De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Vereniging Aldichter Woensdag 14 mei 2008 uido ezelle 1.5.1830-27.11.1899 G.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Vereniging Aldichter Woensdag 14 mei 2008 uido ezelle 1.5.1830-27.11.1899 G."— Transcript van de presentatie:

1 Vereniging Aldichter Woensdag 14 mei 2008 uido ezelle 1.5.1830-27.11.1899 G

2 Programma •Gedurende deze avond muziek van Erna Eugster •Lezing: Leven Gedichten: Rim Sartori •Lezing: Werk Gedichten, thema Natuur: Annemieke van Rooijen, Niels Blomberg •Pauze •Lezing: West Vlaanderen en het West-Vlaams Gedichten: Rezart Palluqi, Hein Walter •Lezing: God en Godsdienst, waaronder de schoolstrijd Gedichten: Cees Noordhoek, Frouke Hansum

3 •West-Vlaams kent een dubbele ontkenning •Bij ontkenningswoorden (niet, nooit, niemand, niets, geen, enz.) verschijnt er “en” voor de persoonsvorm. •Gezelle’s vader noemde zich “Pier Jan die geen Fransch en kan” •Soms zelfs alleen “en” zonder “niet” Maar eerst even dit... Gij zegt dat ‘t vlaamsch te niet zal gaan: ‘t en zal! dat ‘t waalsch gezwets zal boven slaan: ‘t en zal! Dat hopen, dat begeren wij: dat zeggen en dat zweren wij: zoo lange als wij ons weren, wij: ‘t en zal, ‘t en zal, ‘t en zal!

4 •1830: Geboren te Brugge op 1 mei als oudste kind van Monica Devrieze en Pieter Jan Gezelle •1830: In september maakt België zich los van Nederland •1831: Op 21 juli wordt Leopold de eerste koning der Belgen •1846: Leerling aan het Kleinseminarie in Roeselare. •1850: Studie aan het Grootseminarie in Brugge. •1854: Leraar aan het klein-seminarie te Roeselare, priesterwijding op 10 juni. •1857: Leraar van de poësis-klas. Schrijft “Dien avond en die rooze” voor zijn leerling Eugeen van Oye •1859: Einde Poësis-klas •1860: Overplaatsing naar Brugge, onderrector Engelse kostschool •1861: Leraar in de wijsbegeerte en onderrector Seminarium Anglo-Belgicum. •1865: Onderpastoor van Sint-Walburga. •1872: Naar Kortrijk: aangesteld als onderpastoor in de O.-L.-Vrouw-parochie. •1889: Directeur van een kleine kloostergemeenschap van Fransche nonnen. •1899: Terug naar Brugge: Rector van het aristocratische klooster van kanunnikessen, het English Convent. Overleden op 27 november. •1926: Zijn geboortehuis is sinds 1926 ingericht als Gezellemuseum. •1930: Brugge heeft voor Gezelle een standbeeld opgericht Het leven van Guido Gezelle

5 DIEN AVOND EN DIE ROOZE ‘k Heb menig menig uur bij u gesleten en genoten, en nooit en heeft een uur met u me een enklen stond verdroten, ‘k Heb menig menig blom voor u gelezen en geschonken, en, lijk een bie, met u, met u, er honing uitgedronken; maar nooit een uur zoo lief met u, zoo lang zij duren koste, maar nooit een uur zoo droef om u, wanneer ik scheiden moste, als de uur wanneer ik dicht bij u, dien avond, neêrgezeten, u spreken hoorde en sprak tot u wat onze zielen weten. Nog nooit een blom zoo schoon, van u gezocht, geplukt, gelezen, als die dien avond blonk op u en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zoo wel voor mij als u,  wie zal dit kwaad genezen? een uur bij mij, een uur bij u niet lang een uur mag wezen; ofschoon voor mij, ofschoon voor u, zoo lief en uitgelezen, die rooze, al was ’t een roos van u, niet lang een roos mocht wezen, toch lang bewaart, dit zeg ik u, ’t en waren ik ’t al verloze, mijn hert drie dierbre beelden: u, dien avond – en – die rooze! Guido Gezelle 1-11-1858

