Kassabon controleren en tellen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H20:Voorraadwaardering
Advertisements

Weetjesquiz over geld Grote Rekendag Dag 2009.
Oefentoets Duits Voorzetsels Leerjaar 2 START Door M. Wittwer.
Ondernemingsplan van <Naam van jullie bedrijf>
Uitleg toets [Info]  In deze presentatie wordt kort uitgelegd wat je met de toets [Info] in WinPOS kunt doen.  Door op de linker muisknop te klikken,
7.1: Van de wieg tot het graf
Derving Niveau 2 Kerntaak 3 Blz. 67.
Procenten. Schattend rekenen 19% van % van % van % van % van 839.
Naam: Mijn sport : Klik op “Naam”. Vul je naam in. Doe hetzelfde met “sport” Hier kun je een foto / tekening Invoegen.
Welk geld zie je hier? Klik op de goede antwoorden!
Oefenvragen Hst. 3 paragraaf 1 t/m 3.
Toepassingen 5L week 1: ‘Een nieuwe start’
Mijn hobby: waterscooter
Hoe teken je een klimaatgrafiek?
inkoopprijs – verkoopprijs winst – verlies
Mijn sport: Majorette ‘ D.S.V Actief’ te Deventer
Mijn hobby gaat over:vrachtwagen tuning
Naam: Mijn hobby : Klik op “Naam”. Vul je naam in. Doe hetzelfde met “hobby” Hier kun je een foto / tekening Invoegen.
Verhoudingstabel Er is een voorraad laxeermiddel. Die oplossing bevat 15% natriumsulfaat. Dit betekent: 15 gram per 100 mL oplossing. Kinderen krijgen.
Weetjesquiz over geld Grote Rekendag Dag In welk jaar is de euro ingevoerd? Vraag 1.
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Kassabon aanmaken In deze presentatie wordt uitgelegd hoe je een kassabon moet aanmaken met WinPOS. Door op de linker muisknop te klikken, ‘blader’ je.
Naam: Mijn hobby: Klik op “Naam”. Vul je naam in .

