De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Verpanding roerende goederen Algemene beginselen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Verpanding roerende goederen Algemene beginselen"— Transcript van de presentatie:

1 Verpanding roerende goederen Algemene beginselen
Prof. dr. R. Jansen VUB & UA

2 Menu Totstandkoming pandovereenkomst/pand De werking van het pandrecht
Nieuwe regels behoud pandrecht Rangconflicten

3 Definitie “het pand verleent aan de PH het recht om bij voorrang boven de andere SE’s te worden betaald uit de bezwaarde goederen” (art.1) -overeenkomst (art. 2) -zakelijk zekerheidsrecht -roerende goederen (art.7)

4 Totstandkoming: algemeen (1)
Art. 2: “het pand komt tot stand door de overeenkomst tussen PG en PH”. -> Consensuele overeenkomst (cf. art CC) Vgl. art (oud) BW: Pandovereenkomst & pandrecht ontstaan door de buitenbezitstelling (cf. evolutie art BW bij verpanding Sv)

5 Totstandkoming: algemeen (2)
2 opmerkelijke evoluties Buitenbezitstelling enkel vereist voor tegenwerpelijkheid van het pandrecht aan derden (niet meer voor ontstaan van de pandovereenkomst of het pandrecht) Buitenbezitstelling niet de enige manier om tegenwerpelijkheid te garanderen; ook via een algemeen register (vgl. oude recht: PHZ; landbouwvoorrecht)

6 Totstandkoming : algemeen (3)
Onderscheid pandovereenkomst <-> pand als zakelijk zekerheidsrecht Voordeel: onderscheid verbintenisrechtelijke vragen (geldigheid titel) en zakenrechtelijke vragen (tegenwerpelijkheid tegen andere derden; uitwerking van het zekerheidsrecht). -Bv. pandovereenkomst kan betrekking hebben op toekomstige lichamelijke zaken (art. 8). -Bv. pandovereenkomst kan stil worden gevestigd.

7 Totstandkoming: pandovereenkomst (1)
Bij PG-niet-consumenten: art.2 -> louter consensueel Bij PG-consumenten: art. 4, 2e lid -> voor de geldigheid is een (onderhands of authentiek) geschrift vereist, dat voldoet aan art. 1325/1326 BW Nb. Deze regels gelden ook voor pandbelofte Nb. Totstandkoming ook via vertegenwoordiging, zowel onmiddellijk als middellijk (art. 3)

8 Totstandkoming: pandovereenkomst (2)
Regels voor bewijs van de pandovereenkomst (1) Consumenten-PG: art. 4, 2e lid en 40: geschrift (2) Niet-consumenten-PG - Registerpand: art. 4, 1e lid: geschrift - Pand met buitenbezitstelling: art. 40, 1e lid: alle middelen Vgl. oude recht: burgerlijk pand vs. handelspand

9 Totstandkoming : pandovereenkomst (3)
Bijzondere regels voor de pandovereenkomst (art. 4 <-> 40) Het geschrift bevat: ‘aanduiding van de door het pand bezwaarde goederen’ (bepaaldheid of bepaalbaarheid? Cf. art. 8: pand op toekomstige goederen) ‘de gewaarborgde schuldvorderingen’ (bestaande of toekomstige, indien ze bepaald of bepaalbaar zijn: art Wanneer bepaalbaar? Ogenblik van de uitwinning) ‘plafond van de waarborg’ (maximumbedrag tot beloop waarvan de vordering is verzekerd: art. 10, 2e lid)

10 Totstandkoming: pandovereenkomst (4)
Bij consumenten bijkomend: ‘de waarde van het verpande goed’ (art. 4, 3e lid j° art. 7, 4e lid ? Zijn deze 4 elementen ook geldigheidsvereisten, of enkel nodig voor het bewijs van een pandovereenkomst bij consument?

