De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Psychiatrie – les 4: Autisme Spectrum Stoornissen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Psychiatrie – les 4: Autisme Spectrum Stoornissen"— Transcript van de presentatie:

1 Psychiatrie – les 4: Autisme Spectrum Stoornissen
Fatma Cimtay med.hro.nl/cimtf

2 Vandaag Terugblik Voedings- en eetstoornissen bij het jonge kind
           Vandaag Terugblik Voedings- en eetstoornissen bij het jonge kind Autisme Spectrum Stoornissen Theorie Filmfragmenten Gezonde ontwikkeling Sociale gerichtheid likt aangeboren, voorkeur stemmen, gezichten, worden graag getroost door anderen Communicatie begint nonverbaal, eerste sociale vaardigheid is Imitatie, hierna glimlachen en lachen. Baby kijken naar ogen en mond, belanrijkste rol bij uiten van emoties Met 6 maanden reactie op noemen van naam. En aansluiten ook actief zoek naar degene die naam noemt (hoofd draaien) Gedeelde aandacht -reageren op gedeelde aandacht, kijken naar kant waarnaar volwassene wijst. 6 maanden 1 jaar + delen van speelgoed, reageren op anderen en zelf sociale interachtie beginnen. Aandacht van iemand trekken om iets voor elkaar te krijgen, voorbeeld

3 Pervasieve ontwikkelingsstoornis Autisme spectrum stoornissen (ASS)
Elk persoon met autisme is uniek Wat is het beeld van mensen met autisme? voorkennis activeren in de klas Pervasief: alles doordringend. Dit houdt in dat de stoornis het handelen van het kind of de volwassene op allerlei ontwikkelingsgebieden en in allerlei situaties beinvloed. Problemen mogelijk: sociale interactie, communicatie, motorische ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling. Houdt iemand zijn leven lang, genezing is niet mogelijk, Spectrum: om aan te geven dat autisme op verschillende manieren tot uiting kan komen. Autisten: zeer divers gezelschap.

4 Documentaire: Louis Theroux Autism
Documentaire: Louis Theroux Autism Documentaire: Begin tot 13.35 wat zijn de ervaringen? Is dit het beeld dat studenten ook hadden?

5 Geschiedenis autisme Kinderpsychiaters: Kanner & Asperger
Autistische psychopaten Ijskastmoeder Tegenwoordig: Aangeboren stoornis in de hersenen Erfelijkheid Betekenis autisme = het sterk op zichzelf gericht zijn. Het begrip autisme werd in het begin van de vorige eeuw al gebruikt om een kenmerk van schizofrenie te beschrijven, namelijk het verlies met de werkelijkheid. De stoornis autisme is niet hetzelfde als schizofrenie. Vanaf 1980 werd er een onderscheid gemaakt tussen schizofrenie en autisme (DSM). Kinderpsychiater Leo Kanner beschrijft als eerste de hoofdkenmerken van de stoornis autisme. Dit deed hij op grond van een onderzoek bij een groep van 11 kinderen die problemen hadden met de sociale interactie, taalproblemen en vasthouden aan gewoontes en rituelen. Hij noemde de kinderen ‘extreem autistisch eenzaam’. Los van Kanner publiceerde een jaar later Asperger een vergelijkbare studie. Hij noemde de kinderen ‘autistische psychopaten’. Met uitzondering van de taalproblemen beschreef hij vergelijkbare problemen. De aandacht voor dit artikel kwam pas jaren later. 5

6 Wat weet je al over autisme?
Wat zijn kenmerken van autisme? Wat vinden zij lastig? Wat vindt de omgeving lastig? Wat kan je koppelen aan de theorie (theorieën over de verklaring van autisme)?

