De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 8 Welvaart en groei.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 8 Welvaart en groei."— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 8 Welvaart en groei

2 8.1. Nationaal inkomen en welvaart
In deze paragraaf gaan we de welvaart in een land berekenen aan de hand van De waarde van de productie in een land (BBP = Bruto Binnenlands product) De waarde van het verdiende inkomen in een land De bestedingen in een land Welvaart = de hoeveelheid goederen en diensten die je kan kopen Productie = het toevoegen van waarde aan inkochte grond- en hulpstoffen = Toegevoegde waarde = verkoopopbrengst – (inkoopwaarde van grond- en hulpstoffen en diensten van derden) De optelsom van alle toegevoegde waardes in een land van bedrijven en overheid = waarde van de totale productie Filmpje CBS over BBP:

3 Methode 1: Waarde van de productie
De bedrijfskolom van een DVD-muziekvideo Bereken de productiewaarde (= toegevoegde waarde) van de winkelier als deze 1000 DVD’s verkoopt. Omzet Inkoopwaarde - Toegevoegde waarde = Productiewaarde Betalen van de productiefactoren: Kapitaal Arbeid Natuur Ondernemer Rente, Huur Loon Pacht Winst

4 De afschrijvingen om de kapitaalgoederen te vervangen
Let op: toegevoegde waarde van de overheid is niet te berekenen; daarom stellen we dat die gelijk is aan de totale omvang van de ambtenarensalarissen. De toegevoegde waarde wordt voor twee zaken gebruikt: De beloning van de productiefactoren in de vorm van loon + rente + pacht + huur + winst De afschrijvingen om de kapitaalgoederen te vervangen Totale productie = Bruto Binnenlands Product (BBP) BBP - Afschrijvingen = Netto Binnenlands Product = Netto Nationaal inkomen (NNI) !!! Oefenopgaves:

5 Geef van iedere productiefactor een voorbeeld:
Methode 2: Inkomen Geef van iedere productiefactor een voorbeeld: BUDDY DIVE Loon = $ Rente = $ Huur = $ Pacht = $ Winst = $ Productie = $ Productiefactor (& beloning) Buddy Dive Ondernemerschap (Winst) Arbeid (Loon) Kapitaal (Rente en Huur) Natuur (Pacht) Eigenaren Buddy Dive Resort Dive instructors, bartender, housekeeping Duiktanks, Boten, Hotel, tafels, computers, auto’s Koraalriff, zee

6 BBP Bonaire 2012 = ……………. Bron: CBS
Methode 3: Bestedingen $ 372 mln. BBP Bonaire 2012 = …………… Bron: CBS Verdeling: Consumptie (Gezinnen en Overheid) = Investeringen bedrijven = Export = Import = Saldo = Nationaal Inkomen = BBP = $ 310 mln. $ 86 mln. $ 181 mln. $ 205 mln. - $ 24 mln. $ 372 mln.

7 totaal van alle bestedingen in een land = C = Consumptie (gezinnen)
Het nationaal inkomen (Y) = optelsom van loon + rente + huur + pacht + winst = totaal van alle bestedingen in een land = C = Consumptie (gezinnen) I = Investeringen (bedrijven) O = Overheidsbestedingen (overheid) + E-M = saldo buitenland (export – import) Y = Nationaal inkomen = waarde van de totale productie = toegevoegde waarde overheid + bedrijven in een land

8 De geldkringloop maakt deze samenhangen in de economie op een andere wijze duidelijk:

9 Voorbeeld van een geldkringloop
Voorbeeld van een geldkringloop. Vul de ontbrekende getallen in en teken de juiste richting van de pijltjes bij overheidssaldo en saldo lopende rekening 160 20 tekort 100 50 overschot

10 De geldkringloop zie ook terug in de nationale rekeningen = overzicht van geldstromen per sector.

11 Samenhangen in de economie
Identiteit 1: gezinnen en Identiteit 2: bedrijven Y = C + B + S en Y = C + I + O + E – M C + B + S = C + I + O + (E – M) (B – O) + (S – I) = (E – M) Nationaal Spaarsaldo = Saldo Lopende rekening Particulier spaarsaldo + Overheidssaldo Leiden tot: Of, mischien logischer om te begrijpen … Het spaargeld (S) wordt gebruikt voor het financieren van: Investeringen van de bedrijven (I) Het overheidssaldo (B-O) Saldo buitenland (lopende rekening = E-M) S = I + (O-B) + (E-M) > Let wel: De vergelijking is ALTIJD in evenwicht, dus controle op je antwoord is makkelijk!!!