11 Totstandkoming: pandovereenkomst (5)
Gelden de bijzondere regels uit art. 4 bij vuistpand? Vgl. art. 40 Bij niet-consument: bewijs met alle middelen. Moet men dan toch de 3 elementen uit art. 4 kunnen aantonen (via alle middelen van recht)? (2) Bij consumenten: bewijs met geschrift Moet men dan de 4 elementen uit art. 4 in het geschrift opnemen?

12 Totstandkoming: pandovereenkomst (6)
1e standpunt: Hiervan wordt niet afgeweken, dus moeten worden aangetoond. Kritiek: het plafond van de dekking aangeven niet zinvol bij vuistpand (de buitenbezitstelling verhindert schijnsolvabiliteit) 2e standpunt: art. 40 handelt enkel over de bewijsregel, en niet over de inhoud van de overeenkomst

13 Totstandkoming: pandovereenkomst (7)
GELDIGHEID BEWIJS REGISTERPAND Niet-consument Vrij Geschrift (Art. 4, 1e lid): 3 elementen Consument Geschrift (Art. 4, 2e lid) en Geschrift (Art. 4, 1e en 3e lid): 4 elementen VUISTPAND Alle middelen van recht (Art. 40, 1e lid): 3 elementen? consument Geschrift (art. 40, 2e lid) Geschrift (art. 40, 2e lid): 4 elementen?

14 Totstandkoming : pand (1)
Vestiging van het pandrecht Pandovereenkomst (titel) (juridische) Levering (c.p.) Pandrecht Beschikkingsbevoegdheid Nb. Art. 6: ‘pandovereenkomst slechts geldig indien de PG bevoegd is tot verpanding’ ?Art BW?

15 Totstandkoming: pand (2)
Beschikkingsonbevoegdheid (bv. niet-eigenaar) -> verhindert zakenrechtelijk gevolg van de titel TENZIJ: derdenbescherming “heeft de pandhouder die bevoegdheid niet, dan verkrijgt de pandhouder niettemin een pandrecht indien hij bij het sluiten van de overeenkomst redelijkerwijze mocht vertrouwen dat de pandgever tot verpanding bevoegd was” (art. 6, 2e lid) -> Ongelukkig: benadrukt enkel de GT, en niet de publiciteit

16 Totstandkoming pand (3)
Hoe derdenbescherming? Art BW bij vuistpand (GT en bezit) Quid bij registerpand gevolg door vuistpand? Inschrijving in het register sluit art BW uit wanneer de PH een professioneel is; bij andere PH’s is art BW wel mogelijk

17 Totstandkoming: pand (4)
Voorwerp van het pand Roerend goed (dus geen vestiging op bv. onroerend goed door bestemming) Lichamelijk of onlichamelijk (bv. Sv, intellectueel eigendomsrecht) Singulier of feitelijke/juridische universaliteit (vgl. PHZ, landbouwvoorrecht) Zowel goederen van de SA als van een derde (art. 5); bij derde-PG: ‘voorrecht uitwinning’

18 Totstandkoming: pand (5)
Handelszaak: “geheel der goederen die er deel vanuit maken” Schuldvorderingen Voorraad (geen beperking tot 50%) Onroerende goederen? -> niet meer beperkt tot enkel kredietinstellingen Landbouwexploitatie: “geheel der goederen die tot de exploitatie dienen”

19 Totstandkoming: pand (6)
Universaliteiten: Pand op de universaliteit an sich (cf. Floating charge: fixeert pas op het ogenblik van uitwinning) Pand op de onderdelen van de universaliteit (universaliteit als toerekeningcriterium en rangbepaling) Belang? Beschikkingsbevoegdheid over de onderliggende delen

20 Totstandkoming: pand (7)
Pand op toekomstige goederen (art. 8) (bv. bulk-verpanding) “het pand kan toekomstige goederen tot voorwerp hebben” Bedoeld wordt: de pandovereenkomst ipv het pand -> Het pand als zakelijk recht komt slechts tot stand op het ogenblik dat het toekomstig goed transiteert in het vermogen van de PG Quid bij tussentijds faillissement? Quid bij dubbele beschikking?

