Sociolinguïstiek Bijeenkomst 7
Programma Presentaties Vervolg Tweetaligheid Het einde van de standaardtaal h. 1 t/m 4 Het einde van de standaardtaal h. 5 t/m 8 Bespreking vragen h. 19 en h. 20 Hoofdstuk 6 Het einde van de standaardtaal Lesontwerpen vmbo-onderbouw
Het einde van de standaardtaal Hoofdstuk 6 Hoorbare taal De schrijftaal was in de loop van de 17e en 18e eeuw steeds formeler geworden. Hoe meer regels en voorschriften, hoe minder spontaan er geschreven werd. Naarmate het keurslijf strakker werd, nam ook de kritiek toe. ‘Die eenvormige boekentaal , in de stijve banden van willekeurige regelen geprangd, met zijn platte, koude eenvormigheid’. (p. 210 voorbeeldzin)
Schrijftaal en spreektaal De schrijftaal kan leren van de spreektaal (De Vries). Het is niet wenselijk dat die twee zo veel verschillen. Pas in 1855 klinkt er een nieuw geluid als Taco Roorda stelt dat de spreektaal primair moet zijn. Hij pleit ervoor om alles wat in de gesproken taal niet voorkomt, voor taal ook niet te schrijven.
Primaat van de gesproken taal Het was er ineens overal in Europa. Deze nieuwe waarheid had wel grote gevolgen. Allerlei oude ideeën gingen overboord in de taalwetenschap en het taalonderwijs. Als de schrijftaal niet langer het voorbeeld is voor het spreken, maar het spreken staat model voor het schrijven, dan heeft dat consequenties voor de spelling. Spelling volgt de uitspraak.
Neo-grammatici Het primaat van de gesproken taal, omdat het om natuurwetten gaat.. Hoe spontaner, hoe ongekunstelder de taal is, hoe beter die natuurwetten te zien zijn. Dat is hun idee. Inzicht in taal en taalverandering verwerven door studie van eigentijdse talen van de gesproken taal. Grote belangstelling nu voor taalverwerving van kinderen.
Geen sturing van de mens Neo grammatici Dialecten (ongecultiveerde talen) geschikt voor de nieuwe soort van taalwetenschap, gericht op natuurwetten. Experimentele fonetiek Bestudering van spraakklanken maakte een heel precies fonetisch schrift noodzakelijk. Spellingveranderingen n.a.v. het tekortschieten spelling t.o.v. de fonetiek.
Taalonderwijs 1592 – 1670 Comenius legde nadruk op het belang van spreken bij het leren van andere talen. De tendens ging toen de andere kant op. Spreken raakte op de achtergrond. Het taalonderwijs richtte zich exclusief op lezen en schrijven. In de praktijk: de grammatica-vertaalmethode (geïnspireerd op het onderwijs in het Latijn): woordjes leren en grammaticaregels, literatuur lezen.
Natuurmethode of directe methode Kollewijn: afwijzing van de grammatica-vertaalmethode; nadruk op gesproken taal. Nieuwe taaldidactiek voor het taalonderwijs waarbij de fonetiek ook een onderdeel was geworden, viel in de praktijk toch tegen. Veel leraren hielden vast aan de grammatica-vertaalmethode.
Twintigste eeuw Rond 1970 werden de ideeën van einde negentiende eeuw weer uit de kast gehaald. Van der Horst ziet geen verklaring voor deze vertraagde doorwerking. Tijdens de oorlog werd wel gebruik gemaakt van ‘natuurlijke methodes’ in de VS om soldaten spoedcursussen te geven in de taal van het land waarheen zij moesten.
Jaren zeventig Grammatica, vertalen (praktische teksten) en het lezen van grote literatuur aangevuld met spreek- en luisteroefeningen. Bij het moedertaalonderwijs wordt het ontleden sterk teruggedrongen en soms zelfs afgeschaft. Aandacht en tijd voor geschreven taal is afgenomen ten gunste van aandacht en tijd voor gesproken taal.
Aandachtverschuivingen in het onderwijs door de uitdoving van de renaissancevisie op taal Gesproken taal is belangrijker geworden dan geschreven taal. Grammatica, vertalen , lezen en spelling maken plaats voor luisteroefeningen, mondelinge presentaties en discussietechnieken enz. Latijn als ‘dode taal’ geen overlevingskansen meer. De meeste onderwijsprogramma’s streven naar evenwicht van spreken, luisteren, schrijven en lezen.
Uitspraaknorm ABN, Bühnenaussprache Eerst alleen in de bovenlaag van de samenleving; later in bredere lagen van de bevolking. Hybride verschijnsel: enerzijds normatieve instelling ( standaardisering en homogeniteit) renaissancevisie; anderzijds de wending naar de gesproken taal een breuk met de renaissancevisie.
Spellinghervorming Vanaf 1870 in heel Europa eis: spelling moet de klanken goed weergeven. Kollewijn: vereenvoudiging van de spelling. Schrappen van niet uitgesproken klanken (mensch, koolen, zoo). 1947 officiële spellingverandering ingevoerd. 1996 Nederlandse Taalunie ‘Het Groene Boekje’. Bescheiden veranderingen zorgden voor stormen van protest. In 2005 opnieuw spellingherziening. Veel protest!
De schrijftaal van zijn troon gestoten vanaf 1860 Complexe zinnen met vele bijzinnen (Hooft en Potgieter) typisch stijlkenmerk van de renaissance. Vanaf 1860 worden zinnen korter, minder bijzinnen en minder passieve constructies, samentrekkingen, en onderschikkende voegwoorden. Woordkeus verandert: woorden die in het spreken niet voorkomen, worden voortaan bij het schrijven meer gemeden.
Divergentie tegenover eenvormigheid Voor 1860: eenvormige schrijftaal gelijk voor alle toepassingen. Na 1860: de geschreven taal divergeert, waaiert uiteen in allerlei soorten, afhankelijk van doel en omstandigheden. Vele soorten schrijftaal, elk met zijn eigen functie en bruikbaarheid (gedicht, dagboek, brief, krant).
Afkortingen Afkortingen zijn in geschreven taal van alle tijden, maar niet alle tijden even frequent. In het middeleeuwse handgeschreven boek zijn ze talrijk. Vanaf 1450 worden afkortingen schaarser. Voluit schrijven wordt meer en meer de regel.
Geschreven taal Vanaf 1870 de schrijfmachine. 1980 periode van overgang van de schrijfmachine en het handmatig schrijven naar de tekstverwerker. Tijdens de periode van de schrijfmachine bleven mensen hun persoonlijke brieven, maar ook sollicitatiebrieven met de hand schrijven.
Andere manier van schrijven De onttroning van de schrijftaal gaat gepaard met een andere manier van schrijven vooral door de opkomst van de tekstverwerker. Het proces is anders en daarmee ook het resultaat. De exacte verschillen geeft Van der Host niet aan.
Spreektaalgrammatica Leonard Bloomfield (1887-1949): Het overgrote deel van de taalwetenschap is schrijftaalwetenschap. Dat geldt ook voor het onderwijs. De taalwetenschap komt langzaam tot het inzicht dat de gesproken taal een eigen grammatica heeft. Soms parallel met de geschreven taal, soms helemaal anders (zie p. 247 en 248).
Andere manier van lezen Het boek heeft eind twintigste eeuw concurrentie gekregen door het internet. Leesstromen verplaatsen zich. Veel wordt er vanaf het scherm gelezen. De schermlezer ontwikkelt een andere manier van lezen: cursorisch lezen.