Cijfers Zorg en Gezondheid Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Cijfers Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren Geboorte en sterfte Door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In samenwerking met het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, afdeling Informatie en Ondersteuning, Team Gegevensverwerking en Resultaatopvolging. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Belangrijkste bevindingen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Belangrijkste bevindingen Geboortecijfers Foeto-infantiele sterftecijfers Sterftecijfers Doorlopende evaluatie gezondheidsdoelstellingen Inhoudstafel persconferentie www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Belangrijkste bevindingen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Belangrijkste bevindingen Geboortecijfers Foeto-infantiele sterftecijfers Sterftecijfers Doorlopende evaluatie gezondheidsdoelstellingen Dalende trend omgebogen? Een tweetal jaren geleden verwachtten we nog een steeds dalend geboortecijfer, maar de trend lijkt nu omgebogen. In hoeverre deze trend blijvend is, is nu onmogelijk te zeggen. De cijfers voor 2005 van het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE) tonen echter opnieuw een stijging. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Evolutie geboortecijfers 2000-2010 Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Evolutie geboortecijfers 2000-2010 Levendgeboren kinderen, Vlaams Gewest 62282 60820 62764 60161 60404 59876 58931 57000 58000 59000 60000 61000 62000 63000 64000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 geobserveerd voorspeld De lijn toont het aantal geboortes voorspeld door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), in zijn publicatie ‘Bevolkingsvooruitzichten, 2000-2050’ Het NIS verwachtte een daling, die voor 2004 voor het eerst onder de 60.000 geboortes zou duiken, maar het tegendeel is waar gebleken. Er is een stijging. In 2004 werden zelfs meer kinderen geboren dan in 2000. Volgens de registratie van het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE) en Kind en Gezin zette deze stijging zich verder door in 2005. Het is evenwel nog te vroeg om te spreken over een blijvende (stijgende) trend. bron: VA Zorg en Gezondheid & NIS bevolkingsvooruitzichten, 2000-2050 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Vruchtbaarheidscijfer naar leeftijd moeder Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Vruchtbaarheidscijfer naar leeftijd moeder 20 40 60 80 100 120 140 160 1998 2004 (1/1000 vrouwen) Leeftijdsspecifiek vruchtbaarheidscijfer Het gemiddeld aantal kinderen geboren per 1.000 vrouwen (van 15 tot 49 jaar oud) was 44,4 in 2004 en 43,8 in 1998. Oudere moeders kregen in 2004 meer kinderen dan in 1998: Per 1.000 vrouwen ouder dan 30 jaar werden er in 2004 gemiddeld 3 kinderen meer geboren dan in 1998. Per 1.000 vrouwen jonger dan 30 jaar werden er in 2004 gemiddeld 2 kinderen minder geboren dan in 1998. 15 20 25 30 35 40 45 Leeftijd moeder bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998 & 2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Aantal kinderen per 1.000 vrouwen naar burgerlijke staat moeder Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Aantal kinderen per 1.000 vrouwen naar burgerlijke staat moeder 18.9 61.2 8.8 17.6 34.5 57.3 8.7 16.2 10 20 30 40 50 60 70 ongehuwd gehuwd weduwstaat gescheiden Burgerlijke staat moeder aantal kinderen per 1000 vrouwen 1998 2004 Gehuwde vrouwen kregen gemiddeld minder kinderen in 2004 dan in 1998. Steeds meer ongehuwde vrouwen krijgen kinderen. Ongehuwd is hier niet gelijk aan alleenstaand: ook samenwonenden vallen hieronder. bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998 & 2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Aantal kinderen per 1.000 vrouwen naar nationaliteit