De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Sterftecijfers 2014 Cijfers Zorg en Gezondheid 21 september 2016

Verwante presentaties


Presentatie over: "Sterftecijfers 2014 Cijfers Zorg en Gezondheid 21 september 2016"— Transcript van de presentatie:

1 Sterftecijfers 2014 Cijfers Zorg en Gezondheid 21 september 2016
Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid verwerkt zelf de sterftecertificaten van het Vlaams Gewest. Sinds 2005 (registratiejaar 2003) wordt de nieuwe statistiek van de doodsoorzaken jaarlijks op de website van het agentschap gepubliceerd samen met een eerste algemene analyse. url: De sterftecijfers voor het jaar 2014 worden vandaag gepubliceerd. Sterftecijfers 2014 Cijfers Zorg en Gezondheid september 2016

2 Overzicht Gestegen levensverwachting
Sterftecijfers 2014 Overzicht Gestegen levensverwachting Longkanker blijft in opmars bij vrouwen Waar is er nog ruimte voor verbetering? “Vermijdbare” sterfte Zelfdodingscijfers Overzicht

3 Algemene sterftecijfers
Algemene sterftecijfers Met volgende onderwerpen: Absolute aantallen per maand Sterfte per leeftijd Evolutie totale sterfte Levensverwachting Belangrijkste doodsoorzaken Vlaanderen in Europa

4 Agentschap Zorg en Gezondheid
Sterftecijfers 2014 Sterfte per seizoen We vergelijken hier het absolute aantal overlijdens per maand en maken dan zwevende gemiddeldes per 3 (seizoen) en 12 maanden (jaar). In 2014 overleden er veel minder mensen dan in 2012 en We zitten weer op het niveau van (zie lijn gemiddelde over 12 maanden). 2012 en 2013 waren jaren met een hoog absoluut aantal overlijdens 2014: 2013: 2012: Toen er in 2003 veel mensen overleden, werd dit in 2004 gecompenseerd door minder overlijdens. Dit effect zien we dus opnieuw na 2012 en 2013. Het laagste aantal overlijdens voor de periode zien we in 2006. Voor andere jaren zien we dat Januari gemiddeld het hoogste aantal overlijdens (10%) kent. September gemiddeld het laagste aantal overlijdens (7%) kent. In 2014 overleden relatief weinig mensen en dit viel vooral op in de eerste 3 maanden. Het aantal overlijdens in december 2014 was wel hoger dan gemiddeld, maar niet uitzonderlijk hoog. In 2012 en 2013 zien we dat de hoge sterfte zich vooral in periodes van langdurige koude voordeed (02-03 ‘12 en ‘13). Agentschap Zorg en Gezondheid

5 Leeftijdsspecifieke sterfterisico’s
Sterftecijfers 2014 Leeftijdsspecifieke sterfterisico’s 100% 10% 1% Opgelet: deze grafiek heeft een logaritmische schaal. Het leeftijdsspecifieke sterfterisico is de kans dat iemand sterft op een bepaalde leeftijd. We drukken die hier uit door voor verschillende leeftijdsgroepen te berekenen hoeveel personen er per van die groep overlijden. Dit sterfterisico stijgt exponentieel met de leeftijd, uitgezonderd tussen jaar waar we een relatieve oversterfte zien, vooral bij jonge mannen. De sterfterisico's liggen voor elke leeftijdsgroep lager voor vrouwen dan voor mannen: dit vertaalt zich in verschillen in gestandaardiseerde sterfte, levensverwachting en verloren potentiële jaren. Agentschap Zorg en Gezondheid

6 Evolutie gestandaardiseerd aantal overlijdens
Sterftecijfers 2014 Evolutie gestandaardiseerd aantal overlijdens Door de toenemende vergrijzing verwachten we met de jaren steeds meer overlijdens. Door voor leeftijd te standaardiseren, houden we rekening met de veroudering van de bevolking. Die is bij vrouwen meer uitgesproken dan bij mannen. We merken: een geleidelijke daling van de gestandaardiseerde sterftecijfers over de laatste 15 jaar (mannen en vrouwen). Uitzondering is de discrete stijging bij de vrouwen in 2002 en 2003 (die werd gecompenseerd in 2004) en bij mannen en vrouwen in in 2014 daalde de gestandaardiseerde sterfte opnieuw sterk, zodat het sterfterisico weer helemaal in lijn is met de trend Mannen: 11,4 / inw. Vrouwen: 7,6 / inw. bij mannen daalde de gestandaardiseerde sterfte in per jaar gemiddeld met 31 per inwoners; bij vrouwen daalde de gestandaardiseerde sterfte in per jaar gemiddeld met 16 per inwoners. Opgelet: Deze cijfers zijn niet direct vergelijkbaar met vorige jaren, want nu gebruiken we de nieuwe Europese standaardpopulatie i.p.v. de Vlaamse standaardpopulatie van 2000. Agentschap Zorg en Gezondheid

