Download de presentatie
1
6. Analyse van de cashflow
De jaarrekening doorgelicht: Financiële analyse en interpretatie in de praktijk 6. Analyse van de cashflow 1
2
Analyse van de cashflow
DIRECTE METHODE: betekenis van het begrip “cashflow” is duidelijk, maar gegevens niet beschikbaar in de jaarrekening Cashflow = inkomsten - uitgaven
3
Analyse van de cashflow
INDIRECTE METHODE STAP 1 Niet-kaskosten, niet-kasopbrengsten zijn: afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen, herwaarderingsmeerwaarden. Potentiële operationele cashflow = bruto zelffinancieringsgraad. Maatstaf voor interne financiering: “Hoeveelheid financiële middelen die uit de exploitatie van de onderneming zijn ontstaan.” Winst/verlies van het boekjaar + niet-kaskosten niet-kasopbrengsten = Potentiële operationele cashflow 3
4
Analyse van de cashflow
INDIRECTE METHODE STAP 2 Operationele activa korte termijn: Voorraden Kortetermijnvorderingen Overlopende rekeningen Operationele passiva: Lange termijn: handelsschulden > 1 jaar, ontvangen vooruitbetalingen BiU Korte termijn: niet financiële schulden > 1 jaar die binnen jaar vervallen, handelsschulden < 1 jaar, schulden mbt belastingen en bezoldigingen, ontvangen vooruitbetalingen BiU, overige schulden, overlopende rekeningen. Potentiële operationele cashflow Toename(-)/afname(+) van operationele activa korte termijn Toename (+)/afname (-) van operationele passiva = Cashflow uit operationele activiteiten 4
5
Analyse van de cashflow
INDIRECTE METHODE STAP 2 Correcties moeten gemaakt worden ! Voorbeelden: Waardevermindering op voorraden en BiU Waardevermindering op vorderingen 5
6
Analyse van de cashflow
INDIRECTE METHODE STAP 3 Free cashflow (FCF)= cashflow uit operationele activiteiten + cashflow uit investeringsactiviteiten. Maatstaf voor bijkomende kredietcapaciteit, rekening houdend met kredietvorm. Investeringen in oprichtingskosten Investeringen in materiële vaste activa Investeringen in immateriële vaste activa Investeringen in financiële vaste activa Toename(-)/afname(+) in langetermijnvorderingen = Cashflow uit investeringsactiviteiten 6
7
Analyse van de cashflow
INDIRECTE METHODE STAP 3 Correcties moeten gemaakt worden ! Voorbeelden: Afschrijvingen, waardeverminderingen op vaste activa Voorzieningen Herwaarderingsmeerwaarden Minderwaarden bij verkoop van vaste activa 7
8
Analyse van de cashflow
INDIRECTE METHODE STAP 4 Eventueel: correcties voor interne verschuivingen tussen de rubrieken Toename(+)/afname(-) eigen vermogen Toename (+)/afname (-) voorzieningen en uitgestelde belastingen Toename (+)/afname (-) financiële schulden lange en korte termijn = Cashflow uit financieringsactiviteiten 8
9
Analyse van de cashflow
INDIRECTE METHODE Indirecte methode “verbetert het resultaat na belasting”. Methode vooral gebruikt door externe analisten Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortisation (EBITDA) = cashflow voor belasting, voor financiële en uitzonderlijke elementen (gewone bedrijfsuitoefening) Vrije cashflow Cashflow uit financieringsactiviteiten = Totale cashflow 9
10
Analyse van de cashflow
Voorbeeld: BALANS n0 Beperkt vlottende activa: eigen vermogen: Voorraden 20.000 Kapitaal vorderingen < 1 jaar 30.000 liquide middelen vreemd vermogen korte termijn: leveranciers
11
Analyse van de cashflow
Volgende transacties vinden plaats in 20n0: Transactie 1: Handelsgoederen worden aangekocht voor €. Gemiddeld wordt 30% van alle aankopen contant betaald en wordt 70% betaald op 60 dagen na levering. De uitstaande leveranciersschulden op n0 worden allemaal in 20n0 betaald. De onderneming wenst een minimum aan liquide middelen van Transactie 2: Handelsgoederen worden verkocht voor €. Gemiddeld wordt 40% betaald bij levering (contant dus) en wordt 60% betaald op 30 dagen. Op het einde van het jaar 20n0 is er nog € in voorraad. De uitstaande vorderingen op n0 worden allemaal in 20n0 betaald.
