Canon van Nederland http://entoen.nu/.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Feodalisme en het hofstelsel
Advertisements

De Republiek in een tijd van vorsten
1.2 De Nederlanden onder de Bourgondiërs en de Habsburgers
Patriotse en Bataafse revolutie
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Hoofdstuk 2: 1555 – 1588 De Nederlandse Opstand
De economie in de gouden eeuw
Hoofdstuk 4: Pruiken en Revoluties
De Republiek in een tijd van vorsten
Hoofdstuk 2 De Gouden eeuw De Rep
Rechtsstaat en democratie
4.1 De Pruikentijd.
Paragraaf 6.2 Vorige les: Nederlanders en de wereldeconomie
De Nederlanden onder Habsburgs gezag
4. PERIODE De Republiek ontstaat als internationaal erkende staat
3. Periode De vestiging van de Republiek
2.4 Het begin van de Gouden Eeuw
6 De Republiek in Europa.
Frankrijk Politiek- I: Koning Lodewijk de XIVde had de adel buiten spel gezet en was een absolute vorst. Hij zou zijn macht van God gekregen hebben;
Bijzondere positie in de Republiek
De Republiek in een tijd van vorsten Een Gouden Eeuw voor de Republiek § 3.3.
De Republiek in een tijd van vorsten
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
De Republiek in een tijd van vorsten
De Republiek in een tijd van vorsten
Machtsbasis Twee elkaar versterkende monopolies
V AN H UNEBED TOT HEDEN Nederland wordt een parlementaire democratie – les 8.
De Republiek in Europa Les 21: Concurrenten op zee
Nederland Les 9: De Gouden Eeuw
Staatsinrichting.
Politieke bloei.
Politieke bloei.
Tijd van Pruiken en Revoluties
18de eeuw Halverwege de 18de eeuw kwam de Verlichting (zie aantekeningen bij hoofdstuk 7 ) Vrijheidsrechten Verlichtingsfilosofen gingen uit van het idee.
Ontwikkeling van politieke rechten.
Vrijheidsrechten en politieke rechten in Nederland
Hoe heette Nederland? Republiek der Verenigde Provinciën
H2 De economie van de Gouden Eeuw
Republiek versus Frankrijk
6 De Republiek in Europa.
Paragraaf 3.2 Nederland en Europa.
Schoolexamen dinsdag 13 januari
Eureka H. 1 t/m 7
VOC, Grachtengordel, Rembrandt
De economie in de gouden eeuw
De economie in de Gouden eeuw
Tijd van pruiken en revoluties,
Hoofdstuk 1 Reformatie en Opstand
1.4 Republiek der 7 verenigde Nederlanden
De Republiek der zeven verenigde nederlanden
Hoofdstuk 4 De Nederlanden
Hoofdstuk 1: de 15e en 16e eeuw
Hoofdrolspelers HC1 De Republiek ( )
Rond 1500 was Europa een standenmaatschappij
Wat moet je weten aan het einde van de les?
Van gewesten naar eenheidsstaat
Opkomst van machtige vorsten 1.4. Vorsten brengen een scheiding aan tussen Kerk en Staat Tot de dertiende eeuw dachten de meeste Europeanen dat God maar.
Hoe werd de republiek bestuurd?
Context 1 De Republiek der Zeven Verenigde Nederland
Tijd van jagers en boeren
Herhaling hst 5 Vroegmoderne tijd - ( n. Chr.) Renaissance
1.4 Republiek der 7 verenigde Nederlanden
Historische overzicht Bataafse Revolutie
Paragraaf 6.3 Internationale handel Kenmerkende aspecten: 1)De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht.
Regenten en vorsten 3.2 Nederland en Europa
Regenten en vorsten 2.1 Machthebbers in Europa
Regenten en vorsten 3.1 Machthebbers in Europa
Tijd van jagers en boeren Jagers-verzamelaars -Jagen / verzamelen -Taakverdeling -Nomaden -geloof Boeren -Akkerbouw / veeteelt -Ontstaan verschillen in.
Transcript van de presentatie:

Canon van Nederland http://entoen.nu/

Van Vroege naar Late ME = van agrarisch (autarkisch) naar agrarisch-urbane (stedelijke) samenleving Bevolkingstoename ontginningen Groeiende vraag landbouwpr. Succes landbouw Orde en rust betere land- feodale elite profiteert bouw techniek vraag naar luxepr. Opbloei stedelijke economie