12 Bezwaren tegen deze wijze van vergelijken welvaart:
Om de welvaart tussen landen te vergelijken bereken je het inkomen per hoofd van de bevolking = Nationaal inkomen / aantal inwoners. Bezwaren tegen deze wijze van vergelijken welvaart: Er wordt niet gelet op verdeling van het inkomen over de huishoudens in een land (scheve verdeling > meeste mensen arm) Houdt geen rekening met gevolgen van productie voor het milieu en de gezondheid van mensen Je houdt geen rekening met onbetaalde (vrijwillige) productie en zwart werken Het vergelijken van de welvaart van landen door het berekenen van het BBP per hoofd geeft enkel de welvaart in enge zin weer.

13 Oefenopgave economische kringloop
Bereken het particulier spaarsaldo. Is het een overschot of een tekort? Bereken het overheidssaldo. Is het een overschot of een tekort? Bereken het saldo buitenland (Saldo op de lopende rekening). Heeft het buitenland een overschot of een tekort? Controleer dat het Nationaal Inkomen inderdaad 450 is op 2 manieren! Stel de nationale rekeningen op (zie voorbeeld blz. 173) S - I = 20 B - O = - 10 E - M = 10 TEKORT! Klopt!

14 Oefenopgave economische kringloop
Antwoorden Gezinnen Uitgaven Inkomsten B Y C S Totaal Totaal Bedrijven Uitgaven Inkomsten Y C M I O E Totaal Totaal Overheid Uitgaven Inkomsten O B (B – O) Totaal Totaal Buitenland Uitgaven Inkomsten E M (E – M) Totaal Totaal

15 8.2: Inkomensverdeling Bev. Inkomen Bev. Cumulatief Ink. Cumulatief
Inkomensverdeling in de VS: Bev. Inkomen Bev. Cumulatief Ink. Cumulatief 20% 100% 1% 20% 1% 1% 40% 2% 5% 60% 7% 10% 80% 17% 83% 100% 100% % van het inkomen  1% 1% 5% 10% 83% % van de bevolking 

16 Je kan op twee manieren kijken naar de inkomensverdeling in een land:
Categoriale inkomensverdeling = inkomensverdeling over de productiefactoren Personele inkomensverdeling = inkomensverdeling over personen/gezinnen De beloningen voor de productiefactoren zijn loon + rente + huur + winst + pacht = primaire inkomen in een land. Voor de categoriale inkomensverdeling kijk je welk deel van het primaire inkomen naar de lonen gaat (=loonquote = loon/netto nationaal inkomen x 100%), of naar de winst (=winstquote = winst/netto nationaal inkomen x 100%), enz. Meestal kijken we echter naar de arbeidsinkomensquote (aiq) en de overige inkomensquote(oiq) AIQ = loon + toegerekend loon zelfstandigen / nni x 100% OIQ = overige inkomens / nni x 100%

17 Voorbeeld: Loon = 100 miljard
Zelfstandigen krijgen de nettowinst als beloning voor zowel het kapitaal dat ze in hun onderneming gestoken hebben als voor de arbeid die ze geleverd hebben. Dat deel dat ze krijgen als beloning voor hun arbeid, noemen we toegerekend loon zelfstandigen. Voorbeeld: Loon = 100 miljard Rente = 12 miljard Winst = 25 miljard (waarvan 10 tlz) Pacht = miljard Huur = 14 miljard NNI = 156 miljard AIQ = ( ) / 156 x 100% = 71% OIQ = ( ) /156 x 100% = 29% Een verandering van de AIQ of OIQ geeft aan of het investeringsklimaat wel of niet verbetert.