12
Analyse van de cashflow
Volgende transacties vinden plaats in 20n0: Transactie 3: Een gebouw wordt aangekocht ter waarde van € in het begin van jaar 20n0. Dit gebouw wordt lineair afgeschreven over 20 jaar. Het gebouw wordt gefinancierd met een annuïteitenlening op lange termijn aan 6%. Dit geld komt onmiddellijk bij aankoop beschikbaar. In samenspraak met de bank werd volgende aflossingstabel opgesteld.
13
Analyse van de cashflow
Volgende transacties vinden plaats in 20n0: Transactie 4: Met het oog op toekomstige investeringen wordt een kapitaalverhoging doorgevoerd van €. De kosten van deze transactie bedragen € en worden onmiddellijk betaald. Transactie 5: Bij afsluiting van het jaar 20n0 blijkt bij opmaak van de inventaris dat 10% van de voorraad onverkoopbaar is. Het belastingtarief op het boekhoudkundig resultaat wordt geraamd op 40%. De helft van de winst wordt overgedragen naar het volgende boekjaar, de andere helft wordt als dividend uitgekeerd.
14
Analyse van de cashflow
Na transactie 1:
15
Analyse van de cashflow
Na transactie 2:
16
Analyse van de cashflow
Na transactie 3:
17
Analyse van de cashflow
18
Analyse van de cashflow
Na transactie 4:
19
Analyse van de cashflow
20
Analyse van de cashflow
Na transactie 5:
21
Analyse van de cashflow
22
Analyse van de cashflow
23
Analyse van de cashflow
24
Analyse van de cashflow
De totale cashflow bedraagt dus evenveel als de wijziging in de liquide middelen en bestaat uit de optelsom van bovenstaande, zijnde:
25
Analyse van de cashflow
Doel van cashflow: inzicht verschaffen in stroom van inkomsten en uitgaven. Overzicht van de cashflow vinden we in de vermogensstromentabel (cashflowtabel, kasstromentabel) : waarvoor werden middelen gebruikt en hoe werden ze gefinancierd ? Vermogensstromentabel niet opgenomen in de Belgische jaarrekening. Anderzijds: vermogensstromentabel bij: Oprichting van een onderneming Notering op de effectenbeurs (prospectus) Openbare uitgifte van effecten en waarden Financiële planning op middellange en lange termijn Vermogensstromentabel in ondernemingsdossier van de NBB.
26
De cashflow bij Niessens Industriebouw nv
Gegevens blz 113 tm 117 van N1 tm N5 Conclusies: Stijging liquide middelen in elk jaar (uitz. N3) Nota: een stabiel niveau is eigenlijk beter: Liquide middelen mogen niet te laag zijn, want moeten onverwachte uitgaven kunnen dekken Liquide middelen mogen niet te hoog zijn, want investeren is winstgevender bij een rendabele onderneming N2: de operationele cashflow was ruimschoots in staat investeringen te dekken N3: bijkomende financieringen waren zelfs onvoldoende om investeringen te dekken N4: operationele cashflow kon (de zéér talrijke) investeringen dekken Bijkomende financieringen werden aangegaan voor toekomstige activiteiten N5: operationele cashflow kon investeringen dekken én leningen aflossen 26
27
Analyse van de cashflow
NBB en de tabel der middelen en bestedingen: Geïnspireerd op IFRS Verschilpunten met voorgaande voorstelling: Vertrekbasis : intern beschikbare middelen, en niet cashflow Vorderingen > 1 jaar zijn deel van de financieringsactiviteiten Overige schulden idem Geldbeleggingen en liquide middelen zijn onderdeel van de tabel 4 stappen: Intern beschikbare middelen Financieringstekort – of overschot Het te financieren totaal/ overschot aan externe middelen Overzicht van de externe middelen
28
Analyse van de cashflow
Boekhoudkundige aanpassingen: Afschrijvingen en waardeverminderingen in resultatenrekening verschillen van die in de toelichting. Veranderingen in eigen vermogen of voorzieningen zijn zichtbaar in de balans, maar niet in de resultatenrekening of toelichting. De waarde van de vaste activa in de balans verschilt met die in de toelichting. Overboekingen tussen balansposten hebben plaatsgehad m.b.t. immateriële en materiële vaste activa.