moeder Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Aantal kinderen per 1.000 vrouwen naar nationaliteit moeder 69.1 41.6 100.6 119.1 83.0 41.3 130.2 168.4 20 40 60 80 100 120 140 160 180 Andere België Turkije Marokko Nationaliteit moeder aantal kinderen per 1000 vrouwen 1998 2004 Belgische vrouwen kregen even veel kinderen in 2004 als in 1998. Niet-Belgische vrouwen kregen meer kinderen. De Belgische vrouwen van andere origine, zijn mee opgenomen in de Belgische cijfers, omdat er geen bevolkingscijfers bestaan naar oorspronkelijke nationaliteit. Het zijn dus de niet-Belgische vrouwen die aan de basis liggen van de stijging van het globale cijfer. bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998 & 2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Gemiddelde leeftijd moeder naar hoogst behaalde diploma Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Gemiddelde leeftijd moeder naar hoogst behaalde diploma 25 26 27 28 29 30 31 onbekend, vader niet vermeld lager S.O. beroeps hoger S.O. beroeps lager S.O. algemeen geen diploma lager onderwijs lager S.O. technisch hoger S.O. technisch onbekend, vader vermeld hoger S.O. algemeen hoger korte type hoger lange type, universiteit Hoogst behaalde diploma moeder Gemiddelde leeftijd moeder 2004 2003 Moeders met een universitair diploma of een diploma hoger onderwijs van het korte type zijn gemiddeld ouder dan andere moeders. De gemiddelde leeftijd van moeders met een universitair diploma is 31 jaar. Het gaat hier zowel om het eerste als om volgende kinderen. bron: VA Zorg en Gezondheid, 2003-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Geboortekaart Vlaanderen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Geboortekaart Vlaanderen Indirect gestandaardiseerd geboortecijfer (SBR), 2000-2004, per gemeente Vooral de grote steden hebben nu hoge vruchtbaarheids-cijfers. Een 10-tal jaar geleden vonden we de hoogste vruchtbaarheidscijfers nog in de meer rurale gebieden. Antwerpen, Mechelen, de Brusselse oostrand en de Westhoek vallen op in positieve zin. Ook de streek tussen Gent en Sint-Niklaas heeft relatief veel geboortes. Limburg, vooral Zuid-Limburg, en de Antwerpse Kempen vallen op in negatieve zin. Ook de streken rond Brugge, rond Aalst en rond Aarschot hebben relatief minder geboortes. < 80 80 - 94 95 -105 106 -120 >120 bron: VA Zorg en Gezondheid, 2000-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Belangrijkste bevindingen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Belangrijkste bevindingen Geboortecijfers Foeto-infantiele sterftecijfers Sterftecijfers Doorlopende evaluatie gezondheidsdoelstellingen Invloed sociale kenmerken ouders Het aantal overlijdens bij kinderen jonger dan 1 jaar daalt lichtjes, maar sommige ouders hebben meer kans hun kind te verliezen dan anderen. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Evolutie foeto-infantiele (FI) sterfte Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Evolutie foeto-infantiele (FI) sterfte Infantiele sterfte: jaarlijks gemiddelde daling met bijna 2 per 10.000 levend geboren kinderen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 sterftecijfer per 1.000 geboortes Foeto-infantiele sterfte (FI) Doodgeboortecijfer (DG) Infantiele sterfte (IS) Lineair (Infantiele sterfte (IS)) Enkel de infantiele sterfte daalt significant en continu, nl. met gemiddeld 2 per 10.000 levend geboren kinderen. Belangrijkste doodsoorzaken van doodgeboorte: complicaties van zwangerschap en bevalling en aangeboren afwijkingen (vooral chromosoomafwijkingen, aangeboren afwijkingen van hersenen (o.a. hydrocefalie) en ruggenmerg (o.a. spina bifida), en aangeboren hartafwijkingen) Dezelfde aangeboren afwijkingen zijn ook de belangrijkste doodsoorzaken van infantiele sterfte, maar in een andere volgorde van belangrijkheid (aangeboren hartafwijkingen, aangeboren