Stedelijke cultuur in Nederland Paragraaf 3.4 Stedelijke cultuur in Nederland
nachtwacht Beroemd schilderij van Rembrandt van Rijn. Afgebeeld is de schutterij van Amsterdam. De schutterij waren burgers die de stad bewaakten tegen diefstal en roof. Alle burgers die een uniform en wapens konden betalen werden lid. Elke stad had zijn eigen schutterij. Dit schilderij is van 1 compagnie (= afdeling) van de schutterij. Deze compagnie is van Frans Banning Cocq.
Het schilderij van Rembrandt is anders dan andere schilders. De mannen staan niet op 1 rij, maar door elkaar, alsof ze bewegen. Hij schilderde het tussen 1639-1642. Officiële titel: De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren. men vond het wel mooi, maar was er niet zuinig op. Het was 5 meter bij 3,87 meter. In 1715 werd het schilderij verplaatst naar het stadhuis op de Dam. Het paste niet tussen 2 deuren, dus werd er een stuk afgehaald. Hij is nu 4,37x 3,63 meter.
De bijnaam is tegenwoordig “de Nachtwacht”, omdat het zo donker is, maar dat is het niet. Dat komt alleen door vervuiling en verkleuring.
Een burgerlijke cultuur Vroeger werden schilderijen alleen gemaakt voor koningen, adel en de kerk. Maar in de Nederlandse Republiek was dat anders: We hadden geen koning, en weinig adel. De katholieke kerk was verboden en de calvinisten ( protestanten) wilden geen kunst in de kerk. Toch werd er wel kunst gemaakt. Burgers waren de belangrijkste klanten.
In de Republiek was de burgerij best machtig en rijk. En ze waren geïnteresseerd in kunst. Ze kochten schilderijen van landschappen, stadsgezichten, kerkinterieurs maar vooral het dagelijkse leven: winterpret of sinterklaasfeest. En ze lieten hun eigen portret maken of een groepsportret.
Pieter Breughel
Jan Steen
Vooral schilderijen waren een voorbeeld van burgerlijke cultuur. Maar ook schrijvers werden populair, zoals de gedichten van Jacob Cats. ( zeer protestants!) Maar ook gedichten en toneelstukken van Joost van den Vondel waren succesvol. (met kritiek op protestanten en staat)
Ook bouwkunst werd populair. Het stadhuis op de Dam in Amsterdam werd gebouwd ( nu Koninklijk Paleis) Vanwege de zachte grond, werd het stadhuis op 13.659 palen gebouwd. Het leek wel het 8e wereldwonder!
gewetensvrijheid In de Republiek was meer vrijheid dan in andere landen in Europa. Er werden boeken gedrukt, die in andere landen verboden waren. Er werd niemand vervolgd vanwege zijn geloof. Maar niet iedereen mocht een kerk bouwen. Er was gewetensvrijheid maar geen godsdienstvrijheid.
De gereformeerden ( calvinisten) hadden de meeste rechten. Alle oude katholieke kerken waren nu van hen en alleen calvinisten konden regent worden in de Republiek. De rechten van andere godsdiensten verschilden per stad. Andere protestanten ( bv volgers van Luther) hadden vaak wel een eigen kerk. Joden mochten soms een synagoge bouwen Katholieken mochten geen kerk bouwen, maar er wel gedoogd dat ze stiekem diensten hielden in woonhuizen. Bv:
Invloed van het calvinisme Gereformeerden wilden de Bijbel erg precies volgen, want het waren de woorden van God. Daarom betaalden de Staten-Generaal veel geld voor een nieuwe Bijbelvertaling. Oude Bijbelteksten werden bestudeerd en na 20 jaar was de nieuwe Bijbel af. Hij heette de Statenbijbel. Sinds die tijd hebben veel protestanten die Bijbel veel gelezen. Die Bijbel kreeg zo veel invloed op de Nederlandse taal. Bepaalde uitdrukkingen komen daar uit, zoals “bij de pakken neerzitten” en “iemand op handen dragen”.
Dominees kregen invloed op het dagelijkse leven. Strenge dominees wilden een verbod op kermissen, dansfeesten, toneelstukken. Ook sinterklaasfeesten waren een probleem, want Sint-Nicolaas was katholiek. Regenten stonden deze feestdagen toch toe. Andere katholieke feestdagen werden wel afgeschaft.
vluchtelingen Er kwamen veel mensen uit andere landen naar Nederland en dan vooral Amsterdam. Tussen 1580 en 1620 waren dat 100.000 mensen uit het zuiden van Nederland. Ze vluchtten voor de oorlog en de geloofsvervolgingen. Er kwamen ook joden naar de Republiek. Ze kwamen uit Spanje, Portugal, Duitsland en Oost-Europa en werden daar ook vervolgd. Na 1685 kwamen er ook veel Franse protestanten/ hugenoten naar de Republiek.
Veel steden waren erg blij met de vluchtelingen. Het waren vaak rijke kooplieden of goede ambachtslieden. Ze brachten geld mee en handelscontacten Dit was goed voor de handel van de Republiek.
werkzoekenden De hele 17e eeuw kwamen er ook migranten naar de Republiek voor economische redenen. Vooral uit Duitsland en Scandinavië kwamen arbeiders die werk zochten. En de Republiek betaalde beter dan in hun eigen land. En de republiek had de arbeiders hard nodig voor zwaar maar simpel werk. Veel bleven tijdelijk voor seizoenswerk op het land of het droogleggen van meren of trekvaarten aanleggen. Ze konden ook aan de slag op de schepen van de VOC.
Einde