talent en studie-/werk-omgeving
Talent: begaafdheid, aanleg, goed ontwikkelde eigenschap die in de juiste context kan leiden tot uitzonderlijke prestaties. Aangeboren eigenschappen spelen een grote rol. Het verbindt je sterk ontwikkelde competenties met je interesses: het omvat wat je goed kunt én wat je graag doet. Competentie: een observeerbare eigenschap onder de vorm van kennis, kunde of een gedragsvaardigheid die bijdraagt tot een succesvol functioneren in een specifieke rol of functie. Meestal aangeleerd (ervaring en inspanning spelen een rol). Talenten overschrijden de werkcontext en zijn veel persoonlijker.
19
Activiteiten waar je talent voor hebt
Je geniet van waar je mee bezig bent, voor je het weet is er een paar uur voorbij… Je zit in een flow/ bent geconcentreerd en let niet op de klok. Je vindt het zelf niet zo bijzonder, maar anderen wijzen je erop dat je het goed kan Je kan dit ook onder stress, in moeilijke omstandigheden of als je moe bent Na afloop ben je misschien fysiek moe, maar mentaal heb je meer energie dan je vooraf had
20
Matching Belang van voldoende en objectieve zelfkennis
Belang van correcte, volledige informatie over studie- en beroepsuitwegen I-Prefer (
21
‘matching’ bij instroom
Kenmerken persoon Kenmerken studie Eisen Mogelijkheden vaardigheden interessen waarden - brochures - individueel studieadvies - inleefactiviteiten - zelftesten (interesse; domeinspecifieke vaardigheden) - studiekeuzegesprek - summer schools - webgebaseerde zelfstudiepakketten
22
Matchingsbenadering en beperkingen Niet eenmalig opvatten (levenslang kiezen) Geen ‘potje-dekseltje denken’ Je verandert als persoon De wereld/arbeidsmarkt verandert Vragen: Hebben jongeren voldoende zelfinzicht; kennen ze hun talenten, capaciteiten ??
23
Besliskundige benadering
Focus op dynamisch besluitvormingsproces : hoe heb je die beslissing genomen ? Begeleiding : faciliteren en ondersteunen van besluitvormingsproces
24
Keuzetaken Oriëntatie: bewustwording en bereidheid zich in te zetten
Exploratie van zichzelf: interesses, vaardigheden… Exploratie van omgeving in de breedte Exploratie van omgeving in de diepte Beslissingsstatus: keuzenabijheid Binding: vastbeslotenheid, identificatie Inzet voor keuzetaken hangt samen met studiesucces in het hoger onderwijs (ook na controle voor intelligentie). Germeijs, V. & Verschueren, K. (2006). High school students’ career decision making process.
25
Ondersteunen Studiekeuzetaken dynamisch opvatten (geen chronologisch stappenplan) Aanmoedigen en stimuleren: leerling/student blijft zelf verantwoordelijk Informatie aanbieden is niet genoeg voor iedereen Sommige hebben steun nodig bij ordenen en evalueren van de informatie of bij het helpen doorhakken van knopen Keuzerooster (zie onderwijskiezer.be) Besluiteloosheid – niet overgaan tot ‘committment’ – de perfectionistische kiezer
27
Begrensde rationaliteit
Bounded rationality is the idea that in decision-making, rationality of individuals is limited by the information they have, the cognitive limitations of their minds, and the finite amount of time they have to make a decision. Ons feilbare denken (2012). Daniel Kahneman De ondraaglijke lichtheid van studiekeuzen (2011). Tom Luken
28
Begrensde rationaliteit
Paradox: hoe gelijkwaardiger de alternatieven zijn, des te moeilijker is de keuze, maar des te minder maakt het uit wat je kiest Succes en geluk zijn ook mogelijk als je anderen en het toeval (mee) laat sturen Je kunt veel overlaten aan allerlei onbewuste processen die werken aan je keuzes en planning
29
Ontwikkelingspsychologisch
Studiekeuze is onderdeel van identiteitsontwikkeling van adolescenten… Te vroege keuzes (foreclosure) zijn risicovol Grote invloed sociale omgeving Grote individuele verschillen, maar meisjes ontwikkelen zich sneller dan jongens Vaak zelfoverschatting, soms juist zelfonderschatting Wens of vrees verwarren met werkelijkheid Is er voldoende ruimte voor exploratie, uitproberen van rollen, fouten maken en feedback ? “
30
Brein-onderzoek ‘Rijping’ van prefrontale cortex gaat door tot ongeveer 25 jaar. Daardoor moeilijkheden bij integratie denken en voelen, beslissen, vooruit denken, plannen… Zelfreflectie/introspectie is lastig (doet ‘pijn’);
31
Sociologische benadering
B.v. hoe komt het dat er in logopedische wet. bijna allemaal meisjes zitten en in informatica bijna allemaal jongens ? B.v. hoe komt het dat de slaagkansen van Westvlaamse jongeren aan de universiteit significant hoger zijn dan van de Vlaamsbrabantse jongeren ? B.v. hoe komt het dat jongeren uit lagere SES nog altijd ondervertegenwoordigd zijn in het hoger onderwijs ? B.v. hoe komt het dat allochtone jongeren veel lagere slaagkansen hebben of meer voor hogere status-studies kiezen ?
32
‘Life design’/ narratieve benadering
De huidige maatschappij wordt gekenmerkt door snelle en onvoorspelbare veranderingen in de loopbaan en de jobinhoud, (…) De persoon zal bij elk keuze- en beslissingsmoment terug een eigen interpretatie geven aan de voor hen beschikbare data en op basis daarvan een nieuw zelfbeeld construeren. (Mark Savickas et al., 2009).
33
Literatuur Met een dynamische keuzebegeleiding naar effectieve keuzebekwaamheid (2008) Marlies Lacante, Raoul Van Esbroeck, Ann Devos De keuze van een studie in het hoger onderwijs. (2007) Veerle Germeijs & Karine Verschueren Zie: lezen-over-olb
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.