afwijkingen hersenen en ruggenmerg, chromosoomafwijkingen (vooral trisomie 18, 13 en (minder) 21). bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Kansverhouding infantiele sterfte Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 Kansverhouding infantiele sterfte 25-10-2006 Naar sociaal beroepsstatuut ouders 0.1 1 10 arbeider en helper witte boord zonder beroep + onbekend boord + beroep Infantiel sterfterisico (OR t.o.v. beide ouders witte boord) statuut moeder vader 3 soorten gezinnen hebben meer kans om hun kindje voor de 1e verjaardag te verliezen: Gezinnen waarbij de moeder geen beroep uitoefent (of waar haar beroepsstatuut onbekend is): bijna 2 keer meer Gezinnen waar beide ouders een arbeidersstatuut hebben: bijna 2 keer meer Gezinnen waarbij het beroepsstatuut van de vader onbekend is (vaak omdat de vader niet op het certificaat is vermeld): 3 tot 4 keer meer Deze groepen zijn heterogeen, we moeten voorzichtig zijn met de interpretatie : Tot de groep moeders die geen beroep uitoefenen behoren ook zo goed als alle tienermoeders. Als beide ouders werken als arbeider of helper kunnen we veronderstellen dat die ouders een minder hoge opleiding kregen, minder verdienen,… Tot de groep ‘beroepsstatuut van de vader onbekend’ behoren zeker een deel alleenstaande moeders. bron: VA Zorg en Gezondheid, 2003-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Belangrijkste bevindingen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Belangrijkste bevindingen Geboortecijfers Foeto-infantiele sterftecijfers Sterftecijfers Doorlopende evaluatie gezondheidsdoelstellingen Dalende trend & stabiel patroon De algemene sterftecijfers blijven dalen, al zijn er verschillen voor bepaalde doodsoorzaken. Verder blijven de belangrijkste doodsoorzaken: Hart- en vaatziekten, Longkanker, Borstkanker, en Suïcide. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Evolutie sterfte 1990-2004 Direct voor leeftijd gestandaardiseerde cijfers 10.0 10.5 11.0 11.5 12.0 12.5 13.0 13.5 14.0 14.5 15.0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 aantal overlijdens per 1.000 inw. Mannen 6.5 7.0 7.5 8.0 8.5 9.0 9.5 Vrouwen BG Mannen OG Mannen BG Vrouwen OG Vrouwen De evolutie van de direct gestandaardiseerde sterfte is duidelijk dalend. Voor mannen is dit meer uitgesproken. In 2004 was het sterftecijfer zelfs uitzonderlijk laag. Bij vrouwen was het sterftecijfer in 2003 uitzonderlijk hoog, maar het beantwoordde opnieuw aan de verwachtingen in 2004. Mogelijks meer doden in 2003 door de hittegolf ? Maar … Mannen sterven nog steeds sneller dan vrouwen: voor elke 2 vrouwen die overlijden, overlijden er 3 mannen. De direct gestandaardiseerde sterfte houdt rekening met de evolutie van de leeftijdsverdeling in de bevolking. De schalen voor mannen en vrouwen verschillen ! bron: VA Zorg en Gezondheid, 1990-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Seizoensgebonden sterfte Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Seizoensgebonden sterfte 4000 4500 5000 5500 6000 6500 jan fe m ap jun jul au se okt no de 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Het absolute aantal overlijdens per maand toont dat september meestal de laagste cijfers heeft. September 2003 vormt hierop een uitzondering, mogelijk nog het gevolg van de hitte in augustus 2003. Toch eisen de wintermaanden, door de sterfte aan griep (influenza) en pneumonie, nog steeds veruit de meeste slachtoffers. bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Levensverwachting bij geboorte Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Levensverwachting bij geboorte 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 verwachte leeftijd bij overlijden Vrouwen Mannen Meisjes geboren in 2004 hadden een levensverwachting van 82,4 jaar. Jongens geboren in 2004 hadden een levensverwachting van 77,2 jaar. De