7 Hoofdkenmerken van ASS
Problemen bij sociaal contact en sociale wederkerigheid Problemen met communiceren en taal Beperkt verbeeldingsvermogen Behoefte aan hetzelfde en verzet bij verandering problemen in de sociale interactie. Dit kan zich op verschillende manieren uiten: Als baby geen enkel teken geven. Ze reageren vreemd of niet op de interacties van hun ouders. Weinig belangstelling voor het menselijk gezicht. Oogcontact kan verstoord zijn, kan lichamelijk contact onprettig vinden. Glimlachen kan ontbreken of vertraagd zijn. Moeite om zich in de situatie van anderen in te leven = Theory of mind: je beseft je dat mensen eigen gedachten hebben en de wereld vanuit een ander perspectief zien. Normaal: rond de 4 jaar. Egocentrisch: ze kunnen geen rekening houden met anderen. Vb. Moeder is aan het huilen, omdat een vriend is overleden. Joost vraagt of hij die persoon ook kent. Moeder geeft aan dat dit niet zo is. Joost geeft als reactie: mooi, dan hoef ik niet verdrietig te zijn (egocentrisme) Vb. Kussen voor ogen. Waar ben ik nu? (TOM) Vb. Zie Sally – en anne experiment. Problemen communicatie-taal: Meestal loopt de taalontwikkeling achter (uitzondering Asperger). Sommigen komen niet verder dan het produceren van betekenisloze geluiden en imiteren. Kinderen die wel gaan spreken, beginnen daar meestal later mee. Sommigen komen niet verder dan letterlijk nadoen van wat anderen zeggen: pagegaaien of echolalie. Het onderscheid tussen ik en jij ontbreekt vaak. Kinderen met autisme verschillen in de mate waarin ze gesproken taal begrijpen. Alle kinderen hebben moeite met figuurlijke uitspraken; ze nemen het gesproken woord letterlijk op. Bv: Je bent tegen de lamp gelopen Heb je een kikker in je keel? Heb je je tong verloren? Je moet niet naast je schoenen lopen. Ja, joh, je bent gek Ontbreken van symbolisch spel (fantasiespel): Normale ontwikkeling: kinderen starten daar rond de 2 jaar mee. Voorwerpen kunnen in het spel een andere betekenis krijgen. Ze kunnen vader spelen of spelen dat ze boos zijn. Kunnen spelen dat pop water drinkt uit een kopje. Aanwezig bij normale ontwikkeling. Behoefte aan structuur: (gebrek aan verkrijgen van structuur) Uitingen van dit kenmerk kunnen bizar overkomen. Kinderen met autisme kunnen opgaan in het herhalen van monotome eenvoudige handelingen (rituelen). Steeds op iets tikken om geluid te maken. Ruiken en likken aan voorwerpen. Ook fladderen, wapperen met de handen. Rituelen zijn bij jonge kinderen belangrijk voor veiligheid en voorspelbaarheid. Verstoring kan angst of woede geven. De behoefte aan structuur en de daaraan gekoppelde weerstand tegen verandering kan lastig zijn. Bv vaste plaats met eten, voorlezen voor het slapen gaan… Video: 08.50

8 Overige kenmerken van ASS
Zintuiglijke sensaties (Herkennen van) emoties Detaillistisch Angst Extreme feitenkennis Gedragsproblemen Steven: (tot 3.40 min) Knikkerbaan: Vreemde reacties op prikkels Zintuiglijke afwijkingen: moeten ruiken, voelen. Geen pijn voelen. Overmatige pijn ervaren. Geen gevaar ervaren Oversteken zonder uit te kijken Geen last hebben van grote hoogte Paniekaanval als er geen gevaar is Extreme hobby of fascinatie Dienstregeling van de treinen kennen Verkeerslichten Rekenen Tijdstippen in de geschiedenis of jaartelling Gedragsproblemen Gillen en schreeuwen Masturberen Agressie Verstandelijke handicap In 75% van de gevallen

9 5 Theorieën om ASS te verklaren
Theorie of Mind – Mindblindnisstheorie Executief disfunctioneren Zwakke centrale coherentie Empathiseren VS Systematiseren Contextblindheid

10 1. Theorie of Mind - Mindblindnisstheorie
Moeite met inleven in gedachten, gevoelens en meningen van anderen. Mindblindness: Niet of moeilijk in staat zich in een ander te verplaatsen Gevolgen: Kan alleen vanuit zichzelf denken. Contact mist wederkerigheid, vriendschap sluiten en behouden is moeilijk. visueel, affectief en conceptueel Theory of mind: je begrijpt het innerlijk van de ander. Je houdt er rekening mee. Je herkent ook je eigen innerlijk, je kunt het verwoorden en ernaar handelen. Je hebt dat geleerd als klein kind: je weet wat andere mensen denken, willen, verwachten. Heel jonge kinderen hebben er moeite mee: ze denken alleen vanuit hun eigen behoeften. Het gaat hierbij om empathisch gedrag. Een kind met autisme begrijpt de emoties van een ander niet en weet soms niet dat hij de ander pijn doet. Of hij weet niet dat wat hij zegt kwetsend is: ‘jij stinkt’. Of hij weet niet dat het niet hoort om in de kamer van de groep te masturberen. Of de nieuwe stagiaire bij haar borsten aan te raken. Plaatje: Mensen zonder autisme denken als het ware rond, ze vergelijken zichzelf constant met de ander en de wereld om zich heen. Mensen met autisme, denken vanuit zichzelf recht vooruit en dus van zichzelf af. Er bestaat daardoor maar één waarheid en dat is hun eigen waarheid Sally Ann test