29
De jaarrekening doorgelicht: Financiële analyse en interpretatie in de praktijk
7. Ratioanalyse 29
30
Inleiding Ratio’s zijn de indicator voor de prestaties en de financiële gezondheid van een onderneming. Uiteenlopende berekeningen zijn mogelijk. Belangrijk: wat is doel van financiële analyse ? Ratio’s moeten in onderling verband gebracht worden, moeten vergeleken worden in de tijd en met de sector. Liquiditeit Solvabiliteit Toegevoegde waarde
31
Inleiding Nut van ratioanalyse:
Zicht op sterkten, zwakten, algemene evoluties. Verschillen in omvang van ondernemingen worden geneutraliseerd (geen absolute getallen, maar ratio’s). Normstelling mogelijk. Maar….. slechts in beperkte mate predictiemodel voor faillissement. Hiervoor zijn de softere symptomen betere signalen, bijv. dagvaardingen van RSZ.
32
Inleiding Situering van de onderneming binnen de sector door de NBB
gebeurt op basis van mediaanwaarden of kwartielwaarden van de sector: Ratio’s worden per sector gerangschikt in stijgende volgorde en ingedeeld in 4 subgroepen a.h.v. kwartielwaarden. De kwartielwaarden vormen de referenties voor bepaling van de positie van een onderneming in haar sector. Voorbeeld:
33
Liquiditeit van de onderneming
Een onderneming is liquide als ze in staat is met haar beperkte vlottende activa haar betalingsverplichtingen op korte termijn (vreemd vermogen korte termijn) na te komen. Beperkte vlottende activa: Bedrijfsactiva: Voorraden en BiU Vorderingen < 1 jaar Overlopende rekeningen Thesaurieactiva: Geldbeleggingen Liquide middelen Vreemd vermogen korte termijn: Bedrijfspassiva: Schulden LT die binnen het jaar vervallen Handelsschulden < 1 jaar Overige schulden < 1 jaar Overlopende rekeningen Financiële schulden < 1 jaar
34
Liquiditeit van de onderneming
Een onderneming is liquide bij een current ratio > 1. Dan is het nettobedrijfskapitaal (NBK) > 0. Opmerkingen: Normstelling afhankelijk van aard, activiteit en groeifase van de onderneming. Hoe groter het NBK, hoe groter de veiligheidsmarge bij problemen met tegeldemaking Ratio is een statisch getal, want parameters zijn balansposten Bij tegeldemaking vormen voorraden en overlopende rekeningen zwakke schakel, bijv. verouderde voorraden.Strengere ratio: Current ratio = Beperkt vlottende activa vreemd vermogen korte termijn Acid test = Vorderingen =< 1 jaar + geldbeleggingen + liquide middelen schulden korte termijn
35
Liquiditeit van de onderneming
De behoefte/overschot aan NBK geeft weer in welke mate de onderneming in staat is de ondernemingsactiviteit (exploitatiecyclus) te financieren. Behoefte (+)/overschot (-) aan NBK = Nettobedrijfsactiva Bedrijfsactiva – bedrijfspassiva Voorraden en BiU + overige en handelsvorderingen ≤ 1 j – overige en handelsschulden ≤ 1 jaar + overlopende rekeningen actief - overlopende rekeningen passief
36
Liquiditeit van de onderneming
Productie Aankopen Voorraad/BiU Verkopen Schulden Vorderingen Uitgaven Ontvangsten Nettothesaurieactiva
37
Liquiditeit van de onderneming
Tijdens de exploitatiecyclus heeft de onderneming financiële middelen (bedrijfspassiva) nodig om: handelsgoederen, grond-en hulpstoffen aan te kopen voor productie (voorraden, BiU) de grond- en hulpstoffen, GiB en BiU te verwerken tot afgewerkt product de verkopen aan klanten, die niet contant betalen, te financieren (vorderingen) Deels zal financiering van deze bedrijfsactiva “vanzelf”gebeuren: door gebruik te maken van de betalingstermijnen, verleend door de leveranciers en dus later dan de effectieve levering te betalen (handelsschulden) door de werknemers en derden te betalen na levering van hun prestatie (overige schulden, schulden m.b.t. bezoldigingen en belastingen) In zoverre de financiering niet “vanzelf” gebeurt, is er behoefte aan nettobedrijfskapitaal.