levensverwachting blijft stijgen. In 2002 en 2003 was er bij vrouwen een kleine stabilisatie, maar deze is door de relatief grote stijging in 2004 weer ongedaan gemaakt. De levensverwachting stijgt bij mannen sneller dan bij vrouwen. Meisjes geboren in 1998 hadden een levensverwachting van 80,8 jaar. Jongens geboren in 1998 hadden een levensverwachting van 75,1 jaar. bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Levensverwachting op 65 jaar Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Levensverwachting op 65 jaar 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 verwachte leeftijd bij overlijden Vrouwen Mannen Ook de levensverwachting op 65 jaar blijft stijgen. In 2002 en 2003 was er bij vrouwen zelfs een daling, maar dit is door de relatief grote stijging in 2004 weer ongedaan gemaakt. Vrouwen van 65 verwachtten nog 20,6 jaar te leven, mannen van 65 nog 16,9 jaar. Ook de levensverwachting op 65 jaar stijgt bij mannen sneller dan bij vrouwen. In 1998 verwachtten vrouwen van 65 nog 19,1 jaar te leven. In 1998 verwachtten mannen van 65 nog 15,2 jaar te leven. Hier wordt de levensverwachting uitgedrukt als verwachte leeftijd bij overlijden, zodat zij op dezelfde schaal kan worden uitgebeeld als de levensverwachting bij geboorte. bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Sterftekaart Vlaanderen, Mannen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 Sterftekaart Vlaanderen, Mannen 25-10-2006 Indirect gestandaardiseerde sterfte (SMR) per gemeente, 2000-2004 De sterftekaart voor mannen toont een gekend patroon: Hoge sterfte in de arrondissementen Aalst, Dendermonde, en Oostende. Hypothese geformuleerd in ‘Gezondheidsindicatoren 1996’ voor Dendermonde: roken en professionele blootstelling aan asbest(mannen)/passief roken (vrouwen). In het arrondissement Roeselare was er een lage sterfte. Voor elke gemeente wordt het aantal sterfgevallen genoteerd en het aantal verwachte sterfgevallen op basis van de algemene sterfte in heel Vlaanderen berekend. Die 2 cijfers worden vergeleken. Bij deze berekeningsmethode wordt rekening gehouden met de leeftijdsverdeling van de bevolking, zodat de cijfers onderling vergelijkbaar worden. Op onze website vind u ook dergelijke kaartjes voor specifieke aandoeningen. Deze voorstelling moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden. Vaak zijn de cijfers per gemeente niet eens statistisch significant verschillend. De bedoeling van deze kaartjes is geografische trends in beeld te brengen. Eventueel kunnen vaststellingen leiden tot verder onderzoek. bron: VA Zorg en Gezondheid, 2000-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Sterftekaart Vlaanderen, Vrouwen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 Sterftekaart Vlaanderen, Vrouwen 25-10-2006 Indirect gestandaardiseerde sterfte (SMR) per gemeente, 2000-2004 De sterftekaart voor vrouwen vertoont een grilliger patroon. In de arrondissementen Aalst en Dendermonde was er een hoge sterfte Maar ook in een groot aantal steden en gemeenten in Oost-Vlaanderen is de sterfte onder vrouwen significant hoger dan in de rest van Vlaanderen. Evenals in Antwerpen en de fruitstreek. In de arrondissementen Brugge, Oostende en Roeselare sterven minder vrouwen dan verwacht. bron: VA Zorg en Gezondheid, 2000-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Belangrijkste doodsoorzaak per leeftijd Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 Belangrijkste doodsoorzaak per leeftijd 25-10-2006 Mannen Vrouwen <1 jaar Aangeboren afwijkingen (39 / 32%) Aangeboren afwijkingen (41 / 33%) 1-4 jaar Niet-vervoersongevallen (4 / 16%) Niet-vervoersongevallen (5 / 23%) 5-9 jaar Niet-vervoersongevallen (3 / 19%) Vervoersongevallen op land (2 / 22%) 10-14 jaar Vervoersongevallen op land (3 / 16%) Suïcide (3 / 19%) 15-19 jaar Vervoersongevallen op land (41 / 