7 Agentschap Zorg en Gezondheid
Sterftecijfers 2014 Levensverwachting Zoals in vorige jaren is de levensverwachting bij geboorte voor vrouwen hoger dan voor mannen. Na de lagere levensverwachting uit 2012 en 2013 sluiten we in 2014 terug aan bij de jarenlange trend van elk jaar een seizoen meer voor de levensverwachting. Overzicht levensverwachting voor enkele leeftijden (cijfers 2014):  bij geboorte: M - 79,8 V - 84,3 1 jaar: M - 79,5 V - 84,0 20 jaar: M - 60,8 V - 65,2 45 jaar: M - 36,7 V - 40,7 65 jaar: M - 19,1 V - 22,5 75 jaar: M - 11,8 V - 14,2 Agentschap Zorg en Gezondheid

8 Evolutie gestandaardiseerde sterfte: Belangrijkste oorzaken
Sterftecijfers 2014 Evolutie gestandaardiseerde sterfte: Belangrijkste oorzaken De totale gestandaardiseerde sterfte bij mannen daalde in de periode met 30% van 16 overlijdens naar 11,4 per inwoners (ASR-E). deze globale daling is te danken aan de daling van de sterfte door hart- en vaataandoeningen (- 44%); ziekten van het ademhalingsstelsel (- 48%); kanker en andere nieuwvormingen (- 25%). en werd deels te niet gedaan door de stijging van de sterfte door psychische en neurologische aandoeningen (o.a. dementie) (+ 25%). De totale gestandaardiseerde sterfte bij vrouwen daalde in de periode met 25% van 10 overlijdens naar 7,6 per inwoners (ASR-E). hart- en vaataandoeningen (-43%); ziekten van het ademhalingsstelsel (-39%); kanker en andere nieuwvormingen (-12%). psychische en neurologische aandoeningen (o.a. dementie) (+28%). Agentschap Zorg en Gezondheid

9 Belangrijkste doodsoorzaken per leeftijdscategorie
Sterftecijfers 2014 Belangrijkste doodsoorzaken per leeftijdscategorie Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen 0 jaar Aandoeningen met oorsprong in de perinatale periode (70 / 57%) Aandoeningen met oorsprong in de perinatale periode (46 / 47%) 1-14 jaar Aangeboren afwijkingen (10 / 17%) Niet-vervoersongevallen (4 / 12%) 15-19 jaar Suïcide (19 / 31%) Suïcide (9 / 36%) 20-24 jaar Vervoersongevallen (42 / 28%) Vervoersongevallen/ Suïcide (6 / 19%) 25-29 jaar Suïcide (50 / 40%) Suïcide (12 / 26%) 30-34 jaar Suïcide (53 / 34%) Suïcide (15 / 22%) 35-39 jaar Suïcide (56 / 30%) Suïcide (19 / 16%) 40-44 jaar Suïcide (76 / 29%) Suïcide / Borstkanker (32 / 15%) De doodsoorzaken verschillen per leeftijd: Tot de leeftijd van 44 jaar sterven mannen en vrouwen in grote lijnen door gelijkaardige oorzaken: Aandoeningen met oorsprong in de perinatale periode, ongevallen en zelfdoding. Zelfdodingen komen bij jonge mannen meer voor dan bij jonge vrouwen. In 2014 waren er bij jarige vrouwen exact evenveel overlijdens door borstkanker als door zelfdoding. Agentschap Zorg en Gezondheid

