Paragraaf 1.3 Geen vaste woonplaats
Een ijstijd In 1894 werd een speciaal beeldje gevonden in Frankrijk. Het is het oudste beeldje van een mens, 25.000 jaar oud. Het werd gemaakt van de slagtand van een mammoet. Hier was toen een ijstijd, en er leefden mammoeten in de regio.
Noord-Europa was bedekt met ijs. Er was geen Noordzee, en Nederland was een poolwoestijn. Er leefden geen mensen. Toen het iets warmer werd, begon er gras te groeien. Toen kwamen er hier ook mammoeten en wolharige neushoorns.
11.500 jaar geleden stopte die ijstijd. Oorzaak: het klimaat veranderde, en het werd warmer.
Nederland na de ijstijd De temperatuur steeg. Gevolg: andere planten en dieren leefden hier. Nederland werd een toendralandschap met mos, gras en lage struiken. Er liepen rendieren rond.
Maar de temperaturen bleven stijgen. De toendra’s verdwenen weer. Rond 6000 v.C. kwamen er bossen in het zuiden en oosten. Het ijs ging smelten, en de Noordzee vulde zich met water. En sommige gebieden gingen overstromen.
Jagen, vissen en verzamelen. Na de ijstijd kwamen er mensen in Nederland wonen. Zij waren jagers-verzamelaars. Hun middel van bestaan was jagen, vissen en voedsel verzamelen.
Ze trokken rond van plek naar plek. Leefden dus als nomaden. Dat is een kenmerkend aspect van de tijd van jagers en verzamelaars.
Ze leefden van de natuur: Lente: vissen in rivieren. Zomer: naar de kust: schelpen, vissen en zeehonden. Herfst: de vrouwen verzamelen noten en vruchten. Winter: jagen voor vacht en waterwild. Het hele jaar: jagen op groot wild.
Bronnen van kennis In 1978: in Bergschenhoek werd een kampplaats van jagers-verzamelaars gevonden. Kano, fuiken, rest van vogels van 4300 v.C. Zo leerden we meer over de prehistorie van Nederland. Bodemvondsten geven veel informatie!
We halen ook meer informatie uit rotstekeningen. Of: mensen die het leven van jagers-verzamelaars naspelen. We noemen dit experimentele archeologie. En je kan ook kijken naar mensen die nu nog zo leven als vroeger: bv indianen in Zuid-Amerika.
Leven als nomaden. Jagers-verzamelaars trekken rond van plek naar plek. Ze hadden geen wagens of lastdieren. Ze moesten alles zelf dragen, en dus hadden ze weinig spullen. Ze kwamen wel vaak op dezelfde plek terug.
Ze leefden in kleine groepen. Als de groep te groot werd, werd de groep in 2 gesplitst. Elke groep vertrok dan een andere kant op. Zo ging het voedsel niet te snel op.
Vuursteen en ander materiaal. Als er niet gejaagd werd, maakten de jagers-verzamelaars wapens zoals speren of vishaken. Ze maakten ook werktuigen van vuursteen. Zo maakten ze pijlpunten, bijlen en schrapers. Daarom noemen we dit de steentijd. Ze gebruikten ook huiden, botten en hout.
einde