44%) Vervoersongevallen op land (11 / 30%) 20-24 jaar Vervoersongevallen op land (90 / 49%) Vervoersongevallen op land (14 / 30%) + 25-29 jaar Vervoersongevallen op land (59 / 35%) Suïcide (13 / 21%) 30-34 jaar Suïcide (58 / 31%) Suïcide (19 / 24%) 35-39 jaar Suïcide (76 / 33%) Borstkanker (31 / 19%) 40-44 jaar Suïcide (92 / 22%) Borstkanker (47 / 18%) 45-49 jaar Suïcide (75 / 12%) Borstkanker (67 / 19%) 50-54 jaar Longkanker (125 / 13%) Borstkanker (101 / 17%) 55-59 jaar Longkanker (227 / 17%) Borstkanker (116 / 15%) 60-64 jaar Longkanker (333 / 19%) Borstkanker (128 / 15%) 65-69 jaar Longkanker (397 / 16%) Borstkanker (143 / 10%) 70-74 jaar Ischemische hartziekten (579 / 15%) Ischemische hartziekten (264 / 11%) 75-79 jaar Ischemische hartziekten (758 / 15%) Ischemische hartziekten (467 / 12%) 80-84 jaar Ischemische hartziekten (841 / 15%) Ischemische hartziekten (756 / 13%) >85 jaar Ischemische hartziekten (629 / 12%) Hartinsufficiëntie (1360 / 12%) Suïcide (14 / 30%) Op jonge leeftijd zijn nog steeds de uitwendige doodsoorzaken (ongevallen en suïcide) de belangrijkste. Op middelbare leeftijd is het kanker: Borstkanker bij vrouwen tussen 35-69 jaar Longkanker bij mannen tussen 50-69 jaar. Op latere leeftijd zijn ischemische hartziekten de belangrijkste doodsoorzaak. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Jaren verloren voor 75 jaar Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Jaren verloren voor 75 jaar Verloren potentiële jaren (VPJ) berekend op basis van levensverwachting, per 1.000 persoonsjaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Longk. IHZ Suïcide VVO CVA Colorectale k. COPD Borstk. Verloren Potentiële levensjaren Mannen Vrouwen Longkanker, ischemische hartziekten en suïcide zijn bij mannen verantwoordelijk voor het grootste aantal voortijdige overlijdens (voor de leeftijd van 75 jaar). Borstkanker, ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) zijn bij vrouwen verantwoordelijk voor het grootste aantal verloren jaren. Een deel van deze doodsoorzaken zijn bovendien terug te vinden in de lijst van vermijdbare doodsoorzaken. Longkanker is grotendeels vermijdbaar door niet te roken Sterfte door ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen voor de leeftijd van 65 jaar is vermijdbaar door niet te roken, gezondere voeding, meer beweging (primaire preventie), vroegtijdige opsporing van het risico en aangepaste behandeling en onmiddellijke gespecialiseerde interventie bij een infarct (secundaire preventie en optimale gezondheidszorg). Sterfte door borstkanker is gedeeltelijk te vermijden door vroegtijdige opsporing en adequate behandeling (secundaire preventie en optimale gezondheidszorg). k. = kanker IZH = ischemische hartziekten VVO = vervoersongevallen CVA = cerebrovasculaire aandoeningen COPD = chronische obstructieve longaandoeningen bron: VA Zorg en Gezondheid, 2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Belangrijkste bevindingen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Belangrijkste bevindingen Geboortecijfers Foeto-infantiele sterftecijfers Sterftecijfers Doorlopende evaluatie gezondheidsdoelstellingen Herformulering oude doelstellingen nodig Wat aangegeven werd als problematisch door verloren potentiële jaren of in de lijst van vermijdbare doodsoorzaken stond, vertaalde zich in de gezondheidsdoelstellingen Enkele van die doelstellingen zijn bereikt, maar anderen zijn nog onvoldoende duidelijk. Er is er dus nood aan herformulering. De herformulering gebeurt tijdens gezondheidsconferenties (zie borstkankeropsporing (2005) en depressie/suïcide (2002)). De eerstvolgende gezondheidsconferentie gaat over middelengebruik (tabak, alcohol en drugs) en vindt plaats op 23 en 30 november 2006. