Scenariostudie voortzetting huidig beheer Alterra, SOVON, Altenburg & Wymenga en Bureau ZET 17 november 2011 Bijeenkomst met de doelgroep

 Scenario studie?  Netwerk weidevogelgebieden  Gruttopopulatie in ruimte en tijd  Resultaten simulatie huidig beheer  Conclusies  Voorzet discussie over vervolg Opbouw

1. Inleiding: Scenariostudie? Doel: Perspectieven gruttopopulatie bij voorzetting van het huidige weidevogelbeheer Andere scenario’s later Betekenis: Elke beschrijving van de werkelijkheid heeft beperkingen. Dat geldt zeker ook voor dit model Het helpt de consequenties van de beschikbare kennis te doordenken

2. Netwerk weidevogelgebieden Invoer model: x, y, opp, kwaliteit Hoe kun je weidevogelgebieden hiertoe reduceren? Er is gelet op: 1. Huidige verspreiding (Henk, Sovon) 2. Weidevogel beheer volgens DR 3. Gebied geschikt voor kerngebieden (GGK2011)

2. 1 Huidige verspreiding Grutto (21537/24000)

2. 1 Huidige verspreiding: gebieden >10p

2. 1 Gebieden aanvullen: kwaliteit & beheer (g)

2. 2 Weidevogelbeheer DR ABtotaal weidevogelbeheer > 10 ha weidevogelbeheer < 10 ha geen weidevogelbeheer

3. Gruttopopulatie in ruimte en tijd Al heel wat populatiemodellen gemaakt Niet ruimtelijk; houden dus geen rekening met beperkingen voor uitwisseling Een ruimtelijk model kan helpen inzicht te krijgen in: 1. Betekenis van (kuiken)overleving ed. 2. Minimale omvang van het hele netwerk 3. Betekenis van niet optimale gebieden 4. Optimale verhouding BRON-PUT 5. (?) minimale grootte 6. (?) minimale afstand

Simulatiemodel Volwassen vogels in plek Reproduceren Overleven Dispersie Instellingen (lit.) Dichtheidsafhankelijk Netwerk weidevogelbeheer

3. Literatuur Reproductie 0.45 vrouwtjes/paar broedende paren, nestoverleving, kuikenoverleving Zeer laag in intensief grasland (lage dichtheden) Overleving: Subadulten 0.51 Adulten 0.88 sd 0.06 Dispersie: Adulten zeer plaatstrouw, binnen enkele km Jonge broedvogels, iets minder plaatstrouw, binnen km Bron – put relaties Weidevogelgebied als geheel over de jaren PUT Extensief grasland en reservaten soms BRON

3. Gruttopopulatie in ruimte en tijd Betekenis weidevogelbeheer: Weidevogelbeheer mozaiekbeheer Kwaliteitschaal

3. Instellingen voor weidevogelbeheer Kwaliteit : 100 = BRON 20 = PUT

4. lage dichtheid/intensief= lage reproductie: Zonder Allee effect:

4. lage dichtheid/intensief= lage reproductie: met Allee effect: kuikenverlies % 1165 gebieden ha

4. Wat gebeurd er als we de B gebieden zonder beheer weglaten? 797 gebieden ha

4. Wat gebeurd er als we alle gebieden zonder beheer weglaten? 464 gebieden ha

4. Alleen de gebieden met de beste kwaliteit (A) overhouden? 231 gebieden 9759 ha

4. Alleen de gebieden met > 10 ha weidevogelbeheer? 130 gebieden 8562 ha

4. Samenvatting resultaten

4. Wat is de ondergrens? Één plek alleen sterft uit Bij drie of vijf plekken staan er enkele leeg De zeven grootste gebieden samen leveren een complete bezetting op Het gaat dan om 1749 ha waarin 1200 grutto’s overleven (69 p/100 ha)

5. Conclusies Kuikenoverleving grote onbekende maar essentieel Zonder Allee groei naar p (30p/100 ha) Verschil beheerd-onbeheerd BRON-PUT noodzakelijk Grote oppervlaktes onbeheerd gebied: Lage dichtheden Dienen als buffer Minimale omvang netwerk: politieke keuze Kiezen voor A-gebieden geeft hoogste rendement (indien aangenomen kwaliteit gehaald wordt)

6. Voorzet discussie over vervolg Prioriteit één: volledige bestanden weidevogelbeheer Selectie gebieden en beheer beperken tot definitieve zoekgebied Onderzoeken hoe beheerkernen en mozaiekbeheer op elkaar inwerken Realistische scenario’s uitwerken en effectiviteit vergelijken Keuzes maken

Bedankt voor de aandacht