10 Belangrijkste doodsoorzaken per leeftijdscategorie
Sterftecijfers 2014 Belangrijkste doodsoorzaken per leeftijdscategorie Leeftijdsgroep Mannen Vrouwen 45-49 jaar Suïcide (80 / 17%) Borstkanker (55 / 17%) 50-54 jaar Longkanker (74 / 9%) Borstkanker (77 / 14%) 55-59 jaar Longkanker (202 / 15%) Longkanker (115 / 15%) 60-64 jaar Longkanker (321 / 18%) Longkanker (136 / 13%) 65-69 jaar Longkanker (472 / 18%) Borstkanker (160 / 11%) 70-74 jaar Longkanker (462 / 16%) Longkanker (149 / 9%) 75-79 jaar Longkanker (479 / 11%) Cerebrovasculaire aandoeningen (267 / 9%) 80-84 jaar Ischemische hartziekten (473 / 9%) Cerebrovasculaire aandoeningen (500 / 10%) 85+ jaar Hartdecompensatie, complicaties en ...* (952 / 11%) Hartdecompensatie, complicaties en ...* (2.091 / 15%) * Hartdecompensatie, complicaties en … : Hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk omschreven hartaandoeningen (I46; I50-I51) De doodsoorzaken verschillen per leeftijd en per geslacht. Vrouwen tussen 45 en 74 jaar sterven bijna even vaak door borstkanker (N: 630) als door longkanker (N: 619), vanaf 75 jaar sterven in de eerste plaats door cerebrovasculaire aandoeningen. Mannen tussen 45 en 49 jaar sterven in de eerste plaats door zelfdoding, tussen 50 en 79 jaar door longkanker, en vanaf 80 jaar door ischemische hartziekten. Bij mensen van 85 jaar en meer zijn hartdecompensatie en onduidelijke hartproblemen de meest voorkomende doodsoorzaak. Ischemische hartziekten: Hartziekten veroorzaakt door een verminderde bloedtoevoer naar de hartspier zelf. De verminderde bloedtoevoer is meestal een gevolg van een vernauwing van de slagaders. De meest typische aandoening van deze groep is het hartinfarct. Agentschap Zorg en Gezondheid

11 Vlaanderen in Europa: mannen
Sterftecijfers 2014 Vlaanderen in Europa: mannen Gemiddelde gestandaardiseerde sterftecijfers Conclusies: In Spanje, Italië en het Verenigd Koninkrijk sterven mannen het minst snel. Het snelst sterven de mannen in Letland, Litouwen en Bulgarije. In 10 landen sterven mannen minder snel dan in het Vlaams Gewest (plaats 11). Vlaanderen doet het daarmee iets beter dan Oostenrijk en Ierland, maar iets slechter dan Nederland en Duitsland. Agentschap Zorg en Gezondheid

12 Vlaanderen in Europa: Vrouwen
Sterftecijfers 2014 Vlaanderen in Europa: Vrouwen Gemiddelde gestandaardiseerde sterftecijfers Conclusies: In Frankrijk, Spanje en Italië, sterven vrouwen het minst snel. Het snelst sterven de vrouwen in Bulgarije, Roemenië en Letland. In 3 landen sterven vrouwen minder snel dan in het Vlaams Gewest (plaats 4). Vlaamse vrouwen sterven iets minder snel dan in Finland, Portugal en Zweden, maar wel iets sneller dan in Frankrijk, Spanje en Italië. Agentschap Zorg en Gezondheid

13 Vermijdbare sterfte Waar kan preventie en beleid nog winst boeken?
Sterftecijfers 2014 Vermijdbare sterfte Waar kan preventie en beleid nog winst boeken? Waar kan preventie, vaccinatie en vroeg-detectie het verschil maken? Hoe bepaal je waar preventiebeleid zich moet op focussen? Algemeen: vroegtijdige sterfte Specifieke selectie: Nieuwe internationale definitie (Eurostat – ONS-UK) Per leeftijd Evolutie gestandaardiseerde sterfte Evolutie belangrijkste vermijdbare doodsoorzaken Vlaanderen in Europa Gezondheidsdoelstellingen te linken aan sterftecijfers Preventie middelengebruik (tabak, alcohol, drugs) Valpreventie Suïcidepreventie Vroegtijdige kankeropsporing Gezondheidsdoelstellingen moeilijker te linken aan sterftecijfers Voeding en beweging Vaccinaties

