STOF PW hst. 3 Fictie vertelstandpunten thema (3 manieren van verwoorden) spanning + cliffhanger verhaalruimte Spelling VD & OD als bijv. nw hoofdletters werkwoordspelling
STOF PW hst. 3 Schrijven (formuleren, blz. 112) incongruentie herkennen verbeteren Woorden moeilijke woorden stijlfiguren hyperbool eufemisme understatement litotes
STOF PW hst. 3 Leertips Fictie: zorg dat je eerst de definities van de verschillende kernbegrippen kent. zoek daarna een “fictief” verhaal en lees dit. Ga vervolgens na: wat het vertelstandpunt gebruikt is waarom je dit denkt en waaraan je dit ziet welk thema centraal staat en hoe je dit op drie manieren kunt verwoorden op wat voor manier de schrijver probeert spanning op te bouwen waar het verhaal zich afspeelt en wat voor gevolgen dit heeft op de personages en de gebeurtenissen
STOF PW hst. 3 Leertips Spelling: zorg dat je de theorie goed kent VD en OD als bijv. nw: schrijf tien werkwoorden op schrijf van ieder werkwoord het VD en het OD op maak bij ieder werkwoord twee zinnen, waarbij je eerst het VD als BNW en vervolgens het OD als BNW gebruikt hoofdletters maak de opdrachten die bij hoofdletters horen nogmaals
STOF PW hst. 3 Leertips Formuleren: zorg dat je de theorie goed kent Maak zes zinnen waarbij een incongruentiefout op de loer ligt drie zinnen waarbij het moeilijk is om te bepalen of het onderwerp ev of mv is drie zinnen waarbij het lastig is om het MVW en het OND uit elkaar te houden Woorden: zorg dat je de betekenis van de woorden weet & leer de definities van de stijlfiguren Bij moeilijke woorden maak zelf met ieder woord een zin Bij stijlfiguren maak de bijbehorende opdrachten nogmaals + bedenkt zelf bij ieder stijlfiguur 3 voorbeelden.