dovsde katelqevmen, e[nqa te nekroi; •ajfradeve" naivousi, brotw'n ei[dwla kamovntwn ;” •’W" e[fat j, aujta;r ejgwv min ajmeibovmeno" proseveipon: • Hoe heb je het gewaagd naar de Hades af te dalen, waar de doden • zonder bewustzijn wonen, de schimmen van de gestorven stervelingen?’ • Zo sprak hij, maar ik zei tot hem al antwoordend: •Katelqevmen inf aor act •Pw'" hoe/waarom: Odysseus wat het op als ‘waarom’, want hij gaat uitleggen wat hij hier komt doen."> dovsde katelqevmen, e[nqa te nekroi; •ajfradeve" naivousi, brotw'n ei[dwla kamovntwn ;” •’W" e[fat j, aujta;r ejgwv min ajmeibovmeno" proseveipon: • Hoe heb je het gewaagd naar de Hades af te dalen, waar de doden • zonder bewustzijn wonen, de schimmen van de gestorven stervelingen?’ • Zo sprak hij, maar ik zei tot hem al antwoordend: •Katelqevmen inf aor act •Pw'" hoe/waarom: Odysseus wat het op als ‘waarom’, want hij gaat uitleggen wat hij hier komt doen.">
Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdMark Christiaens Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
3. ODYSSEUS ONTMOET ACHILLES (11, 467-540) a. Odysseus prijst Achilles gelukkig (XI, 467-486) jHlqe d j ejpi; yuch; Phlhi>avdew jAcilh'o" kai; Patroklh'o" kai; ajmuvmono" jAntilovcoio Ai[antov" q j, o}" a[risto" e[hn ei\dov" te devma" te tw'n a[llwn Danaw'n met j ajmuvmona Phleivwna. • De ziel van Peleus’ zoon Achilleus naderde • en van Patroklos en de voortreffelijke Antilochos • en van Ajax, die de beste was wat betreft zijn gestalte en lichaamsbouw • van de andere Grieken na de voortreffelijke zoon van Peleus. •ei\dov", devma" accusativus respectus (wat betreft) • rond de schim van Achilles staan andere schimmen van Troje-helden.
2
• jEgnw de; yuchv me podwvkeo" Aijakivdao, •kaiv rJ j ojlofuromevnh e[pea pteroventa proshuvda: •Diogene;" Laertiavdh, polumhvcan j jOdusseu', •scevtlie, tivpt j e[ti mei'zon ejni; fresi; mhvseai e[rgon ; • De ziel van de snelvoetige kleinzoon van Aiakos herkende mij • en jammerend sprak hij de gevleugelde woorden: • ‘Van Zeus afstammende zoon van Laërtes, vindingrijke Odysseus, • waaghals, wat voor een nog grotere daad zul jij bedenken in je hart? • jEgnw 3 e ev ind aor act van gignwskw. •Scevtlie vocativus • Zielen moeten eerst bloed drinken; wordt hier niet gezegd. •mei'zon, groter nog dan afdalen naar de onderwereld.
3
•Pw'" e[tlh" jAi>dovsde katelqevmen, e[nqa te nekroi; •ajfradeve" naivousi, brotw'n ei[dwla kamovntwn ;” •’W" e[fat j, aujta;r ejgwv min ajmeibovmeno" proseveipon: • Hoe heb je het gewaagd naar de Hades af te dalen, waar de doden • zonder bewustzijn wonen, de schimmen van de gestorven stervelingen?’ • Zo sprak hij, maar ik zei tot hem al antwoordend: •Katelqevmen inf aor act •Pw'" hoe/waarom: Odysseus wat het op als ‘waarom’, want hij gaat uitleggen wat hij hier komt doen.
4
• jW jAcileu', Phlh'o" uiJev, mevga fevrtat j jAcaiw'n, •h\lqon Teiresivao katav crevo", ei[ tina boulh;n •ei[poi, o{pw" jIqavkhn ej" paipalovessan iJkoivmhn: • ‘Achilles, zoon van Peleus, verreweg de beste van de Grieken, • ik ben gekomen om Teiresias te raadplegen, in de hoop dat hij een of ander advies • zegt (geeft) hoe ik het rotsachtige Ithaka bereik. •fevrtat j elisie epsilon
5
•ouj gavr pw scedo;n h\lqon jAcaii?do", oujdev pw aJmh'" •gh'" ejpevbhn, ajll j aije;n e[cw kakav: sei'o d j, jAcilleu', •ou[ ti" ajnh;r propavroiqe makavrtato~ ou[t j a[r j ojpivssw. • Want nog niet ben ik dichtbij Griekenland gekomen, en nog niet heb ik ons • land betreden, maar steeds heb ik ellende. Achilles, • geen man is gezegender dan jij, voorheen noch in de toekomst. • Odysseus legt nadruk op verschil tussen hemzelf (ellende) en Achilles (voortreffelijk, gezegendst van alle mensen). •Propavroiqe wordt vervolgd door prin, ojpivssw door nun (volgende regels).