14 Verloren potentiële jaren (0-74 jaar)
Sterftecijfers 2014 Verloren potentiële jaren (0-74 jaar) Op basis van de levensverwachting berekenen we het aantal verloren potentiële levensjaren (VPJ) bij mensen die vroegtijdig sterven, nl. voor de leeftijd van 75 jaar. Het totale aantal VPJ is bij mannen 1,5 maal groter dan bij vrouwen nl. 83 versus 56 per persoonsjaren. Het grote verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen is vooral toe te schrijven aan longkanker, suïcide, ischemische hartziekten (IHZ) en vervoersongevallen (VVO). Bij vrouwen is de belangrijkste oorzaak van verloren levensjaren borstkanker. De grafiek geeft de 5 belangrijkste oorzaken van verloren levensjaren bij mannen en de 5 belangrijkste bij vrouwen weer. Mannen: longkanker (longk.), suïcide, ischemische hartziekten (IHZ), vervoersongevallen (VVO) en hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk omschreven hartaan- doeningen (Hartdecomp e.a.) Vrouwen: borstkanker (borstk.), longkanker (longk.), suïcide, cerebro- vasculaire aandoeningen (CVA) en colorectale kanker (colorect.k.) 10 jaar geleden was het belang van longkanker bij vrouwen veel kleiner. Agentschap Zorg en Gezondheid Vergelijking met 2004

15 Theoretisch vermijdbare sterfte: absolute aantallen / percentages
Sterftecijfers 2014 Theoretisch vermijdbare sterfte: absolute aantallen / percentages Alle leeftijden 0-74 jaar Totaal vermijdbaar (21,6%): 18,3% te voorkomen 8,0% te behandelen vermijdbaar (64,5%): 53,7% te voorkomen 26,6% te behandelen Mannen 7.827 vermijdbaar (26,8%): 22,8% te voorkomen 8,8% te behandelen 7.208 vermijdbaar (65,9%): 55,3% te voorkomen 23,2% te behandelen Vrouwen 4.740 vermijdbaar (16,3%): 13,8% te voorkomen 7,3% te behandelen 4.012 vermijdbaar (62,2%): 50,9% te voorkomen 32,5% te behandelen “Vermijdbare sterfte” is een indicator voor waar nog verbeteringen mogelijk zijn in het gezondheidsbeleid. Het is een theoretisch concept dat evolueert met de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis en sterk afhankelijk is van welke doodsoorzaken op welke leeftijdsgrenzen als “mogelijk vermijdbaar” worden geselecteerd. Het gaat erom welke overlijdens uitgaande van de actuele, meest recente kennis en meest recente technische mogelijkheden, in de toekomst voor een groot deel zouden kunnen vermeden worden. Vanaf dit publicatiejaar gebruiken we een recentere definitie met nieuwe selecties die ook door Eurostat wordt gebruikt, en die door het Office for National Statistics van het Verenigd Koninkrijk is uitgewerkt. Met de hier gebruikte selecties, was 1 op de 4 sterfgevallen bij mannen in 2014 theoretisch te vermijden. Bij vrouwen was 1 op de 6 sterfgevallen theoretisch te vermijden. hiervan was 84%* preventief te voorkomen (zelfdodingen, ongevallen, longkanker, ischemische hartziekten) en 38%* was behandelbaar (colorectale kanker, ischemische hartziekten, cerebrovasculaire aandoeningen). * De percentages binnen vermijdbare sterfte mogen niet eenvoudig opgeteld worden, omdat sommige doodsoorzaken beschouwd worden als zowel preventief te voorkomen als te vermijden door een vroegtijdige opsporing en behandeling. Bij het beschrijven dan de totale vermijdbare sterfte houden we hier rekening mee (deze sterfgevallen worden niet dubbel geteld). Agentschap Zorg en Gezondheid

16 Vermijdbare sterfte per leeftijd
Sterftecijfers 2014 Vermijdbare sterfte per leeftijd Opgelet: deze grafiek heeft een logaritmische schaal. Deze “theoretische marge voor verbetering” verschilt per leeftijd. Net als het totale sterfterisico, stijgt het risico op vermijdbare sterfte exponentieel met de leeftijd (tot 74 jaar). Maar op jongere leeftijd is het aandeel van de vermijdbare sterfte in de totale sterfte veel groter dan op oudere leeftijd. Tussen 15 en 44 jaar is minstens 75% van de overlijdens “vermijdbaar”. Het grootste aandeel hiervan kan beschouwd worden als mogelijk preventief te voorkomen. De vermijdbare sterfte op jonge leeftijd is meer uitgesproken bij mannen dan bij vrouwen. Agentschap Zorg en Gezondheid