6 De Dageraad In ´t blauwe van den hemel doekt een kleene, witte wolke de zonne mij; en ´t witte van die wolke en komt geen vlekkelooze molke geen wolle bij; geen witgewasschen wolle, noch geen snee die, versch gevallen, te gronde ligt; zoo wit is op de boorden van die witte wolke, ’t brallen van ’t zonnelicht. ‘k En kan ’t niet meer bezien bijkans, mijne oogen willen dolen; ’t is vermiljoen, dat, zwart in mijnen boek drukt, zoo zwart is als de kolen, en ’t rood is groen. De Leye, die daar stille ligt, het water in de beken is rood voortaan; terwijl, van top tot tee’n mij als van ’t morgenrood ontstoken de boomen staan. Het schemert hooge en leege nu, en, diepe in ’s hemels gronden vandage staat, beneên dien witte zonnedoek, in ’s middags hooge stonden, de dageraad! Guido Gezelle 8/9-3-1898 Schaduw op het raam verdwijnt in het ochtendlicht; het nachtuiltje vliegt weg. Koele aanraking van dauw doet me dansen in 't gras. Vlagen morgenwaas vang ik in mijn handen op nauwelijks tastbaar glippen door mijn vingers weg een bries neemt ze met zich mee. Onder het venster verschrompeld op een tegel een roerloze wesp. In uitbundige stemming vliegen de vogels voorbij. Op het warme zand twee kinderen hand in hand, benen hebben haast. Hun lijfjes deinen later op het ritme van de zee. Zeepbellen blazen in elegante boogjes uit een waterpijp. Door waaiers van waterschuim warmt de ochtendzon zich op. Onder mijn voeten glijdt het weglopende eb. Schelpen verkleuren. De vloed op hoge poten heeft de benen genomen. Langs ribbels van zand ga ik mee, mee met de stroom tussen de golven. Met een onstuimig gevoel kus ik de mond van de zee. 2002/Rim Sartori Dageraad

7 Guido Gezelle 14-2-1871. Rim Sartori 1972

8 ’t Regent, regent ’t Regent, regent ’t dondert rondom mij; bliksemflitsen flikkeren rondom mij, hagelvlagen vagen rondom mij; ’t breken beken water rondom mij! Guido Gezelle 1860-1872

9 •1858: Kerkhofblommen en Dichtoefeningen. •1860: XXXIII kleengedichtjes •1862: Gedichten, Gezangen, Gebeden. •1871: De doolaards in Egypten. naar het Engelsch van J.M. Neale •1877: Van den kleenen hertog. [Naar Ch.-M. Yonge]. •1882: Uitstap in de warande. •1880: Liederen, eerdichten et reliqua. •1886: The Song of Hiawatha. Overgedicht in ‘t Vlaamsch, origineel van Henry W. Longfellow •1893: Tijdkrans. •1897: Rijmsnoer om en om het jaar •1899: Goddelijke beschouwingen. [Van G.-J. Waffelaert, uit het Latijn vertaald]. •1901: (postuum): Laatste Verzen. •1908: (postuum): De ring van ’t kerkelijk jaar. proza Het werk van Guido Gezelle

10 Through the tranquil air of morning, First a single line of darkness, Then a denser, bluer vapor, Then a snow-white cloud unfolding, Like the tree-tops of the forest, Ever rising, rising, rising, Till it touched the top of heaven, Till it broke against the heaven, And rolled outward all around it. En de rook ging traagzaam opwaarts, door de windloosheid des morgens, eerst een lintje blauwen rooks maar, dan veel dichtere en zwaardere walmen, dan een sneeuwwit wolkgevaarte, lijk ‘nen bosch vol dennenboomen, immer rijzend, rijzend, rijzend, ont wanneer ‘t, den hemel rakende, afsloeg, en lang alle wegen heel de locht vol rook gespreid had. Song of Hiawatha

11 Kuikens bij Gezelle Kiekskes, nauwlijks uit de schale, hadden ook al elk hun tale, wrochten ook al even goed met den bek en met den voet, want zij liepen weg al piepen en zij kropen weêr al kriepen: "kriep!" in moeders pluimen rok, die van blijdschap klokte: "klok!" Ach! het moederlijk beminnen! Zoetjes streelde zij ‘t naar binnen, zoo daar een van heel den hoop kijkend uit heur vlerke kroop. Guido Gezelle, 1855-56 Pachthofschilderinge Eendagskuiken (Annemieke van Rooijen) Dat er zoiets is als een bestaan wist ik pas aan het eind en dat het leven moeite kost zoals het hakken in de eierschaal maar wel de moeite waard en dat je warm moet blijven. Dat er zoiets was als vingers, onverschillig snel betastend en vallen zonder fladderen moest wel verkeerd zijn. Dat dit het was en niet meer.