Macht van de adel De adel heerst dankzij deze drie elementen: Hofstelsel = macht over productie / inkomen/ economie Leenstelsel = macht over doen en laten/ bestuur/ politiek Feodale kerk = macht over denken/ cultureel MAAR: 1. Hofstelsel verdwijnt door opkomst stad: horigen worden vrije pachters 2. Leenstelsel verdwijnt door opkomst geldeconomie: adel vervangen door ambtenaren en huursoldaten 3. Feodale kerk: opkomst vrijere denken (Renaissance)

4.4 Steden Juridisch: Een collectief van burgers dat op grond van verleende privileges een hoge mate van zelfbestuur kent, waaraan in principe iedereen die het poorterschap bezat deel had.

4.4 Steden Hoe verkreeg je dit poorterschap? door geboorte door huwelijk door koop (onder voorwaarden) Opm. over horigen (stadslucht maakt vrij)

4.4 Steden Rechten: Plichten Rechtsbescherming Recht op uitoefening ambacht en bedrijf overheidsfuncties Plichten Geen schade aan stad en poorters Brandwacht Schutterij (indien gevraagd) brandblussen

4.4 Steden Bestuur van de stad: Schepenen en burgemeesters : bestuur en rechtspraak de gemene vroedschap en rijkdom van de stad : van adviserend naar toestemming

Hoofdstuk 5 De Nederlanden onder Karel V Gent, 24 – 02 – 1500 troonopvolger geboren in het Prinsenhof, vernoemd naar overgrootvader Karel de Stoute  Karel V Begroet met klokgelui en saluutschoten 8 maart 1500 Grandioos doopfeest. *

5.3 De Nederlanden onder Karel V

5.3 De Nederlanden onder Karel V

5.3 De Nederlanden onder Karel V De Lage Landen Kerngewesten: Vlaanderen Brabant Holland Tegenstellingen (Zuid-) West  Oost – Zuid Economisch Politiek Cultureel Centralisatiepolitiek = stichten van een eenheidsstaat = een soort Koninkrijk der Nederlanden KAREL V: Encore que Paris soit bien grand, je pourrais la mettre en moin Gand (Ook al is Parijs nog zo groot, ik zou het in mijn Gent kunnen stoppen)

5.3 De Nederlanden onder Karel V Doelen van Karel V: Verenigen van alle Nederlanden Smeden van een eenheid tussen die landen, met een duidelijk en onbetwist centraal gezag voor de vorst in de hoofdstad Brussel Dwz.: het grondvesten van een Nederlandse staat!

5.4 De Nederlandse Opstand Godsdienstige problemen Politieke problemen Economische problemen De Nederlandse Opstand

5.4 De Nederlandse Opstand Godsdienstige problemen Vruchtbare bodem voor Luthers protest tegen morele en religieuze verval van de kerk Celibaat? ¼ leefde met een concubine = niet echt vreemd, wat wel vreemd is dat er over geklaagd werd! Kwantiteit? 15.000 geestelijken + personeel, concubines en onwettige kinderen = ca 3% van de bevolking. Grote kerken in een stad, bv Grote Kerk in Dordrecht had wel 50 geestelijken en een dorp als Oisterwijk had 1 priesters en wel 20 kerken Organisatorisch? In het Nederlandstalige gebied was er maar 1 bisschop. De andere 4 (op de 3 miljoen mensen) zaten in het dunbevolkte Franstalige gebied. Bisschoppen staan onder de aartsbisschoppen van Keulen en Reims.

5.4 De Nederlandse Opstand Godsdienstige problemen Wegbereiders: Moderne devoten Humanisten Optreden van Karel V: In 1521 plakkaat, na de Rijksdag van Worms, dat de ‘boeken, preken en geschriften van genoemde Luther en van al zijn volgelingen en aanhangers’ verbood en gebood dat zulke werken verbrand moesten worden.  conclusie: reformatie hier georganiseerd als een ondergrondse beweging. Een beweging van onderop.