11 2. Executief disfunctioneren
Beperking in de zelforganisatie – aansturen eigen handelen Spelen een belangrijke rol bij planning, flexibiliteit en impulscontrole. Gevolgen: Nieuwe vaardigheden aanleren gaat moeizaam. Hij weet niet wat, hoe, waar, wanneer en met wie. ( ) wilfred die moet opstaan, schakel momenten Zaken waar mensen met ASS moeite mee hebben: Jij kunt plannen en organiseren. Je kunt taken overzien. Je bent flexibel. Je weet welke volgorde je moet aanhouden. Je weet hoe je ze moet uitvoeren. Bijvoorbeeld: organiseren en plannen is lastig voor een autist. Hulp bij planning met behulp van een overzicht kan nodig zijn.

12 3. Zwakke centrale coherentie
Verminderde ontwikkeling van samenhangend denken. De informatie komt binnen als puzzelstukjes, daardoor zij moeite hebben het geheel overzien te overzien en er de juiste betekenis aan kunnen geven. Gevolgen: De wereld is een chaos. De persoon zoekt veiligheid in repeterende handelingen en gaat op zoek naar routines en structuren. Daardoor ontstaat er weerstand tegen veranderingen Het kind met autisme ziet geen samenhang. Hij ziet allemaal losse feiten en informatiestukjes. Dit kan leiden tot paniek. Soms ziet het kind details als hoofdzaak doordat het geen hoofd en bijzaken kan onderscheiden. Terug naar het plaatje: misschien ziet hij dat de veter van een hulpverlener los is. Of hij weet dat het busschema nu in de war raakt. Generaliseren is lastig: wat in de ene situatie kan, is in de andere situatie heel wat anders: je drinkt appelsap uit een groene beker. De appelsap blijkt bedorven. Je wilt nooit meer uit een groene beker drinken. De houten rechte trap thuis kun je op. De trap bij metalen wenteltrap bij oma moet je apart leren. Wat zien jullie hier? Wij overzien het grote geheel en geven er betekenis aan. De waarnemingen van een autist komen als losse puzzelstukjes de hersenen binnen. Je ziet de omgeving als één geheel en kan het juist inschatten wat er aan de hand is. Wat zou een autist hier kunnen waarnemen? Een autist moet telkens ‘puzzelen’. Lukt dat niet…dan kan hij ‘ontploffen’. Het waarnemen (alle zintuigen) op een gefragmenteerde manier. Versnippering. Andere betekenisverlening.

13 4. Empathiseren VS systematiseren
Systematiseren: Analyseren of ontwikkelen van systemen “Extreem mannelijke brein” Gevolgen: Minder/weinig empatisch vermogen. Dit is lastig bij het onderhouden van sociaal contact.

14 5. Theorie of Contextblindheid
Het toepassen van adequaat gedrag in de verschillende contexten. Gevolgen: Vaak onaangepast gedrag in verschillende situaties. voorbeeld: heel hard schreeuwen bij iemand op schoot gaan zitten masturberen in het taxi busje huilen van het lachen verkeerd interpeteren

15 Autisme spectrum stoornissen
DSM IV: Aparte stoornissen DSM V: Neurologische ontwikkelingsstoornissen (licht matig ernstig) MCDD ook MCDD

16 Klassiek autisme Klassiek autisme volgens DSM-IV:
Kwalitatieve beperkingen in de sociale interactie Kwalitatieve beperkingen in verbale en non-verbale communicatie Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten (fladderen) In de DSM-IV: klassiek autisme Blz. 220: een kind moet voldoen aan 6 items. Tekortkomen uit de dire hoofdcategorieen Sociaal gedrag Commucnicatief gedrag Stereotiepe gedragingen Bijvoorbeeld: stoornissen in het gebruik van nonverbaal gedrag zoals oogcontact, lichaamshouding, gebaren en gezichtsuitdrukking. Achterstand of afwezigheid van communicatie. Of: wel communicatie maar niet in staat een gesprek te beginnen of onderhouden. Ook: afwezigheid van fantasiespel. Stereotype patronen: sterke preoccupatie of ‘fiep’ en beperkte patronen van belangstelling, abnormaal in richting of intensiteit. Stereotype bewegingen ‘fladderen’.