21 Totstandkoming: pand (8)
bijzondere regels voor consumenten-PG (Ubersicherung) De waarde van het verpande voorwerp mag slechts het dubbel zijn de omvang van de verzekerde schuldvordering (=hoofdsom, bijhorigheden) (art. 7, 4e lid) De bijhorigheid mag maximaal de helft van de waarde van de hoofdsom zijn (art. 12, 2e lid)

22 Totstandkoming: pand (9)
Deze regel heeft een algemene draagwijdte (dus zowel voor registerpand als vuistpand) Bij miskenning: dwingend recht -> relatieve nietigheid Eerste vraag: wie bepaalt waarde? Tweede vraag: wat is het peilmoment? Sluiten van de overeenkomst (<-> toekomstige goederen), vestiging van zekerheid of ogenblik van uitwinning (<-> doelstelling Ubersicherung)? Derde vraag: wat als er meerdere goederen worden verpand en er is gedeeltelijke betaling gebeurd?

23 Werking & gevolgen (1) Pand is een zakelijk zekerheidsrecht
-> tot de uitwinning blijft PG de eigenaar (art. 41, 1e lid, maar geldt ook bij registerpand) Gevolg: Bij vuistpand is de PH slechts een bewaarder, die geen gebruiksrecht heeft (art. 42) Bij registerpand is de PG gerechtigd tot een redelijk gebruik overeenkomstig de bestemming (art. 17)

24 Werking & gevolgen (2) In hoofde van de houder van het goed rust er een bewaarplicht Bij registerpand rust plicht op PG (art. 16) Nuance: art. 18: recht op verwerking als het goed daartoe is bestemd (bv. grondstoffen en half-afgewerkte producten), tenzij anders overeengekomen Bij vuistpand rust plicht op PH; PH mag daden van behoud/onderhoud stellen en heeft recht op vergoeding daarvoor(art. 43) Bij vuistpand heeft PH segregatieplicht bij soortzaken (art. 44) Bij vuistpand dient de PH het goed terug te geven aan de PG bij ernstig verzuim van de bewaarplicht (art. 51)

25 Werking & gevolgen (3) Omvang van de dekking
De pandovereenkomst bevat een plafond van dekking (art. 10, 2e lid) (zowel bij registerpand als vuistpand) Het pand dekt binnen het plafond de hoofdsom en bijhorigheden (interest, schadebeding, kosten uitwinning, enz) (art. 12, 1e lid) Consumenten-PG: bijhorigheden niet hoger dan 50% van de (initiële) hoofdsom (art. 12, 2e lid)

26 Werking & gevolgen (4) Duur van de dekking
Het pand dekt vorderingen die zijn ontstaan tijdens de looptijd van de pandovereenkomst (ook als nadien de pandovereenkomst eindigt, tenzij anders overeengekomen: art. 11, 3e lid). Pandovereenkomst van onbepaalde duur: opzegbaar met opzegtermijn van min. 3m en max. 6m.

27 Werking & gevolgen (5) Accessoire zekerheid
Het pand wordt gevestigd voor een of meer bestaande of toekomstige schuldvorderingen (art. 10); dooft die vordering uit, verdwijnt ook het pand (niet in nieuwe wet) Bij overdracht van gewaarborgde Sv. gaat het pand mee over (art. 23, 1e lid) Bij gedeeltelijke overdracht: overdracht van pand proportioneel (art. 27, 1e lid) Overdracht tegenwerpelijk door registratie of door overdracht bezit aan de overnemer (ook via derde-PH)

28 Werking & gevolgen (6) Het pand is uitgerust met een volgrecht
Principe bevestigd in art. 24, 1ste lid (zowel vuistpand als registerpand); quid met universaliteiten: singulier volgrecht & in globo? 3 uitzonderingen Pandgever was BB Pandhouder heeft ingestemd 3e kan zich beroepen op derdenbescherming (art BW)