5.4 De Nederlandse Opstand Godsdienstige problemen Wederdopers = protestantisme van de armen Leider werd hier Menno Simonsz 1522 Inquisitie officieel in de Lage Landen ingevoerd. Getuigenissen Augustijners: Johan van essen en Hendrik Vos, de eerste martelaren

5.4 De Nederlandse Opstand Godsdienstige problemen Lutheranisme 1. Geen predestinatieleer 2. de vorst is door god aangewezen 3. organisatie van ‘boven af’ Calvinisme 1. predestinatieleer 2. de vorst mag afgezet worden als… 3. organisatie van ‘onder af’

5.4 De Nederlandse Opstand Godsdienstige problemen Hagenpreken (1566) Voorbeeld bij Haarlem: Tekst van preek: efeziërs 2:8, (Statenvertaling): ‘Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is gods gave’

Verdere verklaring Ned. Opstand Zie de opdrachten in het boek.

Economische lijn Toelichting bij de tijdbalk: 1450 1500 1550 1600 1650 1700 1750 1800 Toelichting bij de tijdbalk: Einde 15e en (bijna hele) 16e eeuw (1450-1585): aanloop tot dynamiek Gouden Eeuw (1585-1672): sterke dynamiek Zilveren Eeuw (1672-1780): aanloop tot stagnatie, relatieve achteruitgang Afsluiting (1780-1806): stagnatie, absolute achteruitgang Zoek op in je boek, wat daarover vermeld staat.

6. De Republiek in de Gouden Eeuw 6.1 economie Amsterdam vormt het handelscentrum van een handelsimperium: Symbool van burgerlijke handelsmacht = paleis / stadhuis op de Dam  Het moest de bezoeker imponeren. Zo is er op de marmeren vloer van de Burgerzaal, die vrij toegankelijk was, drie cirkels met kaarten van het oostelijk en westelijk halfrond en een sterrenkaart. Voor de burgers van de stad lag de hele wereld, en de hemel, onder hun voeten.

6. De Republiek in de Gouden Eeuw 6.1 economie Het fronton aan de achtergevel (Nieuwezijds Voorburgwal) wordt bekroond door Atlas die de wereldbol draagt. Hij wordt geflankeerd door de personificaties van de Gematigdheid en de Waakzaamheid. In het timpaan is opnieuw de stedemaagd uitgebeeld. Aan haar voeten zitten hier de riviergoden Amstel en IJ. De stedemaagd strekt haar armen uit om de schatten van de vier, toenmalig bekende, werelddelen in ontvangst te nemen. Van links naar rechts zijn dat Afrika, Europa, Azië en Amerika. Achter Amsterdam – het centrum van de wereld – is een koggeschip, het oude wapen van de stad, te zien.

Nooit meer dan 10% van de totale handel ! Legenda Noordzee Oostzee Middellandse Zee Moedernegotie = ca. 40% van de Hollandse handel Nooit meer dan 10% van de totale handel !

6. De Republiek in de Gouden Eeuw 6.1 economie Amsterdam: Stapelmarkt Wisselbank Handelsbeurs (Zie afbeelding 1653) ‘een wandelpark waar Moor met Noorman handel drijft, een kerk waar Jood, Turk en Christen vergaren’ Links:De wisselbank v.a. 1609 en Rechts: het binnenplein van de beurs in Amsterdam gebouwd door Hendrik de Keyser aan het Rokin, 1607

6. De Republiek in de Gouden Eeuw 6.1 economie Polder Grootebroek, eind 16de eeuw  Gecommercialiseerde landbouw

6. De Republiek in de Gouden Eeuw 6.1 economie Nijverheid Belangrijke factoren: Goedkope brandstof = turf Goedkope energie = wind Goede infrastructuur = trekvaarten voor trekschuit Nijverheid hangt samen met handel

6. De Republiek in de Gouden Eeuw 6.1 economie Centrale figuur in De Republiek (m.n. Holland en Zeeland) = de koopman-ondernemer. Voorbeeld: Zie het portret van Andries Bicker  koopman in Russisch bont (naast aandeel in bloeiende handelsfirma van de familie); lid van Amsterdamse vroedschap, 10 X burgemeester van Amsterdam, gedeputeerde van Holland in de Staten-Generaal; bemiddelaar tussen Zweden en Polen en later tussen Zweden en Denemarken, gecombineerd met onderhandelen over nieuwe handelsverdragen!