17 Syndroom van Asperger ‘Hoogfunctionerend autisme’
Vooral gekenmerkt door gebrekkig kunnen inschatten van sociale interactie, Normale en vaak boven gemiddelde intelligentie Normale taalontwikkeling die niet verstoord of vertraagd is. Daarnaast: motorische onhandigheid en afwijkende interesses, wijs praten (deftige woorden) voorbeeld Ivo (0.00 – 2.30) A op latere leeftijd B deftige worden, lange betogen, kost moeite om hun gedachten voor zichzelf te houden C Motoriek traag houterig stuntelig. Moeite met oog-hand coordinatie D wel behoefte aan sociaal contact, weten niet hoe ze dit moeten aanpakken In dsm v is het aangescherpt, vanaf nu meer kinderen vroeger asperger en nu ass zonder taal- of verstandelijke beperking.

18 PDD-NOS Pervasive Developmental Disorder - Not Otherwise Specified
Voldoet niet aan de eis van minimaal 6 kenmerken van autistische stoornis Kenmerken zijn minder prominent dan autistische stoornis Agressieproblematiek speelt vaker een rol Stoornissen met name bij: Emotionele en sociale ontwikkeling (beperkte sociale cognitie) Communicatie en taalontwikkeling (verkeerd taalgebruik) Kan lijken op ADHD, context van grote invloed op mate van functioneren. Structuur is belangrijk. Minder bij: Behoefte aan structuur en onveranderlijkheid Typering: Vreemd, excentriek, buitenissig, ongehoorzaam, agressief of angstig. Ze kunnen juist extreem aanklampgedrag vertonen: meer persoonsafhankelijk dan structuurafhankelijk. Structurering helpt! Binnen DSM V niet als aparte stoornis, maar onder classificatie ass

19 MCDD Multiple Complex Development Disorder
Regulatie problematiek staat centraal Emoties, stemming en gedachten Last van angsten Moeilijk fantasie en werkelijkheid onderscheiden Vaker sprake van woede en agressie aanvallen niet vermeld onder de DSM IV  wel in DSM V Problemen met het verwerken van prikkels en emoties. Ilse

20 Verwante stoornissen Desintegratieve stoornis van de kinderleeftijd
Syndroom van Heller: Na een periode (min 2 jaar, meestal 3 à 4 jaar) van normale of bijna normale ontwikkeling een terugval van vaardigheden op minimaal 2 van volgende gebieden: taal, spel, sociale vaardigheden, zinnelijkheid en motorische vaardigheden. Syndroom van Rett: Verlies aan vaardigheden na 6 à 18 maanden, gepaard met fysieke problemen. Meestal bij meisjes. Gaat gepaard met ernstige verstandelijke beperking. 1 op binnen DSM V geen aparte stoornis, valt onder ass Rett: bij meisjes. Vanaf 5e jaar. In lage aantallen. Verlies aan vaardigheden na 6 à 18 maanden, gepaard met fysieke problemen. Meestal bij meisjes. Gaat gepaard met ernstige verstandelijke beperking. Syndroom van Heller. Vooral bij Na een periode (min 2 jaar, meestal 3 à 4 jaar) van normale of bijna normale ontwikkeling een terugval van vaardigheden op minimaal 2 van volgende gebieden: taal, spel, sociale vaardigheden, zinnelijkheid en motorische vaardigheden. jongens, vanaf 2-3 jaar achteruitgang in de al ontwikkelde functies.

21 Autisme: talenten Uitstekend geheugen voor visuele informatie
Goede detailwaarneming Eerlijk Minder gestuurd door sociale wenselijkheid ‘Autistische talenten’: Salvador Dali, Leonardo da Vinci, Bill Gates en Albert Einstein!!

22 Volgende keer Aandachtstoornissen H11.1 t/m 11.5
Gedragsstoornissen 12.1 t/m 12.5


Download ppt "Psychiatrie – les 4: Autisme Spectrum Stoornissen"

Verwante presentaties


Ads door Google