18 De grafiek wordt getekend op basis van een tabel.
De personele inkomensverdeling wordt meestal weergegeven met behulp van de Lorenzcurve. Dit is een grafiek die weergeeft hoe het inkomen in een land over personen of gezinnen verdeeld is. De grafiek wordt getekend op basis van een tabel. De link hieronder laat dat stap voor stap zien: 1. Bevolking in inkomensgroepen indelen van arm naar rijk 2. Percentages inkomen per groep uitrekenen 3. De percentages cumuleren

19 Je kan tenslotte ook kijken naar de vermogensverdeling in een land
Je kan tenslotte ook kijken naar de vermogensverdeling in een land. Vermogen = de waarde van je bezittingen.

20 Lorenzcurve VS Nivellering is het gevolg van
Progressieve belastingheffing > Verschil tussen arm en rijk wordt: Kleiner! Denivellering is het gevolg van Degressieve belastingheffing > Verschil tussen arm en rijk wordt: Groter Nivellering Denivellering

21 Vermogensverdeling 1993 <> 2011

22 Oefenopgave Lorenz Hoe is de inkomensverdeling?
De personele inkomensverdeling houdt veel mensen bezig. Sommigen vinden dat de verschillen in inkomen te klein zijn, anderen beweren juist het tegenovergestelde. De personele inkomensverdeling kan worden weergegeven door middel van een Lorenzcurve. In onderstaande figuur is de Lorenzcurve getekend. Daan en Rashid, beiden 25 jaar oud, werken allebei 40 uur per week bij dezelfde werkgever. Het loon van Daan bedraagt bruto € per maand en het loon van Rashid bedraagt bruto € 2.000 per maand. a. Noem twee oorzaken waardoor het brutoloon van Daan hoger kan zijn dan dat van Rashid. Welke conclusie kun je trekken als de Lorenzcurve zou samenvallen met de diagonale stippellijn? Licht het antwoord toe. Bereken hoeveel procent van het totale inkomen wordt ontvangen door de 25% meest verdienende personen. Stel dat het totale inkomen toeneemt. De minst verdienende helft van de personen ziet het gemiddelde inkomen met 4% per persoon stijgen. Het gemiddelde inkomen per persoon van de hoogst verdienende helft stijgt met 1%. Teken in de figuur van de bijlage een lijn die weergeeft hoe de Lorenzcurve na deze inkomensverandering zou kunnen lopen. Zet een B bij deze lijn. De Lorenzcurven A en B van de bijlage zouden ook betrekking kunnen hebben op twee landen, bijvoorbeeld Nederland en Mexico. Welke van beide curven (A of B) geldt dan, denk jij, voor Mexico? Licht het antwoord toe.

23 Antwoorden oefenopgave
(2) 1. - Daan is hoger opgeleid. - Daan is productiever. - Daan doet zwaarder/ meer verantwoordelijk werk. (1) 2. Dat iedereen een even hoog inkomen heeft. (2) 3. De minst verdienende 75% ontvangt 50% van het totale inkomen. De meest verdienende 25% verdient dan 100 – 50 = 50%. (1) 4. Een willekeurige Lorenzcurve (B) tussen de gegeven Lorenzcurve A en de diagonaal. (2) 5. Curve A. Deze ligt verder van de diagonaal af, omdat de inkomensverschillen in verhouding groter zijn/de verschillen in armere landen groter zijn dan in Nederland.

24 8.3 Belastingheffing Belastingen kun je in 2 groepen indelen:
Directe belastingen = belastingen op personen en bedrijven die direct aan overheid worden afgedragen (loonbelasting, vennootschapsbelasting, onroerende zaak belasting) Indirecte belastingen = belastingen op goederen en diensten die via bedrijven of instellingen aan de overheid worden afgedragen (btw, accijns, invoerrechten) In deze paragraaf gaan we vooral in op de loon- en inkomstenbelasting.

25 Loonbelasting kan op 3 manieren vorm krijgen:
Degressieve heffing = je betaalt in % minder belasting naarmate je rijker bent (bijvoorbeeld een vast bedrag per persoon) Proportionele heffing = je betaalt in % evenveel belasting, of je nu arm of rijk bent (bijvoorbeeld zoals op Bonaire 30,4%) Progressieve heffing = je betaalt in % meer belasting naarmate je rijker bent (oplopende percentages zoals in Nederland van 32%, via 35% en 42% naar 52%) We zullen eerst het belastingsysteem in Nederland uitleggen Kijk niet naar de tabellen in het boek!!!

