AOS docentonderzoek bijeenkomst 5 Onderzoeksplan Het plannen van praktijkonderzoek
Inhoud bijeenkomst 5 1. Bibliotheekinstructie Tilburg University Vragen en opmerkingen 2. Peer feedback Kritisch doornemen van onderzoeksdoel en -vraag 3. Plannen Vanuit onderzoeksdoel en onderzoeksvragen naar onderzoeksaanpak: Methoden van dataverzameling kiezen Onderzoeksactiviteiten beschrijven Onderzoeksactiviteiten plannen
Peer-feedback
Het belang van een goede onderzoeksvraag “Ik ben ook aan het worstelen idd. Waar ik mee zit is dat ik nu een onderzoeksvraag heb, die niet is waar ik destijds mee ben begonnen. Mijn onderzoeksvraag waar ik destijds mee aan het worstelen ben geweest is nog steeds niet ok. Die gaat nl uit van aantrekkelijker maken en dat kun je zo lastig meten…. “Hoe kan ik mijn theorielessen met behulp van digitale middelen aantrekkelijker maken voor de leerlingen?" De vraag is ook veel te breed. zucht.... ik worstel verder.”
Fasen in onderzoek Probleemverkenning Bijeenkomst 1-2 Formulering onderzoeksvraag Bijeenkomst 3-5 Onderzoeksmethode Bijeenkomst 5-8 Onderzoeksplan Bijeenkomst 6 Gegevens verzamelen, analyseren Bijeenkomst 9-10 Conclusies trekken Bijeenkomst 11 Presentatie, implementatie Bijeenkomst 12-13 Niet een op een, maar indicatie. Zie verdeling tijd. Voorafgaand aan de actie is tot en met kerstvakantie. Verzamelen begint pas in februari. In totaal zijn er 14 bijeenkomsten (het evalueren is niet opgenomen in dit overzicht). 6
Veelgebruikte onderzoeksmethoden Wanneer kies je (niet) voor deze onderzoeksmethode? Zeg iets over: voordelen, nadelen, aantal respondenten, kosten, mogelijkheden, …. Beschrijven Definiëren Verklaren Vergelijken Evalueren Observeren Interviewen Vragenlijst afnemen Observeren Wanneer: Iets wat je kunt zien. Gedrag (frequentie, intensiteit, richting). Kan eenmalig of meerdere keren. Participerende observatie (docent en onderzoeker zijn). Voordelen: Directe waarneming. Weinig vertekening. Onbewust gedrag in kaart brengen. Gehele gebeurtenis overzien. Soms enig mogelijk methode (smaak testen). Nadelen: Kan niet bij zeer intiem of zeer ongewenst gedrag. Kans op sociaal wenselijk gedrag (ander gedrag vertonen omdat men weet dat men geobserveerd wordt: hawthorne effect). Kan niet bij hele grote groepen (observeren is een intensieve bezigheid). Tijdsintensief. Geen zicht op achterliggende motivatie. Geen toekomstig gedrag. Interview Wanneer: Wat mensen voelen/weten/denken/vinden. Interviewen van één persoon of van een (focus)groep. Interview wanneer er ruimte moet zijn voor doorvragen. Kan eenmalig of meerdere keren. Voordelen: Natuurlijke situatie. Controle op beantwoordingsproces. Ingewikkelde vragen mogelijk. Grote respons. Nadelen: Geen anonimiteit. Mogelijke beïnvloeding door interviewer. Interviews houden kan alleen bij een kleiner aantal respondenten. Nauwelijks bedenktijd. Hoge kosten. Enquête/Vragenlijst Wanneer: Wat mensen voelen/weten/denken/vinden. Kan eenmalig of meerdere keren. Vragenlijst op papier of digitaal? Voordelen: Vragenlijst kan bij grote groepen. Geen beïnvloeding door interviewer. Anonimiteit. Bedenktijd. Relatief weinig kosten. Nadelen: Geen ruimte nodig om door te vragen (een enquête is geheel gestructureerd). Respondentonvriendelijk. Geen of nauwelijks controle op beantwoording. Grotere kans op non-respons.
Koppeling onderzoeksvraag - methode Beschrijven Definiëren Verklaren Vergelijken Evalueren Observeren X Interviewen Vragenlijst afnemen Bezoeken Tekst-bronnen bestuderen Tekstbronnen bestuderen (vakliteratuur, beleidsdocumenten, lesmateriaal …): beschrijven, definiëren, verklaren, vergelijken en/of evalueren. Observeren (in de les, oudergesprek, groepswerk …): beschrijven, vergelijken en/of evalueren. Bevragen van personen (vragenlijst, interview): beschrijven, definiëren, vergelijken, verklaren of evalueren. Toetsen (kennistoets, pre- en posttest…) Bezoeken (school/instelling, conferentie): beschrijven of vergelijken. Alternatieve vormen van dataverzameling (visualiseren, mindmap, logboek ….)
