Paragraaf 3: kerk en school Staatsinrichting Paragraaf 3: kerk en school
De protestanten: Veel aanhang onder boeren en arbeiders Leider is Abraham Kuyper. Richt in 1878 de eerste politieke partij op: ARP: Anti-Revolutionaire Partij. Wil kiesrecht voor het hoofd van het gezin. Veel aanhang onder boeren en arbeiders
De katholieken: Na 1848: mochten de katholieken een eigen bestuur in NL hebben. Tot die tijd mochten de protestanten iets meer dan de katholieken. Protestantisme werd eigenlijk gezien als de officiële godsdienst van NL. De priester Schaepman is de leider van de katholieken. Zo ontstaat in 1926 de Rooms Katholieke Staatspartij. (RKSP) Vooral veel aanhang in Brabant en Limburg
De schoolstrijd: In de 19e eeuw horen bijna alle mensen bij een kerk. Zij willen dat er ook op school over godsdienst wordt gepraat, en gaan dus hun eigen school oprichten: Bijzondere scholen. (protestantse en katholieke scholen) De staat betaalt alleen het openbaar onderwijs. Andere scholen zijn overbodig. Er zijn genoeg openbare scholen.
Uiteindelijk kunnen de protestanten en katholieken hun scholen niet meer betalen. (teveel wetten en eisen) De staat weigert te betalen voor hun scholen. Totdat de staat algemeen kiesrecht wil gaan invoeren. Dit willen de katholieken en protestanten juist niet. De katholieken en protestanten stellen een ruil voor: De protestanten stemmen vóór algemeen kiesrecht, zodat die wet ingevoerd kan worden. De staat betaalt voortaan ook voor bijzondere scholen. De staat gaat akkoord.