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Gezondheidsdoelstellingen Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 Gezondheidsdoelstellingen 25-10-2006 Suïcide/depressie Aantal zelfdodingen met 8% gedaald in 2010 t.o.v. 2000 Borstkankeropsporing Participatiegraad naar 75% in 2012 Voeding Significante vermindering consumptie vetrijke voeding t.v.v. vetarme & vezelrijke voeding Vaccinatie Verhoging vaccinatiegraad basisvaccinatie Ongevallensterfte Aantal dodelijke ongevallen moet dalen met 20% Tabak Aantal (jonge) rokers moet dalen met 10% Voor suïcide zijn er nog 3 subdoelstellingen: daling van het aantal suïcidepogingen daling van de mensen met suïcidegedachten daling van het aantal depressies Voor borstkankeropsporing zijn er 3 doelstellingen: dat 75% vrouwen uit de doelgroep deelnemen aan het bevolkingsonderzoek; dat meer kankers tijdig gevonden worden d.w.z. dat bij een eerste screening ten minste 25% en bij een vervolgscreening 30% van de gevonden (invasieve) kankers niet groter is dan 1 centimeter; dat zo weinig mogelijk overbodige onderzoeken gebeuren d.w.z. dat niet meer dan 5% deelnemende vrouwen opgeroepen wordt voor verder opvolgingsonderzoek. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Evolutie Suïcide, 1995-2004 5 10 15 20 25 30 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Mannen (1/100.000 inw.) Vrouwen (1/100.000 inw.) BG Mannen BG Vrouwen Mannen Vrouwen OG Mannen OG Vrouwen Onbepaald + suïcide M Onbepaald + suïcide V Daling in direct gestandaardiseerde sterftecijfers (maar niet statistisch significant !): Voor mannen -10% Voor vrouwen -12% Daling in absolute aantallen Voor mannen -7% Voor vrouwen -9% Cijfers over depressies, zelfmoordgedachten en suïcidepogingen kunt u ook terugvinden op de website: zij zijn licht dalend maar ook deze verschillen zijn niet statistisch significant. Positief nieuws uit de gezondheidsenquête: hoewel het percentage personen met depressies niet daalde of steeg, steeg wel het percentage personen dat behandeld werd voor depressie (medicatie of psychotherapie). bron: VA Zorg en Gezondheid, 1995-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Evolutie participatiegraad bevolkingsonderzoek borstkankeropsporing Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Evolutie participatiegraad bevolkingsonderzoek borstkankeropsporing Vlaanderen 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 1/7/2002- 30/6/2004 1/10/2002- 30/9/2004 1/1/2003- 31/12/2004 1/4/2003- 31/3/2005 1/7/2003- 30/6/2005 1/10/2003- 30/9/2005 % 75% van de doelgroep wordt nog niet gehaald. Er is wel een lichte toename van 34% in de periode juli 02-juni 04, naar 36% in de periode okt. 03- sept. 05. bron: VA Zorg en Gezondheid, 2002-2005 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Percentage volwassen met overgewicht naar leeftijdsgroep Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 10 20 30 40 50 60 Man Vrouw 18 - 24 25 - 34 35 - 44 45 - 54 55 - 64 65 - 74 75 + BMI 30+ BMI [25-30[ Een eenvoudige manier om overgewicht te schatten is het berekenen van de Body Mass Index (BMI). Dit is de verhouding van het gewicht tot het kwadraat van de lengte. Vanaf een BMI van 25 stijgt de kans op morbiditeit en mortaliteit. 50% van de mannen en 35% van de vrouwen heeft overgewicht (een BMI van 25 of meer). Ongeveer 10% van de mannen en 12% van de vrouwen zijn zwaarlijvig (BMI 30 of meer). De gemiddelde BMI van de bevolking van het Vlaamse Gewest veranderde nauwelijks tussen 1997, 2001 en 2004. Het gemiddelde (24,9 in 2004) bereikt de grens van overgewicht. De gedetailleerde federale voedselconsumptiepeiling die in 2004 door Federale Overheidsdienst gefinancierd werd is een eerste echte meting van de voedingsgewoonten in België. Indien deze enquête herhaald wordt, zal zij ons iets over de evolutie van de voedingsgewoonten kunnen zeggen. bron: WIV Gezondheidsenquête, 2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 Evolutie