Keuze van methoden en activiteiten Draagt de onderzoeksactiviteit bij aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag? Is de methode van dataverzameling de meest efficiënte manier om aan de data te komen? Is er triangulatie ingebouwd? (meerdere databronnen en methoden) Per deelvraag: past de methode van dataverzameling bij de deelvraag? Houd deze vragen in je achterhoofd tijdens het lezen van de literatuur: Wat is een geschikte methode voor mijn onderzoek? Je moet je keuze verantwoorden. Die verantwoording haal je uit de literatuur. Gebruik ook keuzeschema’s.
Onderzoeksactiviteiten beschrijven: vier vragen Op welke onderzoeks(deel)vraag is de onderzoeksactiviteit gericht? Wat ga je doen? Beschrijving van de activiteit: wat en hoe. (Bijv: interview opstellen, respondenten benaderen, interview afnemen, verslag maken….) Wie heb je daarvoor nodig? (respondenten, ..) Wanneer voer je de activiteit uit? Planning maken.
Wie Het is belangrijk dat voor onderzoek duidelijk wordt over wie of wat er iets gezegd wordt. De eenheden waarover je iets wilt zeggen, vormen je onderzoekseenheden. Over wie of wat wil je uitspraken doen? Voor wie gaan straks de uitkomsten van je onderzoek gelden? Wees exact. Als het gaat om studenten, gaat het dan om: Alleen Nederlandse studenten? Zowel om mbo, hbo als universitaire studenten? Om vol- of deeltijdstudenten? Is er sprake van leeftijdsbeperking? (Is een zestigjarige student ook een student in jouw onderzoek?) Keuze heeft gevolgen voor de conclusie! Als het gaat om vermoeidheidsklachten onder studenten en je onderzoek richt zich ook op deeltijdstudenten, dan wordt de conclusie lastiger. Bij deeltijdstudenten kunnen de vermoeidheidsklachten ook komen door de combinatie van studie en werk. Alle eenheden gezamenlijk vormen je populatie. Eigenschap van de eenheden. Jongen en meisjes zijn niet de onderzoekseenheden. Dat zijn kinderen of jongeren. Het geslacht is een kenmerk van die eenheid. Kenmerken zijn de eigenschappen van de eenheden waarover je uitspraken doet op basis van de onderzoeksresultaten. (Baarda, B, (2014). Dit is onderzoek!) Bron: Baarda, B. (2014). Dit is onderzoek!
Wanneer Tijdsplanning: laat zien welke activiteiten je in welke volgorde wilt uitvoeren. In de vorm van: een agenda, tijdlijn of stroomschema. Randvoorwaarden: uren, hulpmiddelen, materialen, ruimtes…
Voorbeeld: schema voor onderzoeksaanpak Deelvragen Onderzoeksactiviteit Planning in de tijd: wanneer? 1. Wat wordt verstaan onder zelfstandig leren? definiërend 1a. Wat: tekstbronnen bestuderen: vakliteratuur week 12-13 1b. Wat: interviews Wie: collega’s sectie 1b1. opstellen 1b2. afnemen 1b3. analyseren week 14 week 15-16 week 17-18 2. Welke werkvormen voor zelfstandig leren zijn er; wat zijn ervaringen daarmee? beschrijvend 2a. Wat: tekstbronnen bestuderen: vakliteratuur, onderzoeksliteratuur 2b. Wat: interviews Wie: docenten school X 3. In hoeverre is zelfstandig leren al te vinden in schrijfopdrachten? beschrijvend, vergelijkend 3a. Wat: tekstbronnen bestuderen: documenten, schrijfopdrachten. week 14-15 3b. Wat: Interviews Wie: collega’s sectie, leerlingen
De onderzoeksaanpak Opbrengst van het plannen is de onderzoeksaanpak: Onderzoeksactiviteiten Tijdsplanning Randvoorwaarden Bij elk onderdeel reflectie: verantwoording van de keuzes.
Het onderzoeksplan Inleiding Praktijkprobleem Onderzoeksdoel, onderzoeksvraag en literatuurstudie Onderzoeksaanpak (zie blz. 171-173)
Opdracht: keuze en verantwoording van onderzoeksaanpak Analyseer de onderzoeksmethode uit de artikelen. Kies een methode van onderzoek. Beschrijf en plan de onderzoeksactiviteiten. Wat verwacht je dat een logische methode van dataverzameling is?