Leestekens . ? , : ; ! “ ‘
De punt geeft het einde van een zin aan: De pen is machtiger dan het zwaard.
Het vraagteken Na een directe vraag: Hoe vaak heeft Lionel Messi de Gouden Bal gewonnen? Citeren → vraagteken binnen de aanhalingstekens: De inspecteur vroeg: “Waar was u tijdens de nacht van vrijdag op zaterdag?”
Het uitroepteken alleen na een uitroep. Wat een schitterende finale! zo weinig mogelijk gebruiken (vb. niet roepen in een argumentatie) Dat klopt helemaal niet! Dat is toch niet te geloven!
De komma pauzes aangeven leesproblemen voorkomen spatie altijd na de komma
De Komma (2) Je gebruikt een komma: Bij een opsomming: Je kon er zeilen, surfen, waterskiën en diepzeeduiken. We zoeken een jonge, dynamische collega. Opgelet: Ik gebruik alleen gezonde plantaardige olie. (als je de adjectieven niet van plaats kunt verwisselen: geen komma) Tussen twee vervoegde werkwoorden: De vraag die ik stelde, bleef onbeantwoord.
De Komma (3) voor en na een bijstelling: Gent, de hoofdstad van Oost-Vlaanderen, is een van de mooiste middeleeuwse steden van Europa. voor en/of na een aanspreking: “Sanne, heb je het naar je zin hier?” “Lukt dat deze week nog, papa?” “Luister, man, zo werkt dat niet.”
De KoMMA (4) voor en na uitbreidende bijzinnen: 1. De journalisten, die naar het oorlogsgebied willen vertrekken, moeten zich bij de ambassade melden. (= alle journalisten) = uitbreidende bijzin 2. De journalisten die naar het oorlogsgebied willen vertrekken, moeten zich (= alleen diegenen die naar het oorlogsgebied willen) = beperkende bijzin
De KOMMA (5) Nog een voorbeeld: De kinderen, die graag naar buiten wilden, werden erg onrustig. (= alle kinderen) = uitbreidende bijzin De kinderen die graag naar buiten wilden, werden erg onrustig. (= alleen de kinderen die naar buiten wilden) = beperkende bijzin
DE KOMMA (6) Voor de nevenschikkende voegwoorden maar en want: Hij wou een digitale camera kopen, maar vroeg zich af wat het beste merk was. Voor onderschikkende voegwoorden als aangezien, wanneer, doordat, omdat, voordat, als, … Voor de Verenigde Staten heb je een visum nodig, tenzij je een nieuw paspoort hebt. Ze vertelde het aan iedereen, omdat ze niet alleen over het geheim wilde waken.
De puntkomma tussen zinnen die grammaticaal zelfstandig zijn: We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig. Je moet zo’n kuur helemaal afmaken; doe je dat niet, dan kunnen de klachten terugkomen. Gebruik dus geen komma om zelfstandige zinnen te scheiden. Je zou ook een punt kunnen gebruiken.
De dubbelepunt Voor een verklaring, toelichting, verduidelijking: We kunnen twee dingen doen: naar huis gaan of nog even wachten. Ann komt wat later: ze staat in de file. Voor een opsomming: Stuur ons een mailtje met deze gegevens: naam, adres, telefoonnumer. Voor een letterlijk citaat: De Paus zei letterlijk: “Waarom is de Pausmobiel alleen in het wit verkrijgbaar?”
Het aanhalingsteken Directe rede Citaten beginnen en eindigen ermee. “Grietje,” riep de heks, “waar is je broertje?” (eerste komma hoort bij citaat) “Een aantal Afrikaanse rituelen”, zei de antropoloog, “zijn voor velen onder ons nog altijd een mysterie.” (eerste komma hoort niet bij citaat)
Enkele aanhalingstekens worden vaak gebruikt om ironie uit te drukken: Nou, dat was een ‘boeiende’ presentatie.