De vangnetpopulatie in de Ziektewet: kenmerken en risicofactoren voor langdurig verzuim Het onderzoek
inhoud de vangnetpopulatie in de ziektewet, het zijn vooral de werklozen die zich ziekmelden, ze hebben een groter afstand tot de arbeidsmarkt en dit kan een poging zijn om de uitkeringsduur te verlengen Er zijn ook wetenschappelijke bewijzen dat werklozen minder gezond zijn dan werkende zowel op psychisch af fysisch gebied. Een personen met een hoge leeftijd en lage scholing blijven langer werkloos. In deze power point willen we inzicht krijgen in de kenmerken van de “vangnetters”.
De onderzoeksvragen Zijn er verschillen tussen de belangrijkste drie vangnetcategorieën in demografische, sociaal-economische, medische en organisatorische factoren? Wat is het relatieve belang van deze factoren als determinanten c.q. voorspellende variabelen van de verzuimduur en bereiken van de einde wachttijd WIA?
populatie de vangnetpopulatie in het UWV-kantoor Amsterdam waarbij het verzuim ten minste 8 weken had geduurd.
resultaten Kenmerken van de vangnet populatie In totaal voldeden 678 gevallen aan de inclusiecriteria van het onderzoek. In 141 (20%) van deze gevallen was geen dossier beschikbaar. Dit betrof vooral gevallen waarbij het verzuim weliswaar meer dan 8 weken had geduurd maar waarvan toch geen dossier was aangelegd omdat het ziektegeval was beëindigd nog vóór het eerste contact met het UWV-frontoffice of na een eerste contact met de re-integratiebegeleider. Van deze gevallen was uiteraard geen medische informatie beschikbaar maar wel de persoonskenmerken en vaak andere uitkeringsgegevens. In 15 gevallen (2%) was wel een dossier aangemaakt, maar kon het dossier niet worden verkregen voor het onderzoek omdat het nog actief in gebruik was bijvoorbeeld in het kader van een WIA-beoordeling of - bezwaarprocedure. De studiepopulatie bestond voor 49% uit zieke werklozen, 20% uit uitzendkrachten en 31% uit einde-dienstverbanders. De gemiddelde duur van de ziektegevallen was veel langer voor eindedienstverbanders (63,1 weken, standaarddeviatie (SD) 33,8) en werklozen (43,9 weken, SD 31,2) dan voor uitzendkrachten (34,2 weken, SD 27,0). Uitzendkrachten waren in vergelijking met de andere twee groepen gemiddeld jonger en vaker man en alleenstaand (tabel 1). Opvallend was het hoge aantal zieke werklozen met een WAO/WIAvoorgeschiedenis (46%).
resultaten Risicofactoren voor langdurig verzuim Cliënten met psychische problematiek hadden een grotere kans op verzuim langer dan een jaar en allochtonen hadden een iets lager risico op twee jaar verzuim maar verder waren er geen duidelijke associaties tussen verzuimduur en demografische en medische factoren. Opvallend was dat de cliënten waarbij een re-integratietraject was ingezet een grote kans hadden op langdurig verzuim. Ook na correctie voor verschillen in categorie vangnetter, leeftijd en psychische problematiek bleef deze associatie sterk. Kennelijk worden reintegratietrajecten vaak pas laat ingezet.
discussie Wij konden de grote verschillen in verzuimduur tussen de drie vangnetgroepen niet verklaren door verschillen in demografische, sociaal-economische en medische factoren.
Beperkingen van het onderzoek Alle vangnetgevallen in de ZW in de regio Amsterdam worden na overdracht van de backoffice op één UWV- kantoor behandeld. Het is daarom onwaarschijnlijk dat selectiebias een rol heeft gespeeld in ons onderzoek. Ook is geen sprake van informatiebias want in het verzamelen en vastleggen van informatie in het dossier wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende vangnetcategorieën. Wij menen de belangrijkste potentiële verstorende variabelen te hebben opgenomen in het onderzoek zodat in de analyse voor het effect van deze variabelen kon worden gecorrigeerd. De samenstelling van de Amsterdamse bevolking en daardoor ook van de populatie vangnetters met relatief veel allochtonen, laagopgeleiden en sociale problematiek is niet representatief voor de rest van Nederland.
aanbevelingen Wij suggereren dat winst te behalen valt door snellere en intensievere begeleiding met minder overdrachtsmomenten binnen dezelfde en tussen verschillende afdelingen van de uitvoeringsorganisaties. Verder stellen wij een gedifferentieerde aanpak voor