17 Evolutie vermijdbare sterfte
Sterftecijfers 2014 Evolutie vermijdbare sterfte De vermijdbare sterfte is in de periode gedaald, zowel bij mannen als bij vrouwen. Het aandeel vermijdbare sterfte in de totale sterfte bleef echter gelijk, zowel bij mannen (23%) als bij vrouwen (19%). Gemiddeld daalde het gestandaardiseerde aantal vermijdbare overlijdens bij mannen met 6 per per jaar, waarbij de sterkste daling te zien is bij ‘preventief te voorkomen’ overlijdens. Longkanker, zelfdoding en ischemische hartziekten zijn de belangrijkste oorzaken van vermijdbare sterfte bij mannen. Gemiddeld daalde het gestandaardiseerde aantal vermijdbare overlijdens bij vrouwen met 4 per per jaar, waarbij de sterkste daling te zien is bij sterfte door ‘behandelbare aandoeningen’. Niet-vervoersongevallen, borstkanker en longkanker zijn de belangrijkste oorzaken van vermijdbare sterfte bij vrouwen. Agentschap Zorg en Gezondheid

18 Agentschap Zorg en Gezondheid
Sterftecijfers 2014 Vlaanderen in Europa: sterfte door Mogelijks te behandelen aandoeningen Gemiddelde gestandaardiseerde sterftecijfers Eurostat publiceerde voor alle lidstaten de berekening van de mogelijks vermijdbare sterfte. Voor sterfte door mogelijk te behandelen aandoeningen is dit de rangschikking: In Frankrijk, Spanje, en Italië sterven relatief het minste inwoners door mogelijk behandelbare aandoeningen. In Letland, Litouwen en Roemenië sterven relatief het meest mensen door mogelijk behandelbare aandoeningen. In slechts 2 landen sterven inwoners minder snel dan in het Vlaams Gewest (plaats 3) door potentieel behandelbare aandoeningen. Vlaanderen doet het daarmee zelfs iets beter dan Italië en Nederland. Agentschap Zorg en Gezondheid

19 Vlaanderen in Europa: Mogelijk preventief te voorkomen sterfte
Sterftecijfers 2014 Vlaanderen in Europa: Mogelijk preventief te voorkomen sterfte Gemiddelde gestandaardiseerde sterftecijfers Eurostat publiceerde voor alle lidstaten de berekening van de potentieel vermijdbare sterfte. Voor mogelijk te voorkomen sterfte is dit de rangschikking: In Cyprus, Italië en Spanje sterven relatief het minste inwoners door mogelijk preventief te voorkomen oorzaken. Relatief sterven de inwoners van Litouwen, Letland en Hongarije het meest door mogelijk preventief te voorkomen oorzaken. In 9 landen sterven inwoners minder snel dan in het Vlaams Gewest (plaats 10) door te voorkomen doodsoorzaken. Vlaanderen doet het daarmee iets beter dan Ierland en het Verenigd Koninkrijk, maar slechter dan Frankrijk en Nederland. Agentschap Zorg en Gezondheid

20 Suïcide 2014 Gezondheidsdoelstelling 2020 Sterftecijfers 2014
Suïcide 2014 Gezondheidsdoelstelling 2020 De gezondheidsdoelstelling zelfdoding bepaalt dat de sterfte door zelfdoding bij mannen en vrouwen tegen 2020 moet verminderd zijn met 20% ten opzichte van 2000. De interpretatie van de cijfers is niet eenvoudig. In 2014 overleden er minder mannen en meer vrouwen door suïcide dan in 2013.

21 Zelfdoding en sterfte onbepaalde intentie
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding : mannen Zelfdoding Zelfdoding en sterfte onbepaalde intentie aantal overlijdens Europees gestandaardiseerd aantal overlijdens (/ inw.) startcijfer 2000 843 30,6 892 32,3 2013 771 24,8 942 30,2 huidig cijfer 2014 -13% 733 -23% 23,6 -0% 891 -12% 28,6 streefcijfer -20% (2020) 674 24,5 714 25,8 In 2014 overleden er minder mannen door suïcide dan in 2013, ook als we rekening houden met de overlijdens door onbepaalde intentie. In absolute aantallen was in 2014 t.o.v. 2000 het aantal suïcides (zo gerapporteerd) bij mannen gedaald met 13% het aantal suïcides en onbepaalde intenties samen gelijk gebleven (-0,1%). Rekening houdend met de veranderende leeftijdsverdeling en toenemende bevolking (hier gestandaardiseerd aantal o.b.v. Europese standaardbevolking), was in 2014 t.o.v. 2000 het aantal suïcides (zo gerapporteerd) bij mannen gedaald met 23% het aantal suïcides en onbepaalde intenties samen gedaald met 12% Samengevat : Rekening houdend met de veranderende leeftijdsverdeling, de toenemende bevolking en een aantal sterfgevallen waarbij het onduidelijk is of het om zelfdoding ging, was in 2014 t.o.v. 2000 het aantal suïcides bij mannen gedaald met ongeveer 17%. Agentschap Zorg en Gezondheid

