Hoeveelheidsaanpassing II Klik om verder te gaan
Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit ga je met de pijltjestoets (of ). Werk alle sheets en voorbeelden rustig door. Als je iets niet meteen snapt kun je terug gaan naar een vorige uitleg met de pijltjestoets (of ). Klik om verder te gaan.
Hoeveelheidsaanpassing II Deze presentatie is het vervolg op: ‘Hoeveelheidsaanpassing I’. Bekijk die dus eerst. In deze presentatie gaan we aan de hand van één opgave alle mogelijke vragen theorie- en rekenvragen die te stellen zijn bekijken en uitwerken.
GEGEVEN(S) Gegeven is deze grafiek, die de opbrengsten en uitgaven van een denkbeeldig bedrijf weergeeft. Prijzen (= p) zijn in Euro’s en hoeveelheden (= q) zijn in stuks per dag. De productiecapaciteit is 90 stuks per dag. Deze grafiek gaan we telkens gebruiken.
Vraag 1 Van welke marktvorm(en) is hier mogelijk sprake? Motiveer je antwoord.
Vraag 1 Van welke marktvorm(en) is hier mogelijk sprake? Motiveer je antwoord. Antwoord Hoeveelheidsaanpassing: volkomen concurrentie of volledige mededinging Je ziet dat aan het verloop van de MO en de GO. Deze hebben een horizontaal verloop en MO = GO. Het tegenovergestelde van hoeveelheidsaanpassing is prijszetting. De MO en de GO en hebben dan een schuin verloop en MO ≠ GO GO = p (dat is ALTIJD)
Vraag 2 Wat moet een producent die op een markt van hoeveelheidsaanpassing opereert, beslissen? Wat is bij prijszetting anders?
Vraag 2 Wat moet een producent die op een markt van hoeveelheidsaanpassing opereert, beslissen? Wat is bij prijszetting anders? Antwoord Bij hoeveelheidsaanpassing is de prijs gegeven (door de markt opgelegd: de producent heeft geen invloed daarop). De producent bij hoeveelheidsaanpassing bepaalt alleen de hoeveelheid (= q) die hij produceert. Bij prijszetting moet de producent beslissen hoeveel hij produceert (= q) EN tegen welke prijs (= p).
Vraag 3 Welke lijn wordt ook wel de prijsafzetlijn genoemd. Verklaar je antwoord.
Vraag 3 Welke lijn wordt ook wel de prijsafzetlijn genoemd. Verklaar je antwoord. Antwoord De GO-lijn. GO = prijs. Op de GO-lijn lees je af hoeveel het bedrijf produceert en afzet bij verschillende prijzen. Alleen in deze marktvorm (hoeveelheidsaanpassing) is de MO = GO. GO = p (altijd zo !!)
Vraag 4 In de bedrijfseconomie hanteren ze het begrip ‘kostprijs’. Welke lijn vertegenwoordigd de kostprijs?
Vraag 4 In de bedrijfseconomie hanteren ze het begrip ‘kostprijs’. Welke lijn vertegenwoordigd de kostprijs? Antwoord De GTK-lijn. GTK = kostprijs
Vraag 5 In de grafiek staat ook de GVK-lijn. Wat is het verschil tussen de GTK en de GVK-lijn?
Vraag 5 In de grafiek staat ook de GVK-lijn. Wat is het verschil tussen de GTK en de GVK-lijn? Antwoord GTK = GVK + GCK Het verschil tussen de gemiddelde totale kosten (= GTK) en de gemiddelde variabele kosten ( = GVK) zijn de gemiddelde constante kosten (= GCK) GTK – GVK = GCK
Vraag 6 Gegeven was dat de productiecapaciteit 90 stuks per dag is. Wat betekent dit?
Vraag 6 Gegeven was dat de productiecapaciteit 90 stuks per dag is. Wat betekent dit? Antwoord De productiecapaciteit is de maximaal mogelijke productie. Dit bedrijf kan dus per dag maximaal 90 producten maken.
Vraag 7 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Welke prijs (= p) zal dit bedrijf dan vragen?
Vraag 7 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Welke prijs (= p) zal dit bedrijf dan vragen? Antwoord Dit is een rare vraag !!!!! De prijs is bij de markt van volkomen concurrentie (of hoeveelheidsaanpassing) voor de individuele producent een gegeven. DE MARKT BEPAALT DE PRIJS. Hier dus € 5
Vraag 8 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat zijn dan de gemiddelde totale kosten (= GTK)? Bij M&O noemen ze dit de kostprijs.