12 B O N T E A B E E L E N bij Gezelle Wit als watte, en teenegader groen, is 't bonte abeelgeblader. Wakker, als een wekkerspel, wikkelwakkelwaait het snel. Groen vanboven is 't en, zonder minke, wit als melk, vanonder. Onstandvastig volgt het, gansch, 't onstandvastig windgedans. Wisselbeurtig, op en neder, slaat het, als een' vogelveder. Wit en grauw, zoo, door de lucht, "bonte-abeelt" de duivenvlucht. Guido Gezelle, 12-2-1897. Grauwe abeel. Kruising tussen twee soorten gaf jou het grijze onderkleed, deed het heftigst trillen bedaren. Blaft er een hond aan je voet? Geliefde arbor populi, met glanzend gezicht fluister je als een jonge minnaar, beweeg je in april wanneer je rode katten kleuren roezemoezend als je met winden stoeit. Trots deel je je erfgoed in het valseizoen. De naakte winter noodt tot bomendromen en mijmering. Je kale takken tikken een verhaal van eeuwen her, zwaarden en schilden, huizen en vloeren onverteerbaar door het vuur, papier en klompen voor een klepperende dans. Annemieke van Rooijen 2006

13 Masterclass Elke ochtend na de winderige uittocht van mensen van tienhoog treedt rust in op de galerij zingt in de verlaten keuken de gekooide. Dwars door de ruit breken zijn loopjes en trillers. Hij krijgt bezoek: een spreeuw strijkt op de ballustrade neer en luistert en probeert het gele meestertje te imiteren. Steeds luider klinkt nu het gezang van binnen en van buiten als strijden twee giganten. De eenzame kanarie leeft weer op. De vrije vogel lijkt de kou, de anderen, het harde leven te vergeten in dat duet op hoog niveau. Elke dag is hij er weer. Annemieke van Rooijen ’07/’08

14 DIE VERSCHGEROERDE GROND hij riekt zoo goed, zoo vruchtbaar, in de lonken des zonnekens weêr opgestaan, gelaafd en zatgedronken, aan ’t zog, dat hem de borst heeft toegestaan der beke, die daar kwelt, en blinkt, vol moedervochten, en die de goede lochten des lentenweders wekt, in 't eerste kruiduitslaan! Guido Gezelle, september 1881 DE VERSGEROERDE GROND hij riekt niet goed, zo weeïg, uit zijn bonken van polderklei verspreidt de walm van stoppels en van stronken in zompig zog zich in de herfst die kalm begonnen is, maar zwelt en kwelt wie niet kan vinden beschutting tegen winden, wier stormkracht heeft geknakt de allerlaatste halm! Niels Blomberg, 21 maart 2008

15 GOD IS DAAR, Of de zegen met het Alderhoogste Klinkt en rinkelt de heldere belle, klinkt de klenkerende autaarschelle, bonst het ronkende klokgeklop, reekt het riekende reukvat op, rukt het rookende reukvat neder, rukt en rinkel’et weg end weder, slaat het wentelend orgelspel, drukt de dreunende terden fel, doet de bronzene monden spreken, dat de daverende ruiten breken, dat de kerke vol klanken komt, en van zwellende zangen dromt, buigt uw biddende hoofden neder, klopt en klopt op uw’ herten weder, buigt en bidt en klopt en ziet naar den grond, in den hemel niet : buigt, onkundigen, buigt, geleerden, buigt, vernederden, buigt, vereerden : God is daar! Hij rijst... Hij daalt, en Zijn goudene krone straalt weg end weder voor die schouwen en zijn’ oogen op durft hou’en, kruisgewijs, ende... G o d i s d a a r, Jesus, God en mensch voorwaar, God, met lichaam, ziel en leven, God, voor Wien al de engelen beven, liggende rondom ’t altaar : buigt u, buigt u... G o d i s d a a r ! Guido Gezelle, 28-3-1859