22 Zelfdoding en sterfte onbepaalde intentie
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding : Vrouwen Zelfdoding Zelfdoding en sterfte onbepaalde intentie aantal overlijdens Europees gestandaardiseerd aantal overlijdens (/ inw.) startcijfer 2000 331 11,2 353 11,9 2013 281 8,5 376 11,3 huidig cijfer 2014 +1% 333 -10% 10,0 +7% 401 +2% 12,1 streefcijfer -20% (2020) 265 8,9 282 9,6 In 2014 overleden er meer vrouwen door suïcide dan in 2013, ook als we rekening houden met de overlijdens door onbepaalde intentie. In absolute cijfers was in 2014 t.o.v. 2000 het aantal suïcides (zo gerapporteerd) bij vrouwen gelijk gebleven (+1%) het aantal suïcides en onbepaalde intenties samen gestegen met 14% Rekening houdend met de bevolkingstoename en de veranderende leeftijdsverdeling (hier gestandaardiseerd aantal o.b.v. Europese standaardbevolking), was in 2014 t.o.v. 2000 het aantal suïcides (zo gerapporteerd) bij vrouwen gedaald met 10% het aantal suïcides en onbepaalde intenties samen licht gestegen met 2% Samengevat: Rekening houdend met de veranderende leeftijdsverdeling, de toenemende bevolking en een aantal sterfgevallen waarbij het onduidelijk is of het om zelfdoding ging, was in 2014 t.o.v. 2000 het aantal suïcides bij vrouwen gedaald met ongeveer 4%. Agentschap Zorg en Gezondheid

23 Evolutie zelfdoding en onbepaalde intenties
Sterftecijfers 2014 Evolutie zelfdoding en onbepaalde intenties Bij uitwendige doodsoorzaken is het niet steeds mogelijk om te bepalen of het om een ongeval, een doding of een suïcide ging. Bv. iemand sterft na een val, maar het is niet duidelijk of de overledene per ongeluk viel, zelf sprong, of door iemand geduwd werd. Die onduidelijke overlijdens zijn samengeteld onder de noemer "sterfte waarvan de intentie niet kan bepaald worden". Er is evidentie dat een belangrijk deel hiervan niet- herkende suïcides zijn. Hier worden de sterftecijfers door onbepaalde intenties opgeteld bij de suïcides (niet ingekleurde symbolen). Deze cijfers overstijgen de laatste jaren ruim de statistisch berekende betrouwbaarheidsintervallen rond bevestigde suïcide. Zij zijn een maat voor de onzekerheid over het suïcidecijfer en moeten beschouwd worden als het maximum voor het suïcide cijfer. Bij mannen daalden de suïcidecijfers tussen 2000 en 2007 (met +/- 1 per / jaar). Deze daling wordt getemperd als we rekening houden met overlijdens met onbepaalde intentie. Tussen 2007 en 2012 steeg het aantal suïcides bij mannen opnieuw gemiddeld met 3 per per jaar, om in 2013 en 2014 terug te dalen. Wanneer we de overlijdens met onbepaalde intentie meetellen, is de stijging sinds 2007 sterker (7 per per jaar) en de daling na 2012 iets minder uitgesproken. Voor vrouwen zijn trends minder duidelijk, maar het aantal overlijdens door onbepaalde intentie neemt wel toe. Agentschap Zorg en Gezondheid

24 Cijfers zelfdoding per leeftijd
Sterftecijfers 2014 Cijfers zelfdoding per leeftijd Hoewel suïcide de belangrijkste doodsoorzaak is bij jonge mensen, is zelfdoding een probleem in alle leeftijdsgroepen. De helft van de zelfdodingen gebeurt bij mannen jonger dan 50 en vrouwen jonger dan 54 (mediaan), terwijl in het Vlaamse Gewest slechts 5% van de sterfgevallen personen van jonger dan 53 betreft. 26 tot 35 per mannen in de leeftijdscategorieën tussen 25 en 59 jaar pleegden suïcide in 2014. Voor alle leeftijden zijn de vrouwelijke suïcidecijfers lager dan die van de mannen van dezelfde leeftijd. Bij vrouwen van 15 jaar of ouder varieert het suïcidecijfer tussen 3 en 24 op vrouwen. In de volgende slides wordt de evolutie van het suïcidecijfers per grote leeftijdsgroep telkens voor mannen en vrouwen beschreven. Er is het minst (of geen) winst geboekt in de middelbare leeftijdsgroep (45-59 jaar), zowel bij mannen als bij vrouwen en het meest bij oudere mannen. Agentschap Zorg en Gezondheid