De markt Agrarische markt Nijverheid Handel, scheepvaart en visserij Amsterdam centrale graanmarkt -> boeren investeren en specialiseren (veeteelt -> mest-> verbouw van handels- en tuinbouwgewassen. Bv hennep) = commerciele landbouw Infrastructuur (trekvaarten) en landaanwinning (techniek  molengang) Turf (gunstig voor energie-intensieve nijverheid) Na 1650 extensiveren landbouw + verhogen efficiëntie Geen keuterboer meer in westen en noorden Nijverheid Handel, scheepvaart en visserij Leeghwater

De markt Agrarische markt Nijverheid De Handel profiteerde van de bevolkingsgroei en de grote welvaart + voldoende kapitaal -> investeren mogelijk A’dam stapelmarkt = voldoende grondstoffen Techniek Goedkope energie http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030331_laagveen03 Goede infrastructuur Scheepvaart en allerlei toeleveringsbedrijven profiteert De Handel Fluitschip

De markt De agrarische markt Nijverheid De handel Wisselmarkt Koopmansbeurs Handelskapitalisme VOC (1602; inter-aziatische handel) WIC (1621; kaapvaart; Driehoekshandel) 

Exploitatiekoloniën (factorijen) 6. De Republiek in de Gouden Eeuw 6.2. ‘Nederland’ als koloniale mogendheid Exploitatiekoloniën (factorijen) VOC 1602 Zuid-Afrika, Azië Monopolie Specerijen, porselein, koffie Via inlandse vorsten en boeren BATAVIA, speciale bevoegdheden [staat!] Heren XVII WIC 1621 West-Afrika, Amerika’s Monopolie Edelmetaal, suiker, slaven kaapvaart Plantages met slaven Atlantische driehoekshandel Heren XIX

Politieke lijn Periode van opbouw van de Nederlanden: 1450 1500 1550 1600 1650 1700 1750 1800 Periode van opbouw van de Nederlanden: 15de eeuw (zie kenmerkende aspecten!) Bourgondiers zetten de Nederlanden op de kaart + streven naar centralisatie tegen het particularisme (handhaven ME’se privileges) van de staten en de steden: Filips de Goede Karel de Stoute Maria van Bourgondie + Maximiliaan van Habsburg Filips de Schone 16de eeuw (zie kenmerkende aspecten!) 2. Habsburgers Karel V verdere centralisatie  Bourgondische Kreits Filips II vervolg centralisatie. Nederlanden = Spaans Habsburg 3. De Nederlandse Opstand (1568 / 1572 – 1588 / 1596 / 1648) . Republiek Der Zeven Verenigde Nederlanden ( = scheiding met de Zuidelijke / Spaanse Nederlanden)

Politieke lijn 1450 1500 1550 1600 1650 1700 1750 1800 De Republiek was een statenbond, voortgekomen uit de strijd tussen centralisatie versus particularisme: 17de eeuw (zie kenmerkende aspecten!) Positie van de stadhouders (= ambtenaren, in dienst van de Staten van de Gewesten): . Maurits (en daarna Frederik Hendrik) breidden Republiek uit . Voortzetting strijd tussen centralisatie (de Oranje stadhouder) en particularisme (raadpensionaris, voor de regenten, regerende koopliedenfam. in de steden)  - Prinsgezinden (Oranje-) partij versus Staatsgezinden 2. Verdieping van de strijd door godsdienstige opvatting van het Calvinisme: Preciezen  Reckelijken