29 Werking & gevolgen (7) Derdenbescherming (art. 2279 BW) (vgl. art. 6)
Art breekt het volgrecht: Materieel bezit Goede trouw (die slaat op de BB: Cass. 21/3/2003) Quid GT bij registerpandrecht? (art. 25) Bv. PG draagt goed over aan derde dat in register is opgenomen. handelaars: wordt geacht register te raadplegen Niet-handelaar: kan ondanks registratie toch te goeder trouw zijn

30 Werking & gevolgen (8) Quid verhouding regels tegenwerpelijkheid?
“Het pand is tegenwerpelijk aan derden door een registratie” (art. 15) Het pand is tegenwerpelijkheid door buitenbezitstelling (bij vuistpand en bij schuldvordering) (MvT, p. 41)

31 Werking & gevolgen (9) Quid: Stille pandrecht: tegenwerpelijk aan derden (1) te KT, bij (2) c.p.-levering of bij (3) een inschrijving in het register? Eerste standpunt: niet tegenwerpelijk als geen bezit of registratie (cf. regel bij “stille” hypotheek) Tweede standpunt: analogie met regel in art. 1690/2075 BW bij Sv. (zonder onderscheid register- of vuistpandrecht) -> Conclusie: enkel een tegenwerpelijk pandrecht heeft een volgrecht!

32 Werking & gevolgen (10) Ondeelbare zekerheid
-> De alg. rechtsopvolger is zakelijk gehouden tot de volledig verzekerde schuld met het goed, ook al is hij verbintenisrechtelijk in een andere verhouding gehouden tegenover de schuldeiser (art. 13, 1e lid): toepassing volgrecht Ondeelbaarheid passiefzijde: ook als de alg. rechtsopvolger zijn aandeel in de schuld betaalt Ondeelbaarheid actiefzijde: SE-PH mag goed niet teruggeven als zijn aandeel in vordering is betaald

33 Werking & gevolgen (11) Beschikkingsbevoegdheid pandgever
De PG kan vrij van pandrecht (d.w.z. zonder volgrecht) beschikken “binnen een normale bedrijfsvoering” (art. 21) bv. verkoop voorraden uit de handelszaak & landbouwexploitatie Behoudens andersluidende overeenkomst Criterium zowel voor vuistpand als registerpand, maar praktisch gezien vooral bij registerpand De regel geldt zowel voor singuliere goederen als voor individuele goederen uit een universaliteit (m.a.w. de universaliteit is geen verklaring voor de bevoegdheid)

34 Werking & gevolgen (11) Enkele vragen:
Welke daden van beschikking? Enkel verkoop, of ook een nieuwe verpanding? “binnen de normale bedrijfsvoering” =? “bestemd om te worden vervreemd”

35 Werking & gevolgen (12) Herverpanding (art. 14) PH is niet bevoegd tot het bezwaren van het goed met een nieuw pand (vgl. art. 11, §1 WFZ)

36 Nieuwe regels behoud pandrecht (1)
In natura-vereiste: eis vanuit zakenrecht -> Een zakenrechtelijke aanspraak vervalt als de materiële drager van het goed verdwijnt <-> tracing verkoop onroerendmaking - verwerking - vermenging

37 Nieuwe regels behoud pandrecht (2)
Zakelijke subrogatie (art. 9) -> algemeen beginsel uit het vermogensrecht “alle schuldvorderingen die in de plaats komen van de bezwaarde goederen, zoals de verkoopprijs of de verzekeringsaanspraak” Enkel schuldvorderingen? Quid als pandhouder BB was?

