Gespreksvaardigheden en interculturele communicatie. Les 1 Docent: Johan v.d. Sloot j.h.van.der.sloot@hr.nl
Wat gaan we doen? Voorbereidingen op de lessen. Wat is ‘Communicatie’? Clientgerichte benadering - Carl Rogers Openen van een gesprek Afronding: wat heb je geleerd? 5
Voorbereidingen: Kennismaking Inleiding en toelichting Vragen over studiehandleiding Vragen over eindtoetsing 10
Definitie communicatie (Frank Oomkes) Uitwisseling: twee richtings verkeer Symbolische informatie: info dat ergens een symbool van is lach, teken, .. Het verwijst naar iets anders: steen als richting Tussen mensen: geen communicatie met dieren Onmiddellijk: direct contact Gemedieerd: medium ertussen (camera) Deels bewust: communicatie wordt ook non-verbaal gegeven Geinterpreteerd: verwerking van een bericht Communicatie is de uitwisseling van symbolische informatie, die plaatsvindt tussen mensen die zich bewust zijn van elkaars aanwezigheid, onmiddellijk of gemedieerd. Deze informatie wordt deels bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd. 10
Voorbereiding van een gesprek A codering decodering B Bron verzender kanaal ontvanger Bestemming ruisbron 15 feedback
Cliëntgerichte benadering Carl Rogers Opdracht: Haal een situatie naar voren waarin jij je probleem aan een ander vertelde. Wat maakte dat je je “gehoord voelde” of dat je “niet begrepen” werd. 15
Carl Rogers: uitgangspunten Elke mens is gericht op “zelfactualisering” Een mens kan nadenken over zichzelf en zijn omgeving. De mens heeft andere mensen nodig De mens ontwikkelt een toekomstgericht 10
Cliëntgerichte benadering. Carl Rogers Houding Hulpverlener: Empathie Onvoorwaardelijke acceptatie Congruentie 10
Rogers: empathie Empathie is “de wil om het te begrijpen” Empathie is geen “sympathie” (medelijden) Empathie = inlevingsvermogen = Ik begrijp dat dit bij jou enorm veel pijn doet. Stelling: “Mensen hebben een oerdrang tot ontwikkeling”. Empathie -> begrip -> inzicht in blokkades Empathie richt zich op innerlijke ervaringen van de klant. Empathie richt zich op emotionele ervaringen d.m.v. reflecteren van gevoelens. 15
Rogers: Onvoorwaardelijke acceptatie. Niet gericht op het gedrag van de klant Wel gericht op: gedachten, gevoelens, belevingen. Blokkades ontstaan door schaamtes Acceptatie van schaamtes opent iemands “zijn” Openheid zorgt voor pers. Groei en ontwikkeling 15
Rogers: congruentie Congruentie = echtheid Problemen zorgt voor geslotenheid van mensen. Mensen gedragen zich alleen volgens de normen van de omgeving/maatschappij. Stelling: hulpverlener congruent -> klant congruent. 10
Rogers en zijn kritiek 1. Te optimistisch: inzicht is niet voldoende. Voorbeeldgedrag is ook nodig Zelfontplooiing, maar ook rekening houden met je omgeving. 2. Te vaag: Uitleg over verandering in denken en voelen. Alleen “ruimte” bieden is niet genoeg. 10
Opdracht: Luisteren Vorm drietallen. Allen: Kies een foto/kaart die symbool staat voor een concrete situatie in je werk A: laat de foto/kaart zien. B en C: stellen vragen over de situatie. Aan het eind vertelt B de eindsituatie van A. Spelregels: A mag niet meer vertellen dan er gevraagd wordt (belangrijk!). A mag wel reageren in termen van: hoe bedoel je, ik snap je vraag niet etc. 20
Opening van een gesprek 1. Afstemming 2. Wederzijdse verwachtingen 3. Werkwijze van de hulpverlener (samen verantwoordelijk) 4. Probleemverheldering 5. Wat speelt er (probleemnuancering) 6. Hulpvraag formulering (Mandaat) Wondervraag Einddoel SMART 7. Wat is er aan het probleem te doen (probleembehandeling)? 8. Reacties van de klant 9. Afspraken maken. 15