Stadhouders Maurits Frederik Hendrik Willem II Willem III Formeel werd de stadhouder benoemd door de provinciale staten. In theorie kon elke provincie een eigen stadhouder kiezen. In praktijk waren er meestal twee: in Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel uit het Huis Oranje-Nassau, in Friesland en Groningen uit het Huis Nassau-Dietz. Na 1702, toen Willem III zonder nakomelingen overleed, namen de Friese stadhouders het stadhouderschap in alle gewesten op zich Stadhouders Ten tijde van het Habsburgse bewind werden in de provincies gouverneurs aan gesteld, die namens de landsheer het gezag uitoefenden. Een van die stadhouders was Willem van Oranje, die stadhouder was van Holland, Zeeland en Utrecht. Oranje gaf niet alleen leiding aan de Opstand, maar financierde die voor een belangrijk deel uit eigen zak. Hoewel de opstandelingen in 1581 afstand deden van hun vorst, konden ze zijn plaatsbekleder (stadhouder) niet laten vallen. Bestuurlijk kwam de stadhouder echter in het luchtledige te hangen. Daardoor ontstonden later allerlei politieke spanningen. Maurits (1618) en Willem II (1650) moesten door middel van staatsgrepen hun positie veilig stellen. Formeel werd de stadhouder benoemd door de provinciale staten. In theorie kon elke provincie een eigen stadhouder kiezen. In praktijk waren er meestal twee: in Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel uit het Huis Oranje-Nassau, in Friesland en Groningen uit het Huis Nassau-Dietz. Na 1702, toen Willem III zonder nakomelingen overleed, namen de Friese stadhouders het stadhouderschap in alle gewesten op zich. Een belangrijk element in hun positie was het feit dat de Oranjes naast stadhouders ook opperbevelhebbers waren van leger en vloot. In die hoedanigheid waren ze zeer succesvol. Het gaf hen bovendien een goede reden om zich intensief met de landspolitiek te bemoeien. In het buitenland zag men de stadhouders aan voor het staatshoofd. Binnen de Republiek waren ze dat hooguit informeel. Bezoeken Het Loo, Apeldoorn Maurits Frederik Hendrik Willem II Willem III

Politieke lijn Periode van economische stagnatie + rentenieren: 1450 1500 1550 1600 1650 1700 1750 1800 Periode van economische stagnatie + rentenieren: 18de eeuw (zie kenmerkende aspecten!) Pruikentijd, groei van politieke tegenstellingen: Oranje-partij , het volk versus de staatsgezinden  aristocratische en democratische patriotten = Gemeenschappelijk anti - Oranje Wisselende macht: 1781 – 1787 patriotten aan de winnende hand Invloed Verlichting 1787 – 1795 Oranjepartij aan de macht 1795 – 1806 Bataafse Republiek (patriotten)

Een statenbond van grotendeels zelfstandige gewesten 6.3 De politieke en sociale ontwikkeling van de Republiek in 17de eeuw Politieke tegenstellingen in de jonge republiek Een statenbond van grotendeels zelfstandige gewesten Particularisme = elke stad of gewest hield vooral zijn eigen voordeel scherp in het oog

het bestuur van de statenbond

6.3 De politieke en sociale ontwikkeling van de Republiek in 17de eeuw Politieke tegenstellingen in de jonge republiek Raadspensionaris van Holland Johan van Oldenbarnevelt Voor 12 jarig Bestand Voor gewestelijk particularisme Bij de Recklijken Stadhouder Maurits (zoon van Willem van Oranje) Tegen 12 jarig Bestand Voor sterker centraal gezag en hang naar dynastie Bij de Preciezen

6.3 De politieke en sociale ontwikkeling van de Republiek in 17de eeuw Politieke tegenstellingen in de jonge republiek ‘Mannen gelooft niet dat ik een landverrader ben. Ik heb oprecht en vroom gehandeld als een goed patriot, en zo zal ik sterven’ Vervolgens sloeg hij de ogen op naar de hemel: ‘Here God, Hemelse Vader, ontvang mijn geest’. Hij knielde neer en zei tegen de beul: ‘Maak het kort, maak het kort.’ op 13 mei 1619 Stockske van Oldenbarnevelt Mijn wensch behoede u onverrot, O stock en stut die geen verrader, Maer ‘s vrijdoms stut en Hollants Vader Gestut hebt op dat wreet schavot Toen hij voor ‘t bloedig zwaert most knielen Door Joost van den Vondel

7. De Republiek in de 18de eeuw 7.1 Eerste helft 18de eeuw 1450 1500 1550 1600 1650 1700 1750 1800 Einde 15e en (bijna hele) 16e eeuw (1450-1585): aanloop tot dynamiek Gouden Eeuw (1585-1672): sterke dynamiek Zilveren Eeuw (1672-1780): aanloop tot stagnatie, relatieve achteruitgang Afsluiting (1780-1806): stagnatie, absolute achteruitgang

7. De Republiek in de 18de eeuw 7.1 Eerste helft 18de eeuw Cijfers Sonttollen aandeel Hollandse schepen: Gouden Eeuw  60 – 70% 1720  45% 1760  40% 1780  30% MAAR: absolute aantallen 1721  1074 schepen 1763  2292 schepen