Familie Tupker Oefenen rekenen E5.
Gooien met 1 en 2 dobbelstenen
1.
Samenvatting Havo 5.
Verkopen en kassa H5 Betalen en administratie Ondernemer detailhandel.
Vraag 1: 5x6x9= Vraag 2: De meester koopt 5 schriften. 1 schrift kost 1,20 euro. Hoeveel moet de meester betalen? 6,00 euro 5,80 euro 6,20.
Gemaakt voor alle leerlingen voor de basisklassen van het 3 e leerjaar.
Wat kost dat?. Alles heeft zijn prijs... Wat kost dat? Heb jij een bijbaantje?
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
@ allesvoorengels.nl. 1. Pak een lijntjesblaadje van mijn bureau 2. Zet de tafels uit elkaar 3. Leg dit op je tafel: - 2 zwarte / blauwe pennen - Leesboek.
Toepassingen 5L week 10: ‘Koopjes’ KORTING 100,00 euro afslag een vermindering van 10 % 1/10 korting Betaal 15,00 euro minder! het tweede artikel aan de.
Pag 65 t/m 77. Boxenstelsel WET IB 2001 Box 1: wat valt hieronder: Salaris Ondernemerswinst uit eenmanszaak, VOF, CV, MTS Eigenwoningforfait (0,6% van.
1. EVEN VOORSTELLEN… LEERDOELEN Je weet wat een bank is en doet. Je kent de (financiële) gevolgen van rood staan, kopen op afbetaling en een lening afsluiten.
1 Mijn Geldzaken. EVEN VOORSTELLEN… Weet jij hoeveel geld je op dit moment hebt op je rekening?
Mobile Fun Hoi, ik ben Mobie en ik ga samen met Ronnie jullie deze PowerPoint presentatie presenteren. Op de volgende dia staat wat deze opdracht inhoud.
Inhoud Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen.
Naam: 1 Vul je naam in Druk op de startknop om te beginnen Beantwoord de vragen door de juiste digitale tijd te kiezen Kijk aan het eind hoeveel je goed.
Zorg Zwaarte Pakketten Voorlichting aan cliënten die bij het GORS wonen.
Periode 4 Kassawerkzaamheden Kerntaak: kassatransacties afhandelen en/of deze leiden Hoofdstuk: Gebruiksklaarmaken van het afrekenpunt/ -systeem Par: 1.1.
Les 1. Wat voor les krijgen we nu? Tijdens de lessen over hoofdstuk 9, 10 en 11 krijg je op een andere manier les. Het doel is om je zelfstandigheid te.
Toets Introductie Made by: Jasper Luuk en lan. Opdracht 1 hoofdrekenen 1= 5 = 9 = 13 = 2= 6= 10 = 14 = 3= 7 = 11 = 15= 4 = 8 = 12 =
Constante kosten / variabele kosten. Ondernemer zijn Waarom ben je ondernemer? Om geld te kunnen verdienen. Voordat je kunt beginnen: Ga je:
Thema Winkelen Kleuterplein. De euro, het geld, de munt Kassa en kassajuffrouw De portemonnee De prijs, kosten, duur, goedkoop Boodschappenlijstje Winkelmand,
Manon koopt een paar laarsjes van €93,45. Zij betaalt met een biljet van 100 euro. Hoeveel geld krijgt zij terug?
Rekenen!!! cito.
H3 Financiering van een bedrijf
Renault Merchandise Webshop – Gebruiksaanwijzing
IDDINK BOEKENSERVICE.
Natuurlijk leert de Koninklijke EHBO je helpen
Berekeningen in de ruimte
Kerstspel Spelregels Start.
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Vreemde valuta Economie : Buitenland.
Hoofdstuk 15 geld. Hoofdstuk 15 geld Paragraaf 15.1 Euro’s.
ONDERWERP 4 ENERGIEVERBRUIK
Rekenen met kommagetallen
10.2 Hoe ontstaan conflicten?
Thema 8 Blok 3 Aantekening van: Wie betaalt dat allemaal (blz. 43)
waar / niet waar HET IS BELANGRIJK OM VEEL GELD TE VERDIENEN
ik zie….ik zie…..wat jij niet ziet
Kerstrekenen Groep 7.
Hoofdstuk 4 Kommagetallen basis. Hoofdstuk 4 Kommagetallen basis.
Verder rekenen met kommagetallen
Basis 8 geld. Basis 8 geld Paragraaf B8.1 Euro’s.
Transcript van de presentatie:

Kassabon controleren en tellen Opdracht 1 Voor een doe -het- zelfklus zijn een aantal artikelen gekocht. Bekijk de kassabon hieronder en beantwoord daarna de vragen.

a. Hoeveel artikelen zijn er totaal gekocht in de winkel? ……………………………………………………. b. Hoeveel zakken ophoogzand zijn er gekocht? …………………………………………............... c. Hoe duur is één zak ophoogzand? …………………………………………………… d. Hoe is er betaald? ........................................................................

Opdracht 2 Het is altijd handig om de kassabon te controleren. Je kijkt of alle artikelen die je betaald hebt in de winkelwagen liggen. Bekijk de foto hieronder en de kassabon op de eerste dia. Beantwoord daarna de vragen van in de volgende dia.

Welke 2 artikelen ontbreken in winkelwagen en zijn wel betaald? ………………………………………………

In Nederland worden de munten van 1 eurocent en 2 eurocenten niet gebruikt. De prijs die op de kassabon staat, wordt dan afgerond. In dit geval op 0 cent. Opdracht 3 De prijs van de doe - het - zelfartikelen is € 22,62. Als je contant betaalt, dan wordt de prijs € 22,60. Je betaal met € 30. a. Hoeveel wisselgeld krijg je terug? …………………………………………………….. b. Schrijf de aantallen in je schrift.

Schrijf in je schrift hoeveel geld hier ligt? Opdracht 4 Schrijf in je schrift hoeveel geld hier ligt?

Opdracht 5 Kleingeld inwisselen voor 1 munt of 1 biljet. Schrijf de antwoorden in je schrift.