25 Zelfdoding per leeftijdsgroep: 16-29 jaar
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding per leeftijdsgroep: jaar Mannen Vrouwen OI: overlijdens waarvan de intentie niet kon bepaald worden Mannen Bij jarige mannen daalde het aantal suïcides globaal tot 2007, maar stegen de cijfers daarna tot In 2013 en 2014 daalden ze echter opnieuw. Bij mannen was het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd in % lager dan in 2000. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in % lager dan in 2000. Vrouwen Bij jarige vrouwen kunnen we geen trend vaststellen. Bij vrouwen van deze leeftijd was het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd in % lager dan in 2000. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 2014 ook beduidend lager dan in 2000 (-23%). Agentschap Zorg en Gezondheid

26 Zelfdoding per leeftijdsgroep: 30-44 jaar
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding per leeftijdsgroep: jaar Mannen Vrouwen OI: overlijdens waarvan de intentie niet kon bepaald worden Mannen Bij jarige mannen daalden de cijfers tot 2007, om naar 2009 sterk te stijgen. In daalden de cijfers echter opnieuw zodat ze in 2014 respectievelijk 22% (suïcide zo gerapporteerd) en 15% (suïcide en onbepaalde intentie samen) lager waren dan in 2000. Vrouwen Bij jarige vrouwen schommelden de cijfers met pieken in 2000, 2004 en 2009. In 2014 lagen deze cijfers respectievelijk 32% (suïcide zo gerapporteerd) en 19% (suïcide en onbepaalde intentie samen) lager dan in 2000. Agentschap Zorg en Gezondheid

27 Zelfdoding per leeftijdsgroep: 45-59 jaar
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding per leeftijdsgroep: jaar Mannen Vrouwen OI: overlijdens waarvan de intentie niet kon bepaald worden Mannen In 2011 was er bij mannen van 45 tot 59 jaar een stijging van het suïcidecijfer die zich in 2012 en 2013 doorzette, maar niet meer in 2014. Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd lag in % lager dan in 2000. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in % hoger dan in 2000. Vrouwen Bij vrouwen van 45 tot 59 jaar bleven de cijfers schommelen: Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in % hoger dan in 2000. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in % hoger dan in 2000. Agentschap Zorg en Gezondheid

28 Zelfdoding per leeftijdsgroep: 60-74 jaar
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding per leeftijdsgroep: jaar Mannen Vrouwen OI: overlijdens waarvan intentie niet kon bepaald worden Mannen In 2014 was het sterftecijfer door suïcide zo gerapporteerd bij mannen tussen 60 en 74 jaar 26% lager dan in 2000 en dat van suïcide en onbepaalde intentie samen 13% lager dan in 2000. Vrouwen Bij vrouwen van 60 tot 74 jaar nam het sterftecijfer door suïcide in 2013 een plotse duik, maar die zette zich niet verder in 2014. Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in % lager dan in 2000, Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in % lager dan in 2000. Agentschap Zorg en Gezondheid

29 Zelfdoding per leeftijdsgroep: 75 jaar +
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding per leeftijdsgroep: 75 jaar + Mannen Vrouwen OI: overlijdens waarvan de intentie niet kon bepaald worden Mannen Bij mannen boven de 74 jaar daalde het gestandaardiseerde sterftecijfer tussen 2000 en 2006 sterk (suïcide zo gerapporteerd -45%; suïcide en onbepaalde intentie samen -35%) maar daarna steeg het terug. Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in % lager dan in 2000. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in % lager dan in 2000. Vrouwen Bij vrouwen boven de 74 jaar was er geen duidelijke trend. Hier namen de suïcidecijfers in 2013 een plotse vlucht en daalden ze opnieuw in 2014: Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in % hoger dan in 2000, Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in % hoger dan in 2000. Agentschap Zorg en Gezondheid