16 MAART IS DAAR Warme wind in kale kruinen wil de lente rondbazuinen, tak op tak als trommelstok, vliegend vaandel in de nok. Voor de weggedooide schotsen komen krinkelende kabotsen. Onder water heeft de puid reeds de lente ingeluid. Er is bloesem, er zijn blaadjes, leven kruipt uit hoeken, gaatjes; al wie ’s winters heeft gevast wordt met een ontbijt verrast. Knoppen knappen, knoppen springen, vogels fluiten, vogels zingen uit het zuiden teruggekeerd; alles klinkt en kwinkeleert. Juicht gekomenen, juicht ontwaakten, juicht door lentezon geraakten: Maart is daar! zij rijst... zij daalt, en haar gouden zonlicht straalt over weiden die verwachten minder lange koude nachten, minder honger: Maart is daar! Er zit leven in het jaar. Winterstilte is versplinterd, Koning Winter uitgewinterd, Moeder Lente roert haar snaar, zingt haar metten: Maart is daar! Niels Blomberg, 15 april 2008

17 Wat hangt gij daar te praten aan die blomme, o bruine bie; waarop, waaruit, waarover ik u ronken hoore en zie? Gij zijt er met uw'neuze en met uw' tonge al ingegaan; gij het eraan geroken en van alles aan gedaan, daarom, daarin, daarover, op uw' vlerken alle twee: ik wonder hoe die blomme u laat geworden, zoo ter lee! Och, ware ik in heur' plaatse, ik hiet u varen, en ik sloot zoo seffens al dat werk, al dat geruchte uit mijnen schoot, en 'k...: "Rap, uit mijnen weg en uit mijn zunne, dat ik zie: houdt op, en laat mij werken, of ik strale u!" zei de bie. Guido Gezelle, 13/6/1882 daarom: daarom(heen) ik hiet u varen: ik beveel u weg te gaan zunne: zon ik strale u: ik steek u TIPILA PALUDOSA Jij lieve lome langpootmug Je wilt niet drinken van mijn bloed Je maakt geen jeukbult op mijn rug Daarom werk jij op mijn gemoed Zo goeiig en niet al te vlug Een wesp of bromvlieg op een ruit Maakt veel geluid, is hoorbaar boos Hij bromt en zoemt: ik wil eruit Jij vliegt maar wat, zo hulpeloos Jouw lijdensweg kent geen geluid Ik pak je heel voorzichtig aan Je friemelt in mijn holle hand Ik laat je buitenshuis weer gaan Maar wesp en vlieg maak ik van kant Door met de mepper te gaan slaan Niels Blomberg, 10 mei 1999

18 SLAK Soms gaat hij met zijn huis, soms gaat hij naakt, maar hoe dan ook, gestaag gaat hij naar voren. Ik zie hoe hij op slijmerige sporen toch altijd bij zijn einddoel weer geraakt. Ik zie hem door de hosta-blaadren boren. Ik zie dat slechts de nerf hem niet zo smaakt. Ook afrikaantjes zijn soldaat gemaakt. Zijn noeste arbeid kan mij niet bekoren. O mens in deze oversnelle tijd met uren die steeds sneller gaan verstrijken met hartinfarct en overspannenheid, je moet de slak toch beter gaan bekijken. Dan zie je wat volstrekt geen twijfel lijdt: elk doel kan men met slakkengang bereiken. Niels Blomberg, 24-25 augustus 1998

19 PAUZE Gezellemuseum Gezellehof Standbeeld

20

21 •Brugge •(Roeselare ontbreekt) •Kortrijk •Schelde, grensrivier •Leije, stroomt door Kortrijk. Bezongen door Gezelle. •Leije en Schelde komen samen in Gent (Oost-Vlaanderen) •De zee. Heeft Gezelle die ooit gezien?