Openen van gesprek/mandaat vorm: rollenspel, De opening van het gesprek: Heb oog voor ‘ontwikkeling / leren’ Wees respectvol voor alle partijen, aanwezig en niet aanwezig Bevestig, benoem het positieve Staar je niet blind op de inhoud, heb oog voor de interacties Staar je niet blind op gedrag, heb oog voor inzet van alle partijen Help ouders naar elkaar te luisteren Bespreek het mandaat, wat je voor de ouders kan/mag betekenen Doe geen beloftes die je niet kan waarmaken Functie van ‘stiltes’ 30
Openen van gesprek/mandaat vorm: rollenspel. Start van het 1e gesprek: http://www.psychologischegespreksvoering.nl/vip_2_deel_1/probleemverheldering/oefening_1 10
Oefenen: Oefening 1: “Het ideale Openingsgesprek”. Context: 1e gesprek, moeder + dochter (15 jr), probleem: dochter zit te veel achter de computer. Doel: Formuleren van een hulpvraag Oefening 2: Context: 1e gesprek ,moeder komt naar je toe en wil praten over haar zoon (17 jr). Probleem: zoon wil geen financiële bijdrage leveren aan het gezin. Vraag: Hoe bouw je het 1e gesprek op? Oefening 3: Neem een 1e gesprek op je werk met een klant. Speel de situatie uit. Analyseer de situatie Pas de behandelde lesstof toe. 20
Leerdoelen/nieuwsgierigheid Formuleer ‘Nieuwsgierigheden’ (leerdoelen) aan de hand van: De behandelde lesstof Communicatie situaties die jij lastig vindt? Communicatie Situaties in je privé- situatie Wat wil je te weten komen? Waar wil je je in verdiepen? Welk onderwerp wil je met collega’s bespreken? 10
Afronding Huiswerk: Opdracht 1 Literatuur bestuderen over basisvaardigheden: Basisvaardigheden oefenen op je werk/stage. Welke vaardigheid beheers je wel/niet? 10 - 240
Evaluatie Wat heb je geleerd? Welk onderwerp heeft je aangesproken? Welke vaardigheid ga je oefenen?
brainstormreflectie Stap 1 Eén deelnemer (de inbrenger) brengt een actuele ervaring (uit zijn beroepspraktijk) in. Hij beschrijft zijn ervaring – zowel de feiten als de emoties die de situatie heeft opgeroepen. Hij geeft in één à twee zinnen de situatie weer, in één à twee zinnen wat de prikkel is en in één zin de vraag. De prikkel kan zowel een positieve ervaring als een probleem zijn. Stap 2 De andere deelnemers stellen de inbrenger enkele open, niet-suggestieve vragen ter verheldering van de inbreng. Denk aan ‘wie, wat, waar, wanneer en hoe’-vragen. Stap 3 De deelnemers noteren hun reacties op post-its: alle associaties, interpretaties, vermoedens en aandachtspunten zijn van waarde. Let op: één opmerking per post-it, geen volzinnen of tips. De post-its worden door de deelnemers willekeurig op een flap-over geplakt. Maximaal dertig post-its in totaal. Stap 4 De inbrenger rangschikt de reacties van de groep in vier categorieën -ik, ander, omgeving, anders- Stap 5 De reflectiegroep splitst zich op in vier subgroepen. Elke subgroep krijgt een categorie toegewezen. Vervolgens formuleert elke subgroep een vraag die achter de reacties in de betreffende categorieën had kunnen liggen. De inbrenger doet hier niet aan mee. Stap 6 De inbrenger geeft reactie op de per categorie geformuleerde vraag van de subgroepen. AFRONDING Stap 7 De inbrenger blikt terug op zijn beginvraag en denkt tot slot na over de mogelijke aanpak van zijn inbreng. Wanneer de inbrenger met een duidelijk voornemen komt, moedigt de begeleider hem aan om daarover concrete afspraken te maken met een van de deelnemers.