30 Zelfdoding (met onbepaalde intentie) Per provincie, 2014
Sterftecijfers 2014 Zelfdoding (met onbepaalde intentie) Per provincie, 2014 Provincie Mannen Vrouwen Totaal Vlaanderen 23,6 (28,6) 10,0 (12,1) 16,5 (20,1) West-Vlaanderen 28,0 (30,2) 13,4 (14,9) 20,6 (22,4) Oost-Vlaanderen 30,3 (35,8) 9,1 (11,7) 19,1 (23,0) Vlaams-Brabant 22,0 (28,0) 10,5 (12,9) 16,0 (20,3) Antwerpen 18,8 (25,5) 9,1 (10,9) 13,8 (18,0) Limburg 18,2 (21,3) 7,9 (10,0) 13,0 (15,6) Gestandaardiseerde cijfers, Europese standaardpopulatie 2013 Zowel In Oost- als in West-Vlaanderen zijn de suïcidecijfers voor mannen beduidend hoger dan het Vlaamse cijfer (28 en 19%). In Limburg is het cijfer een kwart lager dan het Vlaamse cijfer. 66% meer risico voor Oost-Vlaamse dan voor Limburgse man. In West-Vlaanderen is het suïciderisico voor vrouwen het hoogst (+34% t.o.v. Vlaanderen). In Limburg is het risico het laagst (-21% t.o.v. Vlaanderen) 70% meer risico voor West-Vlaamse dan voor Limburgse vrouw. De verhouding man/vrouw is het kleinst in Antwerpen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen (2/1) en het grootst in Oost-Vlaanderen (3/1). Agentschap Zorg en Gezondheid

31 Vlaanderen in Europa: Zelfdoding en onbepaalde intenties
Sterftecijfers 2014 Vlaanderen in Europa: Zelfdoding en onbepaalde intenties Rangschikking Europese lidstaten naar direct gestandaardiseerde sterfte door zelfdoding en onbepaalde intenties samen en situering Vlaams Gewest, gemiddelde op basis van nieuwe  Europese Standaardbevolking. Conclusies: In Griekenland, Cyprus en Italië sterven mannen het minst door zelfdoding en onbepaalde intenties. In Litouwen, Slovakije en Letland sterven mannen het meest door zelfdoding en onbepaalde intenties. In 17 landen sterven mannen minder snel door zelfdoding en onbepaalde intentie dan in het Vlaams Gewest (plaats 18). Vlaanderen zit daarmee ruim boven het Europese gemiddelde. België staat op plaats 19 met 32,5 zelfdodingen en onbepaalde intenties per mannen. Het beeld van de Europese vergelijking verschilt weinig als we dezelfde oefening doen met suïcide (zo gerapporteerd) alleen. Enkel de positie van Slovakije verandert veel. (Analyse beschikbaar op de website) Agentschap Zorg en Gezondheid

32 Vlaanderen in Europa: Zelfdoding en onbepaalde intenties
Sterftecijfers 2014 Vlaanderen in Europa: Zelfdoding en onbepaalde intenties Rangschikking Europese lidstaten naar direct gestandaardiseerde sterfte door zelfdoding en onbepaalde intenties en situering Vlaams Gewest, gemiddelde op basis van nieuwe  Europese Standaardbevolking. Conclusies: In Cyprus, Griekenland en Italië sterven vrouwen het minst door zelfdoding en onbepaalde intenties. In Slovakije, Litouwen en Portugal sterven vrouwen het vaakst door zelfdoding en onbepaalde intenties. In 21 landen sterven vrouwen minder door zelfdoding en onbepaalde intentie dan in het Vlaams Gewest (plaats 22). Vlaanderen zit daarmee ruim boven het Europese gemiddelde. België staat op plaats 25 met 12,3 zelfdoding en onbepaalde intenties per vrouwen . Het beeld van de Europese vergelijking verschilt weinig als we dezelfde oefening doen met suïcide (zo gerapporteerd) alleen. Enkel de positie van Slovakije verandert veel. (Analyse beschikbaar op de website) Agentschap Zorg en Gezondheid

33 Statistiek van de doodsoorzaak op
Sterftecijfers 2014 Statistiek van de doodsoorzaak op Statistiek-van-de-doodsoorzaak/ Vorige cijfers op verzoek beschikbaar  Gedetailleerde sterftecijfers in rekenbladformaat (XLS)


Download ppt "Sterftecijfers 2014 Cijfers Zorg en Gezondheid 21 september 2016"

Verwante presentaties


Ads door Google