22 •Gesproken in West- en Frans Vlaanderen (donkerblauw) •Gezelles gedichten in het West- Vlaams •Verzamelde 150,000 “papierlingskes” met woorden •Heden ten dage: West-Vlaamse wikipedia met bijna 3000 artikelen. West-Vlaams

23 •1860-1868: Reinaert de Vos : een zondagblad voor verstandige lieden: Bijdragen van Gezelle •1864-1872: weekblad ’t Jaer 30't Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden ; vanaf 1870 ’t Jaer 1870: politieke journalistiek •1865-1871: geïllustreerde weekblad Rond den Heerd, Een leer-en leesblad voor alle lieden : heiligen, liturgische onderwerpen, flora, fauna en oude volksgezegden •1873-: Journalist en publicist in de Kortrijkste krant De Vryheid, later de Gazette van Kortryk •1881-1895: Loquela: Taalkundig tijdschrift •1885–1899: Dit is de nieuwe Vlaamsche Duikalmanak ofte Plukalmanak […]. •1890-: Biekorf. Dat is een leer- en leesblad voor alle verstandige Vlamingen. Volkskundig tijdschrift Tijdschriften

24 Het leven Het leven is een’ krijgsbanier, door goede en kwade dagen gescheurd, gevlekt, ontvallen schier, kloekmoedig voorwaarts dragen.. Men tuimelt wel, en wonden krijgt men dikwijls, dichte en diepe... ‘t en vlucht geen weerbaar man, die wijgt, of hem de dood beliepe Het leven is... geen vrede alhier, geen wapenstilstand vragen: het leven is de Kruisbanier tot in Gods handen dragen! Guido Gezelle De roodzwartgeblakerde spiegel Mijn leven is een spiegel, en mijn dagen lijken op ballonnen. Elke avondschemering hoor ik hen ontploffen. Het geluk prikt met haar naald de rode ballonnen en verdriet de zwarte ballonnen. Ik ruim met stoffer en blik de ledematen van mijn dagen op. Wanneer de avond opkomt, zie ik de rode en zwarte ballonnen. Met bloemenbloed en slangenspuug, bespetteren ze mijn levensspiegel. Mijn leven is een roodzwartgeblakerde spiegel. Mijn dagen zijn ballonen. Ze zweven voor de spiegel. Oren dicht! Rezart Palluqi 03-04-08 Rezart Palluqi 03-04-08

25 Zuurstofschepper! Ontvang Guido, de dierenliefhebber! Richting je sterrenkasteel, vliegt hij, met een rode haan op zijn kop. Is eer een paradijs voor de dieren? Tijdens zijn aardse verblijf, gedroeg hij zich als een wijze kip. Water op de weemoedigere meer dronk hij. De eieren van waanhoop broedde hij. Zijn voorbestemde goddelijke levenswijze! Nu dat Guido blauwe lucht is geworden, laat zijn haan kraaien de doden waker te maken... Rezart Palluqi 08-04-08

26 Tik Tak De ziel hekelt de menselijke talen. Naar de hartkloppen wil hij luisteren. Naar het geruis van de bloedaders......daarin varen geen schepen met sceptische kapiteins. De ziel hekelt de gedachten. Wanneer ze als stormen, wakker worden, verstopt de ziel zich in de oksels en roept zachtjes: Rustig aan, mens! Ik kan niet naar je hartkloppen luisteren: Tik tak! Tik Tak Tik Tak heet mijn taal... Rezart Palluqi ALS DE ZIELE LUISTERT Als de ziele luistert spreekt het al een taal dat leeft, 't lijzigste gefluister ook een taal en teken heeft: blaren van de bomen kouten met malkaar gezwind, baren in de stromen klappen luide en welgezind, wind en wee en wolken, wegelen van Gods heiligen voet, talen en vertolken 't diep gedoken Woord zo zoet... als de ziele luistert! Guido Gezelle (1859)