38 Nieuwe regels behoud pandrecht (3)
2) Onroerendmaking (art. 19) (vroeger bij PHZ en landbouwvoorrecht, nu bij ieder registerpand) “de onroerendmaking laat het zekerheidsrecht van de PH onverlet” -> dus ook bescherming bij incorporatie Praktische moeilijkheden: - Heeft de PH nog recht op parate executie en geldt het soepele uitwinningsrecht? - Hoe verdeling opbrengst OG en geïncorporeerd RG bij gezamenlijke tegeldemaking?

39 Nieuwe regels behoud pandrecht (4)
3) Vermenging van vervangbare goederen (art. 20) Vermenging goederen van meerdere PH’s: onverdeelde hoop en behoud van rechten in proportie (art. 20, 2e lid) Vermenging goederen PH en SA: de vermenging laat het pandrecht onverlet (art. 20, 1e lid) -> veel radicalere oplossing geïnspireerd op art CC en art. L Code Commerce Beide regels kunnen ook worden gecombineerd

40 Nieuwe regels behoud pandrecht (5)
Spiegelbeeld: vermenging bij vuistpand (art. 44) De PH moet bij einde van de overeenkomst een gelijke hoeveelheid soortgelijke zaken teruggeven Bij insolventie: de nog aanwezige goederen worden onweerlegbaar vermoed de verpande goederen te zijn (radicale bescherming SA) Bij meerdere pandgevers: proportionele bescherming

41 Nieuwe regels behoud pandrecht (6)
4) Verwerking (art. 18) -Het pandrecht rust voortaan op het nieuwe goed dat uit verwerking ontstaat, als de PH gerechtigd was tot verwerking (art. 18, 2e lid) -Was PH niet gerechtigd, dan toepassing van art. 570 BW e.v. (art. 18, 2e lid) en geen automatisme dat het pandrecht op nieuwe zaak rust. ? Waarom andere regel? ? Ook regels art BW?

42 Nieuwe regels behoud pandrecht (7)
Zaaksvorming met goederen van derden (art. 18, 3e lid) Is afscheiding van goed van derde onmogelijk of economisch niet verantwoord, dan pandrecht op het nieuwe goed als verpande goed (1) voornaamste goed is (art. 567 BW) of (2) grootste waarde heeft. Als niet zo, dan gaat het pand teloor (a contrario) Als wel afscheidbaar: afscheiding dient te gebeuren Regels ongeacht of PG gerechtigd was

43 Rangconflicten (1) Beginsel: Pandrecht geeft voorrang boven alle andere schuldvorderingen m.b.t. de opbrengst van het verpande goed, onverminderd de toepassing van art Hyp.W. (art. 57) 2 uitzonderingen (art. 58): Hoogste rang: Pandrecht gebaseerd op een retentierecht wegens vordering tot behoud van de zaak EVB gaat voor op iedere pandhouder, onder voorbehoud van het retentierecht voor schuld tot behoud (ook bij vuistpand en GT??) Nb: geen rangconflict als een daad van beschikking bevoegd gebeurde

44 Rangconflicten (2) Conflicten tussen verschillende pandrechten/hyp
-> Anterioriteitsregel (art. 57, 2-3e lid) Welke tijdstippen? vuistpand: bezitsverkrijging Registerpand: tijdstip van registratie Pand op universaliteit: datum initiële verpanding (cf. PHZ: landbouwvoorrecht) Toekomstige goederen: “ongeacht wanneer het verpande goed tot stand komt” (MvT, p. 41) Toekomstige gewaarborgde Sv: “ongeacht wanneer de gewaarborgde vordering ontstaat” (idem) Registratie/bezit op zelfde dag: gelijke rang

45 Conclusie Innovatie Evolutie
Loskoppelen pandovereenkomst en zakelijk recht Bezitloos pand Pand op universaliteiten Bijzondere regels behoud pand BB van de pandgever ‘in normal course of business’ Uitwerking verbintenissen in hoofde van PG en PH ivm bewaring en gebruik Bescherming bij vermenging


Download ppt "Verpanding roerende goederen Algemene beginselen"

Verwante presentaties


Ads door Google