Economische kringloop Met nationale rekeningen Hoofdstuk 3
Gezinnen Y = C + S + B Y is inkomen wat verdiend wordt in een land Gezinnen betalen over hun inkomen belasting (B) Wat overblijft consumeren (C) zij of sparen zij (S) Spaargeld (S) gaat naar de bank
Gezinnen Middelen Bestedingen Inkomen 355 Consumptie 240 Sparen 60 Belastingen 55
Overheid Overheid besteedt geld (O) Overheid betaalt dat met belastingen van gezinnen (B) Als overheid meer geld uitgeeft, dan dat er aan belastingen binnenkomt, dan is er een tekort (tekort: O > B) De overheid moet dan lenen bij de bank. Zij leent dan het geld dat de gezinnen gespaard hebben
Overheid Middelen Bestedingen Belastingen 55 Overheidsuitgaven 70 Tekort (O-B) 15
Buitenland Wij exporteren (E). We verkopen goederen en diensten aan het buitenland. We importeren (M). We kopen goederen en diensten in het buitenland in. Als E groter is dan M, is er een overschot. Dat noemen we overschot op lopende rekening van de betalingsbalans Het buitenland moet dan lenen bij ons. Ze lenen dat van de gezinnen via de banken
Buitenland In Nederland 2012: E = 530 miljard M = 480 miljard
Buitenland Voor het buitenland is onze import hun inkomsten (wij moeten het buitenland immers betalen voor de spullen die wij bij hen kopen) Voor het buitenland is onze export hun bestedingen (buitenland moet aan ons onze export betalen)
Buitenland Middelen Bestedingen Import 270 Export 290 Tekort (E-M) 20
Bedrijven W = C + I + O + (E - M) Bedrijven produceren. Productie is W. Wat ze produceren, verkopen ze ook. Bedrijven produceren en verkopen: De consumptiegoederen die gezinnen kopen (C) De investeringsgoederen die bedrijven kopen (I) De goederen en diensten die de overheid koopt (O) De goederen en diensten die het buitenland bij ons koopt (E )
Bedrijven Middelen Bestedingen Consumptie 240 Inkomen 355 Investeringen 25 Import 270 Overheidsbestedingen 70 Export 290 625
spaargeld Gezinnen sparen: 60. Dit gaat naar: S = (O- B) + (E - M) + I Overheid om tekort te betalen: 15 Buitenland om tekort te betalen: 20 Bedrijven om investeringen te financieren: 25 S = (O- B) + (E - M) + I 60 = 15 + 20 + 25
Bedrijven Bedrijven investeren: kopen machines, gebouwen en voorraden Bruto investeringen: vervangingsinvesteringen en uitbreidingsinvesteringen Netto investeringen: uitbreidings-investeringen; dus extra machines en voorraden
Bedrijven Vervangingsinvesteringen: financieren uit afschrijvingen Uitbreidingsinvesteringen: financieren via lening bij de bank (spaargeld gezinnen)
Afschrijvingen X koopt en betaalt een machine € 100.000 en schrijft deze in 10 jaar af. X verdeelt dan de kosten van de aanschaf van de machine over 10 jaar, elk jaar € 10.000 aan afschrijvingen.
Jaarrekening Natasja Opbrengsten Kosten Inkoop 100.000 Omzet 200.000 Afschrijvingen 10.000 Lonen 60.000 Winst 30.000 Totaal
Afschrijvingen Alle kosten en omzet worden via de bank betaald. Dat betekent dat er € 200.000 binnenkomt Dat betekent dat er € 190.000 wordt betaald Er blijft dus elk jaar € 10.000 over, die zet je apart Als je dat 10 jaar doet, kun je na 10 jaar de bestaande machine vervangen.
China en VS China: overschot betalingsbalans: 201 miljard dollar (2011); er komt 201 miljard meer binnen dan dat er uitgaat. VS: tekort betalingsbalans: 470 miljard dollar. Geld dat China overhoudt gaat naar …….. China betaalt het begrotingstekort van de VS