6
•Pri;n me;n gavr se zwo;n ejtivomen i\sa qeoi'sin • jArgei'oi, nu'n au\te mevga kratevei" nekuvessin •ejnqavd j ejwvn: tw/' mhv ti qanw;n ajkacivzeu, jAcilleu'. ” • Want wij eerden jou vroeger levend, gelijk aan de goden, • de Grieken, nu heb jij weer grote macht onder de doden, • terwijl je hier bent; treur daarom geenszins, Achilles, dat je gestorven bent.’ •ejtivomen impf nadruk op tijdsduur •mevga kratevei" nekuvessin omdat Achilles hier veel makker om zich heen heeft…
8
b. Achilles wil informatie over zijn zoon en vader (XI, 487-503) ’W" ejfavmhn, oJ dev m j aujtivk j ajmeibovmeno" proseveipe: Mh; dhv moi qavnatovn ge parauvda, faivdim j jOdusseu'. • Zo sprak ik, en hij zei meteen antwoordend/als antwoord tot mij: • ‘Stel me de dood niet mooi voor, stralende Odysseus.
9
•Bouloivmhn k j ejpavrouro" ejw;n qhteuevmen a[llw/, •ajndri; par j ajklhvrw/, w|/ mh; bivoto" polu;" ei[h, •h] pa'sin nekuvessi katafqimevnoisin ajnavssein. • Ik zou, terwijl ik op aarde was, liever bij een ander als dagloner werken, • bij een man zonder land, die niet veel bezit heeft, • dan over alle gestorven doden heersen. •Bouloivmhn k j : optativus potentialis (mogelijkheid). •w|/ : dativus van bezit. • Tegenstellingen: werken als dagloner – heersen; op aarde – in de onderwereld; arm – veel bezit. • Achilles gaf eerder aan liever kort en roemvol te leven dan lang en roemloos. Nu hij in de onderwereld zit, denkt hij daar anders over: hij beseft nu pas waar hij het over heeft; zijn keuze kwam door zijn woede op Hektor en de wens om Patroklos te wreken. Hij wil nu net zo graag leven als toen dood zijn. • Verschil Achilles-Odysseus: Odysseus toont zich heel dapper door naar de onderwereld af te dalen; hij zal er alles aan doen hoe dan ook thuis te komen. Achilles koos voor een kort roemrijk leven zonder terug te keren naar huis. Hij is machtig in de onderwereld.
10
• ’ All j a[ge, moi tou' paido;" ajgauou' mu'qon ejnivspe", •h] e{pet j ej" povlemon provmo" e[mmenai h\e kai; oujkiv. • Maar kom, vertel mij een verhaal over mijn fiere zoon, • of hij (jullie) volgde in de strijd om een kampioen te zijn of ook niet. •e{pet j : 3 e ev ind impf med.
11
•Eijpe; dev moi Phlh'o" ajmuvmono" ei[ ti pevpussai, •h] e[t j e[cei timh;n polevsin meta; Murmidovnessin, •h\ min ajtimavzousin ajn j JEllavda te Fqivhn te, •ou{nekav min kata; gh'ra" e[cei kata; gh'ra" e[cei. • Vertel mij of je enig nieuws hebt over de voortreffelijke Peleus, • of hij nog zijn koninklijke waardigheid heeft te midden van de talrijke Myrmidoniërs, • of (dat) zij geen respect tonen voor hem verspreid over Griekenland en Phthia, • omdat de ouderdom hem verzwakt aan zijn handen en voeten. • kata; e[cei : tmesis •kata; gh'ra" e[cei : acc respectus
12
•Ouj ga;r ejgw;n ejparwgo;" uJp j aujga;" hjelivoio, •toi'o" ejw;n oi|ov" pot j ejni; Troivh/ eujreivh/ •pevfnon lao;n a[riston, ajmuvnwn jArgeivoisin. • Want ik ben niet zijn helper onder de stralen van de zon, • toen ik net zo sterk was als ik eens in het brede Troje • het beste krijgsvolk doodde, de Grieken helpend.
13
•Eij toiovsd j e[lqoimi mivnunqav per ej" patevro" dw', •tw/' kev tew/ stuvxaimi mevno" kai; cei'ra" ajavptou", •oi} kei'non biovwntai ejevrgousivn t j ajpo; timh'~. ” • Och mocht ik zo terugkeren al was het maar even naar het huis van mijn vader, • dan zou ik voor menigeen mijn kracht en ongenaakbare handen huiveringwekkend maken, • die tegen hem geweld gebruiken en hem proberen af te houden van zijn waardigheid/eer.’ •e[lqoimi : optativus wens •stuvxaimi : optativus mogelijkheid • Vers 501-503 geven aan hoe belangrijk roem, eer en sociale waardering zijn voor Achilles. • Denkt Odysseus nu aan zijn eigen vader? Die kan hij ook niet verdedigen. •Tew/ tewn ? Oi{ ook meervoud.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.