vaccinatie Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 60 65 70 75 80 85 90 95 100 Polio 3 DTP 4 Hib 4 Hep 3 MBR Men C Vaccinatiegraad (%) 1999 zuigelingen 2005 zuigelingen 2005 adolescenten Meer details in het rapport van de recente vaccinatiecoveragestudie: ‘Studie van de vaccinatiegraad bij jonge kinderen en adolescenten in Vlaanderen in 2005’. “Vergeleken met de gegevens uit een gelijkaardige studie uit 1999 bij 1000 jonge kinderen, is de vaccinatiegraad voor alle vaccins sterk verbeterd. In de huidige studie zijn 97% van de zuigelingen volledig gevaccineerd tegen polio, klem (tetanus), kroep (difterie), kinkhoest (pertussis) en H influenzae type b in de loop van de eerste 6 maanden, en meer dan 92% ontving zijn 4° dosis in het tweede levensjaar. Meer dan 92% van de kinderen is volledig gevaccineerd tegen hepatitis B en 94% tegen mazelen, bof, rubella en meningokokken C. ... Van de Europese landen met een vergelijkbaar vaccinatiebeleid en gezondheidszorgsysteem bereiken enkel Finland en Nederland een even hoge vaccinatiegraad.” Polio 3 = vaccin tegen poliomyelitis, 3 doses DTP 4 = vaccin tegen difterie (kroep), tetanus (klem) en pertussis (kinkhoest), 4 doses Hib 4 = vaccin tegen Haemophilus influenzae, 4 doses Hep 3 = vaccin tegen hepatitis B, 3 doses MBR = vaccin tegen mazelen, bof en rubella (rode hond) Men C = vaccin tegen meningococcen van groep C bron: Vaccinatiegraad in Vlaanderen, 1999 & Studie van de vaccinatiegraad bij jonge kinderen en adolescenten in Vlaanderen in 2005 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Evolutie ongevallensterfte, 1998-2004 Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Evolutie ongevallensterfte, 1998-2004 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 1998 2004 mannen vrouwen andere ongevallen vallen vervoersongevallen Bovengrens BI Ondergrens BI Significante daling van de totale ongevallensterfte: Bij vrouwen voor alle ongevallen Maar bij mannen enkel voor vervoersongevallen (en totaal) Dus niet bij niet-intentioneel vallen: hier is nog werk aan de winkel voor valpreventie. Bij andere ongevallen is er zelfs een stijging. bron: VA Zorg en Gezondheid, 1998-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Evolutie percentage rokers Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Evolutie percentage rokers 5 10 15 20 25 30 35 40 45 1997 2001 2004 Mannen jonge mannen vrouwen jonge vrouwen % Niet-zware rokers Zware rokers Een daling van het percentage rokers bij alle mannen Een status quo van het percentage rokers bij alle vrouwen Een daling van het percentage rokers bij mannen tussen 15 en 24 jaar. Maar … Een stijging van het percentage rokers bij jonge vrouwen (15-24 jarigen) bron: Gezondheidsenquête, 1997-2004 www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Cijfers 2004 Nieuwe sterftecijfers per doodsoorzaak Nieuwe sterftecijfers zuigelingen Downloads: Statistiek van de doodsoorzaken 2004 Cijfers achter grafieken Op nieuwe website Tot besluit: Wat is er nieuw? Aantal geboortes daalt niet meer, maar de stijging is toe te schrijven aan niet-Belgische inwoners. Hoewel we op basis van de cijfers van 2002 en 2003 konden vermoeden dat de levensverwachting voor vrouwen niet langer zou stijgen, blijkt dit niet juist te zijn. De levensverwachting blijft stijgen zowel voor vrouwen als voor mannen. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx
Cijfers Zorg en Gezondheid Persconferentie Gezondheidsindicatoren 2004 25-10-2006 Cijfers Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren Geboorte en sterfte op nieuwe website van het agentschap www.zorg-en-gezondheid.be Adres van de nieuwe website voor het nieuwe Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid. Algemeen adres en adres specifiek voor de cijfers die door het agentschap worden bijgehouden. www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers.aspx