26 Berekenen van het belastbaar inkomen
Maak de volgende 3 stappen bij het uitrekenen van de loonheffing in Nederland: Berekenen van het belastbaar inkomen Stel het bruto jaarinkomen vast = alle maandinkomens vakantiegeld Bepaal de hoogte van de aftrekposten = rente hypothecaire lening / studiekosten / ziektekosten, …….. Stel het eigenwoningforfait vast = bedrag dat je als woningbezitter bij je inkomen op moet tellen omdat je geen huurkosten hebt. Bepaal het belastbaar inkomen = bruto-inkomen – totaal aftrekposten + eigenwoningforfait. Pas het schijventarief toe en reken per schijf de te betalen belasting en tenslotte het totale belastingbedrag uit. Bepaal de hoogte van de heffingskortingen en trek dit van het berekende belastingbedrag af (algemene heffingskorting, arbeidskorting, bejaardenkorting, ……..)

27 Berekenen loon- en inkomstenbelasting (loonheffing): Bruto inkomen 60
Berekenen loon- en inkomstenbelasting (loonheffing): Bruto inkomen Aftrekposten Eigenwoningforfait Belastbaar inkomen x schijventarief = belastingbedrag (zie dia 26) - heffingskortingen (zie dia 27) te betalen belasting Gemiddelde belasting tarief = / x 100% = 25,7 % 1 2 3

28 Toepassen schijventarief:
53.800 x 36,55% = 33.878 (= ) x 40,15% = x 40,15% = Totale belasting

29 Heffingskorting = bedrag dat je van je te betalen belasting mag aftrekken i.v.m. leefomstandigheden. Stel: je bent 32 jaar, getrouwd en werkt, dan heb je recht op: Algemene heffingskorting Arbeidskorting Totaal heffingskortingen

30 Belastingstelsel Bonaire
Bruto jaarinkomen Aftrekposten - Belastingvrije som Belastbare som x 30,4 % = te betalen belasting = = Gemiddeld belastingtarief = / x 100% = 20,3% Gemiddeld belastingtarief = / x 100% = 24,3% Conclusie: ook progressief door belastingvrije som !

31 8.4 Verschillen in economische groei
Economische groei = toename van de productie. Economische groei is afhankelijk van de bestedingen de productiecapaciteit De productiecapaciteit = wat je maximaal kan produceren met inzet van alle productiefactoren. De omvang van je productiecapaciteit wordt bepaald door de hoeveelheid productiefactoren (arbeiders, kapitaalgoederen, grondstoffen, land) De kwaliteit van de productiefactoren (hoog geschoolde arbeiders, technische ontwikkeling machines, kwaliteit land, kwaliteit waterwegen)

32 Economische activiteiten in een land kun je in 4 sectoren indelen:
In de Westerse (rijke) landen is vooral de kwaliteit van de productiefactoren de afgelopen eeuwen sterk verbeterd. In de ontwikkelingslanden is nooit geld genoeg geweest voor goed onderwijs en onderzoek om dat te kunnen bereiken. Structuurontwikkeling is de verandering in de hoeveelheid en kwaliteit van de productiefactoren. Economische activiteiten in een land kun je in 4 sectoren indelen: Primaire sector = landbouw + mijnbouw + visserij Secundaire sector = industrie Tertiaire sector = commerciële dienstverlening Quartaire sector = niet-commerciële dienstverlening (overheid)

33 In het rijke Westen is de arbeidsproductiviteit (productie per arbeider) in de primaire en secundaire sector sterk gestegen. Dit kwam door betere scholing en gebruik van betere machines. Hierdoor werken er steeds minder mensen in deze twee sectoren en steeds meer in de dienstverlening. In de arme landen werken de meeste mensen nog steeds in de primaire en secundaire sectoren; dit zijn juist de sectoren met, in verhouding, de laagste toegevoegde waarde! Het verschil tussen rijke en arme landen is de afgelopen eeuwen steeds groter geworden als gevolg van de verschillen in structurele ontwikkeling. Dit noemen we divergentie. Van convergentie is sprake als de verschillen kleiner worden, zoals met landen als China en India.


Download ppt "Hoofdstuk 8 Welvaart en groei."

Verwante presentaties


Ads door Google