27 Hoort ‘t is de wind Hoort, ‘t is de wind, ‘t is de wind, ’t is de wind, en zoekende zucht hij om ruste te vinden, overal rond, en en vindt geene, nooit: of hij de daken van d’huizen verstrooit, of hij de vliegende blâren doet ruischen, of hij de boomen daarboven doet buischen, of hij de torren hun toppen afwaait, of hij de malende meulenen draait, of hij de zee in de wolken doet botsen, of hij ze slaat op heur zuchtende rotsen, of hij de schepen daarbinnen begraaft, of hij door schuimbekkend zeewater draaft: nimmer en vindt hij, de wind, ’t is de wind, en nimmer en zal hij geen ruste meer vinden, nimmer en rustt’ hij maar eenen keer: ‘Stil!’ sprak Hij, die immer in ruste is, ‘Ik wil!’a sprak Hij, die alles in roer zetten kan: ‘Stil!’ en hij rustte... en hij rustte nochtan! Guido Gezelle 1859 Leest ’t is de mens En gelijk zo de mensen, de sprakende mensen, die smachten naar macht over wensen, die bezaaien de gronden met drift, elkander bestokend met kakel en kift om wat is en toch nood wordt gemist - de mensheid bestaat en kan niet gewist: geen opstand of oorlogse toestand, geen koersval, doodsteek of bosbrand kan stoppen de voortgang der benige lieden, ze geschieden, geschieden, geschieden dat het een lust heeft, vervullend de steden, de wereld verstoppend, ze vertreden de rozen, de bomen, voor hen zijn de zeeën niet heilig, de ruimte naar sterren gigantisch schijnveilig voor de helpende hand van de mens, de toekomst makende homo sapiens. Maar sprak Iets dat boven ons staat dat het stopt, dan stopt het... zo gaat dat. 2008 – Hein Walter Kunstwerk op foto: Frans van der Ven

28 •Naast natuur is God een belangrijke inspiratiebron, vaak gecombineerd: de schoonheid van de schepping •Daarnaast was Gezelle een conservatieve katholiek die ook politiek actief was •1878-1884: Schoolstrijd tussen liberalen en katholieken: –1830: Belgische scholen met katholiek karakter –1878: Liberale regering: scheiding van kerk en staat, neutrale scholen. –Katholieken vechten om 'de ziel van het kind' en tegen 'scholen zonder God'. –Leraren, ouders en kinderen van staatsscholen worden geëxcommuniceerd –Staatsscholen liepen leeg –1884: katholieke regering. De liberalen kwamen 30 jaar niet meer aan de macht God en godsdienst Zoo doet de Staat : hij zal, hij wilt, hij gaat, hij moet, al kan hij niet, God, Kerke en al vervangen ; de scholen, dat is hij ; het Recht, ’t is hij ; ’t belangen, van mensche en dier, ’t is hij; ’t is hij die ’t, al meteen, dat rept en roeren kan, dat groot is en dat kleen zal wenden doen en gaan ! Dat, elk verwondert : het springt een bliksem en... De god ligt afgedonderd De puid, laatste strofe (herfst 1881)

29 ZELFPORTRET Je bent een vreemde voor me, Guido Jouw huis is niet dat van mij, met Te veel deuren die altijd open staan. Je woont in een land ver weg, al Wat daar waait is zachter dan een zuchtje. Onze zon lijkt dezelfde, bij jou schijnt Hij ongebroken. Geen andere bloei Ken je, dan wat zich opent voor God. Maar wat blijft dicht, wanneer we je Woorden afstoffen? Ben je echt, die Ik ook kan zijn, of doe je (welk poeder) Alsof? Om je heen zie ik een muur. Ja Guido, je bent me vreemd. Kom, Laat me je omarmen en schuilen We samen tegen de laatste wind - Onder je zwarte rok, je hoge dak. Cees Noordhoek

30 IK BEN LOS Geweldig zonnelicht Laat me in je binnengaan Dan zal ik aan jou En, na dit leven, mijzelf Maar altijd naast jou, naast jou Mijn hoofd te slapen aanbieden. Om daarna, om de beurt, Wanneer jij, zon, weer bent opgestaan, Wakker geworden, mij te dwingen Ook een keer wakker te worden En dan de krant open te slaan En in de avond te dichten dat blad En te bloeien voor jouw ogen O nee, niet voor jouw ogen Maar voor die in bloei staan Steeds in dat eeuwig licht Dat als een onblusbare spaarlamp Mijn mijngangen verlicht En mij, nietig schepseltje Dat altijd en eeuwig naar boven graaft Omdat het anders niet groeien wil Met het leven wilt besproeien Ik ben een bloem, ik ben los. Cees Noordhoek E G O F L O S Ik ben een blomme en bloeie voor uwe oogen, geweldig zonnelicht, dat, eeuwig onontaard, mij, nietig schepselken, in 't leven wilt gedoogen en, na dit leven, mij het eeuwig leven spaart. Mijn leven is uw licht: mijn doen, mijn derven, mijn' hope, mijn geluk mijn eenigste en mijn al; wat kan ik, zonder u, als eeuwig, eeuwig sterven; wat heb ik, zonder u, dat ik beminnen zal? Dan zal ik voor... o neen, niet voor uw oogen maar naast u, nevens u, maar in u bloeien zaan; zoo gij mij, schepselken, in 't leven wilt gedoogen; zoo in uw eeuwig licht me gij laat binnengaan! Guido Gezelle 17/11/1898