7. De Republiek in de 18de eeuw 7.1 Eerste helft 18de eeuw Mercantilisme in Frankrijk en Engeland: Voorbeeld van gevolg van mercantilisme van Engeland: Aandeel in Engelse im- en export van Nederlanders = 1696  15% 1772  4%

7. De Republiek in de 18de eeuw 7.1 Eerste helft 18de eeuw Klik hier! http://www.wintaalsoft.nl/historie/voc/voc.htm VOC Leek goed te gaan tot 1780, nl - groei aantal zeelieden in dienst VOC - aantal binnenkomende en vertrekkende schepen bleef op peil - Stijgende inkomsten 1700 – 1710 = 140 milj. gulden 1760 – 1780 = 200 milj. gulden per 10 jaar Stijgende uitgaven  gevolg = daling winst 1640 – 1700 = 18 milj. per 10 jaar 1700 – 1780 = 13 milj. per 10 jaar

7. De Republiek in de 18de eeuw 7.1 Eerste helft 18de eeuw Nijverheid Terugloop van: Tabaksverwerkende bedrijven in A’dam 1720 = 30 1751 = 8 Katoendrukkerijen in A’dam 1700 = 80 1770 = 20 1796 = 12 Genuanceerd: stijging van jenever, koffie, thee, cacao en suiker

7. De Republiek in de 18de eeuw 7.1 Eerste helft 18de eeuw Boswell (1764): “De meeste van de voornaamste steden zijn jammerlijk in verval en in plaats van dat iedereen werk heeft, komt men vele stakkers tegen die werkloos zijn en honger lijden. Utrecht is opmerkelijk zwaar getroffen.” ……. ….“stakkers zag die van niets anders leven dan van aardappels, jenever en spul dat zij koffie en thee noemen. En het ergste van dit alles is dat zij zo gewend zijn aan dit leven, dat zij geen werk zouden accepteren, zelfs als het hun aangeboden werd.”

7.2 Verlichting: nieuwe ideeën over mens, natuur en maatschappij Patriotten onder invloed van de Verlichting! Dus verstand kwam centraal te staan in de zoektocht naar een betere samenleving! Verlichtingsfilosofen die nagedacht hadden over alternatieven voor het absolutisme waren: 1. Voltaire  Deisme 2. Rousseau  Volkssoevereiniteit 3. Montesquieu  Trias politica

Voltaire Deïsme: God had de wereld wel geschapen, maar de mens was zelf verantwoordelijk! Wij, Lodewijk, Koning bij de Gratie Gods Dus GEEN Droit Divin!

Rousseau Koning had de macht dus niet van god, maar van wie dan wel? Het volk! = Volkssoevereiniteit Dus het volk had de hoogste macht. Het Volk!

7.3 De patriottische revolutie (1781-1798) Tweede helft 18de eeuw: Revoluties internationaal (politiek)  Amerikaanse kolonisten in optand tegen Engelse koning  Franse Revolutie 1789  Industriële revolutie (gestart in Engeland) (economisch) Revolutie nationaal  Patriottische revolutie

De Republiek in de 18de eeuw Sociale gelaagdheid De gegoede burgerij 10% 2. De kleine burgerij 25% 3. De volksklasse 60 – 70% = regenten oligarchie, met corruptie en nepotisme Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll 1741 - 1784 De Republiek in de 18de eeuw Gegoede burgerij = regenten  oligarchie, met corruptie en nepotisme economie: stagnatie Gevoel van onbehagen  ‘Aan het volk van Nederland’ 1781 Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll 1741 - 1784  Patriotten (bijnaam = kezen) economie: stagnatie Gevoel van onbehagen  ‘Aan het volk van Nederland’ 1781  Patriotten

Tegenstellingen Tegenstellingen Hoe werk je zo’n schema uit? Door vragen te stellen!

De verschillende Nederlanden Tot 1795 De Republiek der Zeven verenigde Nederlanden (alleen de Noordelijke Nederlanden) 1795 – 1806 Bataafse Republiek  start van eenheidsstaat (centralisatie) met nationale grondwet. Nodig werd natievorming! 1806 – 1810 Koninkrijk Holland 1810 – 1813 Deel van Frankrijk 1815 Congres van Wenen:  V.a.1815 Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (tot 1830 met België = Zuidelijke Nederlanden)