38
Liquiditeit van de onderneming
Voorbeeld: Nettothesaurieactiva = Nettokas Geldbeleggingen + liquide middelen – financiële schulden korte termijn Nettobedrijfskapitaal – behoefte aan nettobedrijfskapitaal Geeft aan in welke mate men in staat is de behoefte aan NBK te voldoen.
39
Liquiditeit van de onderneming
De voorraadrotatie (inventory turnover ratio) geeft weer hoeveel keer de voorraad jaarlijks gemiddeld verkocht wordt. Rotatie van de aangekochte voorraden = Kosten voor verbruik van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen Voorraad handelsgoederen, grond- en hulpstoffen Rotatie van de geproduceerde voorraden = Bedrijfskosten van de verkochte goederen Voorraad afgewerkte producten, goederen in bewerking, BiU
40
Liquiditeit van de onderneming
Opmerkingen: Check de vooruitbetalingen op BiU: ze financieren de BiU. Alternatieve berekeningen zijn mogelijk, bijv. gemiddelde voorraden in plaats van voorraden op balansdatum. De omgekeerde breuk geeft aan: Hoe hoger de voorraadrotatie, hoe beter de liquiditeit. Hoge voorraadrotatie kan betekenen: dynamische verkooppolitiek. Maar: risico op voorraadbreuk, en dus meer bestelkosten. Voorraad en bestelkosten afwegen ! Lage voorraadrotatie kan betekenen: verouderde, moeilijk verkoopbare voorraden. Sterk activiteitsgebonden ratio. Aantal dagen voorraad = 365 dagen voorraadrotatie
41
Liquiditeit van de onderneming
De liquiditeit van de handelsvorderingen wordt uitgedrukt door het aantal dagen klantenkrediet. Opmerkingen: Hoe lager het aantal dagen klantenkrediet, hoe beter de liquiditeit. Omgekeerde ratio: Receivables turnover ratio Vergelijken met algemene verkoopvoorwaarden is interessant. Want de ratio vertoont een systematische scheeftrekking van toegestane krediettermijnen: Contante betalingen zitten niet in de vorderingen . Dubieuze en oninbare vorderingen werden geëlimineerd. Sterk activiteitsgebonden ratio. Korte inningsperiode kan betekenen: strenge kredietpolitiek. Lange inningsperiode kan betekenen: veel dubieuze klanten, maar ook laks debiteurenbeheer. Aantal dagen klantenkrediet = Handelsvorderingen ≤ 1 jaar * 365 dagen Bedrijfsopbr exc expl subs + btw op omzet
42
Liquiditeit van de onderneming
Opmerkingen: Zie klantenkrediet Omgekeerde ratio: Payables turnover ratio Vergelijken met algemene verkoopvoorwaarden , geldig in sector, is interessant. Want de ratio vertoont een systematische scheeftrekking van krediettermijnen. Sterk activiteitsgebonden ratio. Hoe hoger het leverancierskrediet, hoe beter de liquiditeit. Lange inningsperiode kan betekenen: vertrouwen in leveranciers, maar ook problemen met betaling. Aantal dagen leverancierskrediet = Handelsschulden ≤ 1 jaar *365 dagen Aankopen handelsg, grond- en hulpstoffen, DDG, btw op aankopen
43
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
44
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
45
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
46
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
47
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
48
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
49
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
50
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
51
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
52
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
53
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
54
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
55
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
56
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
57
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
Conclusies: Niessens is zeer liquide onderneming N1-N3: Current ratio in Q3 van sector N4: current ratio in Q2 N5: opkrikken van liquiditeit Weinig verschil tussen acid en current ratio: geen “schijnbaar hoge liquiditeit”. Dit is wel het geval in de sector
58
Liquiditeit bij Niessens Industriebouw nv
Hoge voorraadrotatie ten opzichte van de sectormediaan, wel vrij grillig verloop Klanten- en leverancierskrediet liggen lager dan mediaan in sector (uitz N3) N4: snellere inning van klanten dan betaling aan leverancier. De onderneming financiert op die manier haar uitstaande schulden via klanten. 58
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.