31 Broeds O, zacht kippenlief, hoe stil zit je al wekenlang te broeden in het stro. Ik hoor je niet, waar is je tok toch gebleven? Alleen een klok verlaat je snavel af en toe. Je wacht en wil de warmte hoeden die je perste uit je witte lijf. Je laat het gaan, de korrels en het pikken van zus Sjaan. O, zacht kippenlijf, je hebt de warme hanenbuik gemist en je weet het niet. Niets dan broeden maakt je kouder dan je levenloze ei onder je kippenkontje in het stro en jij weet het niet. Ik wil niet wachten op het breken van je oog. Hé, mijn dichterke, hoe stil en stijf je mijmering. Kom uit je hok. De tafel is gedekt voor twee. Frouke Hansum

32 HET SCHRIJVERKE ( Gyrinus Natans) O Krinklende winklende waterding met ‘t zwarte kabotseken aan, wat zien ik toch geren uw kopke flink al schrijven op ‘t waterke gaan! Gij leeft en gij roert en gij loopt zo snel, al zie ‘k u noch arrem noch been; gij wendt en gij weet uwen weg zo wel, al zie ‘k u geen ooge, geen één. Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn? Verklaar het en zeg het mij, toe! Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn, dat nimmer van schrijven zijt moe? Gij loopt over ‘t spegelend water klaar, en ‘t water niet meer en verroert dan of het een gladdige windtje waar, dat stille over ‘t waterke voert. o Schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, - met twintigen zijt gij en meer, en is er geen een die ‘t mij zeggen kan: - Wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer? Gij schrijft, en ‘t en staat in het water niet, gij schrijft, en ‘t is uit en ‘t is weg; geen christen en weet er wat dat bediedt: och, schrijverke, zeg het mij, zeg! Zijn ‘t visselkes daar ge van schrijven moet? Zijn ‘t kruidekes daar ge van schrijft? Zijn ‘t keikes of bladtjes of blomkes zoet, of ‘t water, waarop dat ge drijft? Zijn ‘t vogelkes, kwietlende klachtgepiep, of is ‘et het blauwe gewelf, dat onder en boven u blinkt, zoo diep, of is het u, schrijverken zelf? En t krinklende winklende waterding, met ‘t zwarte kapoteken aan, het stelde en het rechtte zijne oorkes flink, en ‘t bleef daar een stondeke staan: "Wij schrijven," zoo sprak het, "al krinklen af het gene onze Meester, weleer, ons makend en leerend, te schrijven gaf, één lesse, niet min nochte meer; wij schrijven, en kunt gij die lesse toch niet lezen, en zijt gij zo bot? Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog, den heiligen Name van God!“ Guido Gezelle 1857? Onze benen willen lopen. Brommende, grommende motordieren willen heuvels, zand en diepe plassen; storten zich op Almere-Poort, paradijs op zondag in de zon. Ronde poten rennen cirkels, sproeien modder in het rond, even rusten op hun kont en opnieuw rennen ronde poten cirkels. Wat zijn jullie en waarom dat grommen hier op zondag in de zon? Boos misschien of weggevlucht of sproeien jullie van geluk? Waarom is dit jullie paradijs? Mijn stem is te zacht. Wij lopen door, over de geluidswal naar het schrijfkanon: Waarom is dit jullie paradijs? Geïnspireerd door Het Schrijverke van Guido Gezelle Schrijfkanon van Peter Zegveld Frouke Hansum Schrijfkanon

33 Dichters deze avond: Annemieke van Rooijen, Cees Noordhoek, Hein Walter, Rezart Palluqi, Frouke Hansum, Rim Sartori en Niels Blomberg Muziek: Erna Eugster Beeld en vormgeving presentatie: Petra Luijten Tot ziens


Download ppt "Vereniging Aldichter Woensdag 14 mei 2008 uido ezelle 1.5.1830-27.11.1899 G."

Verwante presentaties


Ads door Google