Vraag 8 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat zijn dan de gemiddelde totale kosten (= GTK)? Bij M&O noemen ze dit de kostprijs. Antwoord De kostprijs lees je op de GTK-lijn af. Bij een hoeveelheid van 80 stuks vind je een kostprijs van: € 5,50.
Vraag 9 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat is dan de gemiddelde winst (= GW)? Bij M&O noemen ze dit de winst per eenheid product.
Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Vraag 9 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat is dan de gemiddelde winst (= GW)? Bij M&O noemen ze dit de winst per eenheid product. Antwoord GW = GO – GTK GW = 5 – 5,50 = - € 0,50 Per product wordt bij een productie van 80 stuk een verlies gemaakt van € 0,50. GW
Vraag 10 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat is dan de totale winst (TW)?
Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Vraag 10 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat is dan de totale winst (TW)? Antwoord GW = GO – GTK GW = 5 – 5,50 = - € 0,50 Per product wordt bij een productie van 80 stuk een verlies gemaakt van € 0,50. De totale winst is dan: TW = GW x q TW = - € 0,50 x 80 stuks = - € 40 Verlies € 40 TW
Vraag 11 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 40 stuks. Wat zijn dan de gemiddelde kosten (= GTK)? Bij M&O noemen ze dit de kostprijs.
Vraag 11 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 40 stuks. Wat zijn dan de gemiddelde kosten (= GTK)? Bij M&O noemen ze dit de kostprijs. Antwoord De kostprijs lees je op de GTK-lijn af. Bij een hoeveelheid van 40 stuks vind je een kostprijs van: € 5.
Vraag 12 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat zijn dan de gemiddelde constante kosten (= GCK)?
Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Vraag 12 Stel dat dit bedrijf een dagproductie heeft van 80 stuks. Wat zijn dan de gemiddelde constante kosten (= GCK)? Antwoord GTK = GVK + GCK GCK = GTK – GVK Bij een productie van 80 stuks is: GTK = € 5,50 en GVK = € 4,50 GCK = € 5,50 – € 4,50 = € 1 GCK
Vraag 13 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Welk aantal moet het bedrijf dan produceren?
Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Vraag 13 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Welk aantal moet het bedrijf dan produceren? Antwoord TW max bij: MO = MK q* = 60 stuks q* = 60
Vraag 14 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Welk prijs moet het bedrijf dan vragen?
Vraag 14 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Welk prijs moet het bedrijf dan vragen? Antwoord Dit is wederom een rare vraag !!! De prijs is bij de markt van volkomen concurrentie (of hoeveelheidsaanpassing) voor de individuele producent een gegeven. DE MARKT BEPAALT DE PRIJS. Hier dus: p = € 5 DE PRODUCENT MOET WEL DE HOEVEELHEID BEPALEN. Hier dus: q* = 60 stuks/dag
Vraag 15 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Hoe hoog is die (maximale) winst dan?
Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Vraag 15 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale winst (TW max). Hoe hoog is die (maximale) winst dan? Antwoord TW max bij: MO = MK q* = 60 stuks p = € 5 Bij q = 60 lezen we op de GTK-lijn de kostprijs af: GTK = € 4,10 De totale winst (= TW) is dan: TO = € 5 x 60 = € 300 TK = € 4,10 x 60 = € 240 – TW = € 1 x 60 = € 60 TW
Vraag 16 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale omzet. Welk aantal (= q’) moet het bedrijf dan maken?
Vraag 16 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale omzet. Welk aantal (= q’) moet het bedrijf dan maken? Antwoord TO max bij hoeveelheidsaanpassing: q’ = Productiecapaciteit De producent moet zoveel mogelijk maken. Hier dus: 90 stuks/dag
Vraag 17 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale omzet. Welke prijs (= p) moet het bedrijf dan vragen?
Vraag 17 Stel dat dit bedrijf streeft naar maximale omzet. Welke prijs (= p) moet het bedrijf dan vragen? Antwoord PFFFFF !!!!!!! Deze vraag wordt vervelend! DE MARKT BEPAALT DE PRIJS. Hier dus € 5
Vraag 18 Bij welke productieomvang produceert het bedrijf kostendekkend (= break even)?
Bij die producties is de TW = 0 Vraag 18 Bij welke productieomvang produceert het bedrijf kostendekkend (= break even)? Antwoord BEP bij: GO = GTK Zoek de snijpunten van GO met GTK. Lees dan op de q-as de break even punten af: BEP 1 = 40 stuks BEP 2 = 75 stuks Bij die producties is de TW = 0 Tussen de BEP’s maakt het bedrijf winst. Daarbuiten verlies. < 40: verlies 40 – 75: winst > 75: verlies BEP 1 BEP 2
Hoeveelheidsaanpassing II EINDE